Page 65 of 289

SPIEGELS
BINNENSPIEGEL MET DAG/NACHTSTAND
De auto is voorzien van een spiegel met één kogelge-
wricht. Deze spiegel wordt aangedraaid in een vaste
stand. De spiegel is bevestigd op een steun op de
voorruit, die een linkse schroefdraad heeft. De spiegel
kan zonder gereedschap worden aangebracht.
De spiegelkop kan naar boven, beneden, links en rechts
worden aangepast aan de bestuurder. Draai de spiegel
zo dat u door het midden van de achterruit kijkt.
Hinderlijke weerspiegeling van de koplampen van ach-
terliggers kunt u verminderen door het hendeltje on-
der de spiegel in de nachtstand te zetten (naar de
achterkant van de auto toe). Stel de spiegel af terwijl
deze in de dagstand staat (naar de voorruit toe).
(afb. 37)BINNENSPIEGEL MET AUTOMATISCHE
DIMSTAND — INDIEN AANWEZIG
Dit type spiegel dimt automatisch de hinderlijke weer-
spiegeling van de koplampverlichting van achterliggers.
Deze functie is standaard ingeschakeld en wordt alleen
uitgeschakeld als het voertuig achteruit rijdt. (afb. 38)
Om tijdens reinigen de spiegel niet te
beschadigen mag reinigingsvloeistof
nooit rechtstreeks op de spiegel worden
gespoten. Breng de vloeistof aan op een schone
doek en wrijf de spiegel daarmee schoon.
BUITENSPIEGELS
Voor optimaal resultaat dient u de spiegels zo af te
stellen dat u de naastliggende rijbaan goed in het zicht
hebt en er tevens een geringe overlapping is met het
zicht in de binnenspiegel.
(afb. 37) Met de hand instelbare achteruitkijkspiegel
(afb. 38) Binnenspiegel met automatische dimstand
58
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 66 of 289

OPMERKING:Het bolle oppervlak van de buiten-
spiegel aan de passagierszijde biedt een veel bredere
kijkhoek, en brengt de rijbaan naast uw auto goed inbeeld.
WAARSCHUWING!
Auto's en andere voorwerpen lijken in de
bolle spiegel aan passagierszijde kleiner
en verder weg dan ze in werkelijkheid zijn.Als u te
veel op de passagiersspiegel vertrouwt , kunt u in
botsing komen met een ander voertuig of object .
Gebruik uw binnenspiegel om de grootte van of
de afstand tot een voertuig te schatten dat u in
de rechterspiegel ziet . Als u deze waarschuwing
niet opvolgt , kan dit ernstig letsel of de dood tot
gevolg hebben.
ELEKTRISCH BEDIENDE BUITENSPIEGELS
De schakelaar voor de elektrisch bediende buitenspie-
gels bevindt zich op het bekledingspaneel in het be-
stuurdersportier. (afb. 39)
Modellen zonder de functie "Ruit snel
openen/sluiten"
Druk op de spiegelkeuzetoets met de letter L (links) of
R (rechts) en druk vervolgens op één van de vier
pijltjestoetsen om de spiegel in de richting van de pijl te
verstellen. Modellen met de functie "Ruit snel
openen/sluiten"
Druk op de spiegelkeuzetoets met de letter L (links) of
R (rechts) en laat deze weer los. Druk vervolgens op
één van de vier pijltjestoetsen om de spiegel in de
richting van de pijl te verstellen. De keuzeschakelaar
slaat na 30 seconden af om te vermijden dat de spie-
gelstand na het verstellen onverhoeds wordt veran-
derd. OPMERKING:
Een lampje in de geselecteerde toets
brandt om aan te geven dat de spiegel is geactiveerd en
kan worden versteld.
ELEKTRISCH INKLAPBARE
BUITENSPIEGELS — INDIEN AANWEZIG
De schakelaar voor de elektrische inklapbare spiegels
bevindt zich tussen de spiegelschakelaars L (links) en R
(afb. 39) Elektrische spiegelschakelaars. 59
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 67 of 289

(rechts). Druk eenmaal op de schakelaar om de spie-
gels in te klappen en druk nogmaals op de schakelaar
om de spiegels naar de normale rijstand terug te
klappen. OPMERKING:Als de schakelaar voor de elektrisch
inklapbare spiegel meer dan 4 seconden wordt inge-
drukt of als de snelheid van het voertuig hoger is dan
8 km/u, wordt de inklapfunctie buiten werking gesteld.
Als de spiegels zich in de ingeklapte stand bevinden en
de snelheid van het voertuig is gelijk aan of hoger dan
8 km/u, worden ze automatisch uitgeklapt.
HANDMATIG INKLAPBARE
BUITENSPIEGELS — INDIEN AANWEZIG
Sommige modellen beschikken over scharnierende bui-
tenspiegels. Dankzij het scharnier beweegt de spiegel
bij een onzachte aanraking naar voren en naar achteren
om beschadiging te voorkomen. Het scharnier kent
drie standen: naar voren, naar achteren en normaal.
VERWARMDE BUITENSPIEGELS — INDIEN AANWEZIG
Deze buitenspiegels zijn verwarmd ter bescher-
ming tegen aanvriezing. Deze functie wordt ge-
activeerd wanneer u de achterruitverwarming inscha-
kelt. Raadpleeg “Functies achterruit” voor meer
informatie. VERLICHTE MAKE-UPSPIEGELS — INDIENAANWEZIG
Beide zonnekleppen hebben een verlicht make-
upspiegeltje. Als u deze spiegel wilt gebruiken, klapt u
de zonneklep naar beneden en het spiegelklepje om-
hoog. Het lampje gaat automatisch branden. Als het
spiegelkapje wordt gesloten, gaat het licht uit. (afb. 40)
"Schuifstangfunctie" zonneklep — indien
aanwezig
Met deze functie zijn er meer standen mogelijk om de
zon te weren met de zonneklep.
1. Klap de zonneklep naar beneden.
2. Neem de zonneklep van de klem in het midden af.
3. Trek de zonneklep in de richting van de achteruit-
kijkspiegel om het zonwerende vlak te vergroten.
(afb. 40) Verlichte make-upspiegel
60
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 68 of 289
KLIMAATREGELING
ALGEMEEN OVERZICHT
Het systeem voor airconditioning en verwarming is
ontworpen voor een optimaal interieurcomfort onder
alle weersomstandigheden. Dit systeem kan worden
bediend met hetzij de bedieningsorganen van de auto-
matische klimaatregeling op het instrumentenpaneel of
via het scherm van het Uconnect Touch™ systeem.
Wanneer het Uconnect Touch™ systeem in een be-
paalde modus (Radio, Player, Settings, More, enz.) staat,
worden de temperatuurinstellingen voor de bestuur-
der en passagier aan de bovenzijde van het scherm
weergegeven.Toetsen
Toetsen bevinden zich aan de linker- en rechterzijde
van het Uconnect Touch™ 4.3 scherm in het midden
van het instrumentenpaneel. Ook onder het Uconnect
Touch™ scherm bevinden zich toetsen. (afb. 41)
(afb. 42) (afb. 43)
(afb. 41)
1 — Uconnect Touch™ systeem 4.3 toets airconditioning 61
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 69 of 289
Schermtoetsen
Schermtoetsen bevinden zich op het Uconnect
Touch™ display. (afb. 44) (afb. 45)(afb. 42)Automatische temperatuurregeling — toetsen(afb. 43)Automatische temperatuurregeling — toetsen
(afb. 44)
Uconnect Touch™ systeem 4.3 Handmatigetemperatuurregeling — schermtoetsen(afb. 45)
Uconnect Touch™ systeem 8.4 Handmatigetemperatuurregeling — schermtoetsen
62
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 70 of 289

Beschrijving van de toetsen en schermtoetsen
1. AC toets
Druk deze toets kort in om de huidige instelling van de
airconditioning (A/C) te wijzigen, het indicatielampje
brandt wanneer de A/C is ingeschakeld (ON). Indien de
auto is uitgerust met ATC, dan zorgt deze functie
ervoor dat de automatische bediening wordt veran-
derd in handmatige bediening en dat de AUTO indica-
tor uitgaat.
2. Recirculatietoets
Druk deze toets kort in om de huidige instelling te
wijzigen, het indicatielampje brandt wanneer de functie
is ingeschakeld (ON).
3. Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruik om de hoeveel-
heid lucht te regelen, die door het klimaatsysteem
stroomt. De schakelaar heeft zeven standen. Als het
aanjagertoerental bij uitvoeringen met ATC wordt ge-
wijzigd, schakelt de automatische bediening over op
handmatige bediening. Het toerental kan als volgt met
de toetsen of schermtoetsen worden ingesteld:
Toetsen
Het aanjagertoerental neemt toe wanneer u de scha-
kelaar vanuit de laagste stand rechtsom draait. Het
aanjagertoerental neemt af wanneer u de schakelaar
linksom draait.
Schermtoets — Uconnect Touch™ systeem 4.3
Druk op de aanjagerschermtoets om toegang te krijgen
tot het instelscherm van de aanjager. Druk op hetinstelscherm van de aanjager op de UP (harder) en
DOWN (zachter) pijlen om de aanjagersnelheid in te
stellen, of selecteer direct de snelheid door op de balk
bij het pictogram van de aanjager te drukken. De
aanjagersnelheid neemt toe wanneer u op de pijl om-
hoog drukt of rechtsom over de instelschaal beweegt.
De snelheid neemt af wanneer u op de pijl omlaag
drukt of linksom over de instelschaal beweegt.
Schermtoets — Uconnect Touch™ systeem 8.4
Gebruik het kleine pictogram om het aanjagertoeren-
tal te verlagen en het grote pictogram om dit toerental
te verhogen. De aanjager kan ook worden geselecteerd
door op de balk van de aanjager tussen de iconen te
drukken.
4. Knop Ontdooien vóór
Druk kort op deze knop om in plaats van de huidige
ingestelde luchtstroom de modus Ontdooien in te
schakelen. De indicator brandt wanneer deze functie is
ingeschakeld. Door deze functie te gebruiken schakelt
de automatische temperatuurregeling (indien aanwe-
zig) naar de handmatige modus. Wanneer de modus
Ontdooien wordt geselecteerd, kan het aanjagertoe-
rental toenemen. Wanneer de modus Ontdooien vóór
wordt uitgeschakeld, gaat de airconditioning terug naar
de vorige instelling.
5. Knop Ontdooien achter
Druk kort op deze knop om de achterruitverwarming
en de buitenspiegelverwarming (indien aanwezig) in te
schakelen. Een indicator brandt wanneer de achterruit-
verwarming is ingeschakeld. De achterruitverwarming
63
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 71 of 289

wordt na ongeveer 10 minuten automatisch uitgescha-
keld.
Als er geen acht wordt geslagen op deze
waarschuwingen, kan er schade optreden
aan de verwarmingselementen.
Wees voorzichtig bij het schoonmaken van de
binnenkant van de achterruit . Gebruik geen schu-
rende schoonmaakmiddelen om de binnenzijde
van de ruit te reinigen. Gebruik een zachte doek
en een zacht zeepsopje en wrijf evenwijdig aan de
verwarmingselementen. U kunt stickers verwijde-
ren met warm water.
Gebruik geen schrapers, scherpe voorwerpen of
schurende schoonmaakmiddelen om de binnen-
zijde van de ruit te reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich op veilige
afstand van de ruit bevinden.
6. Temperatuurregelknop passagiers OMHOOG
Biedt de passagiers een onafhankelijke temperatuurre-
geling. Druk deze toets om de ingestelde temperatuur
te verhogen. OPMERKING: Als deze toets wordt ingedrukt ver-
andert de Sync modus automatisch in exit Sync.
7. Temperatuurregelknop passagiers OMLAAG
Biedt de passagiers een onafhankelijke temperatuurre-
geling. Druk deze toets om de ingestelde temperatuur
te verlagen. OPMERKING:
Als deze toets wordt ingedrukt ver-
andert de Sync modus automatisch in exit Sync.
8. Toets klimaatregeling uit
Druk op deze toets om de klimaatregeling in of uit te
schakelen.
9. Toets AUTO werking — Indien aanwezig
Regelt automatisch de interieurtemperatuur door het
regelen van de luchtverdeling en de luchthoeveelheid.
Door deze functie te gebruiken schakelt de automati-
sche temperatuurregeling tussen de handmatige en
automatische modi. Raadpleeg "Automatische bedie-
ning" voor meer informatie.
10. Temperatuurregelknop bestuurder OMLAAG
Biedt de bestuurder een onafhankelijke temperatuur-
regeling. Druk deze toets om de ingestelde tempera-
tuur te verlagen. OPMERKING: In de Sync modus regelt deze toets
tegelijkertijd ook automatisch de temperatuurregeling
aan bestuurderszijde en aan passagierszijde.
11. Temperatuurregelknop bestuurder
OMHOOG
Biedt de bestuurder een onafhankelijke temperatuur-
regeling. Druk deze toets om de ingestelde tempera-
tuur te verhogen. OPMERKING: In de Sync modus regelt deze toets
tegelijkertijd ook automatisch de temperatuurregeling
aan bestuurderszijde en aan passagierszijde.
64
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 72 of 289

12. Modi
De luchtverdeling kan zo worden ingesteld dat lucht
vanuit de luchtroosters in het instrumentenpaneel, de
vloerroosters, de ontwasemingsroosters en de ont-
dooiroosters stroomt. De modus instellingen zijn als
volgt: Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters in het
dashboard. Deze roosters kunt u afzonderlijk in-
stellen om zo de luchtstroming te regelen. De schoe-
pen van de uitblaasopeningen in het midden van het
dashboard en in de zijpanelen kunnen omhoog en
omlaag en naar links en naar rechts worden bewogen
om zo de richting van de luchtstroom te regelen.
Onder de schoepen bevindt zich een regelwiel waar-
mee de uitblaasopening kan worden afgesloten of aan-
gepast om zo de uitstromende hoeveelheid lucht te
regelen. Gemengde ventilatie
Lucht stroomt uit de luchtroosters in het instru-
mentenpaneel en de roosters in de vloer. Een
geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen
voor voorruit- en zijruitontwaseming. OPMERKING: De TWEE NIVEAUS modus is be-
doeld om comfort te bieden door koele lucht uit de
luchtroosters in het instrumentenpaneel en warme
lucht uit de vloerroosters te laten stromen.
Vloermodus
Er stroomt lucht naar binnen via de roosters in de
vloer. Een geringe hoeveelheid lucht stroomt via
de openingen voor voorruit- en zijruitontwaseming. Mix modus
De lucht stroomt via de vloeropeningen en de
roosters voor ontwaseming van voor- en zijrui-
ten. Deze ventilatiestand kunt u het beste gebrui-
ken bij koud weer of sneeuw. Stand ontdooien/ontwasemen
De lucht stroomt via de roosters voor ontwase-
ming van de voor- en zijruiten. Gebruik de ont-
dooimodus met maximale temperatuursinstelling om
zo snel mogelijk de voorruit en de zijruiten te ont-
dooien. Wanneer de modus Ontdooien wordt geselec-
teerd, kan het aanjagertoerental toenemen.
13. SYNC
Druk op de schermtoets Sync om te schakelen tussen
Sync functie aan en uit. De Sync indicator brandt
wanneer deze functie is ingeschakeld. Sync wordt ge-
bruikt om de temperatuurinstelling aan passagierszijde
en achterin te synchroniseren met die aan bestuurders-
zijde. Als de temperatuurinstelling aan passagierszijde
wordt gewijzigd terwijl Sync actief is, zal deze functie
automatisch worden uitgeschakeld. OPMERKING: Als SYNC is ingeschakeld en de
bestuurder schakelt de mix- of ontdooimodus in, ver-
andert de modus Achterin in de modus Vloer.
65UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD