Page 137 of 276

136WEGWIJS IN UW AUTO
Obstakels aan de zijkant worden waargenomen vanaf een
afstand van minder dan 0,6 meter.
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitge-
schakeld als de stekker van de elektrische kabel van de
aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de
trekhaak. De sensoren worden automatisch weer inge-
schakeld als u de aanhangerstekker loskoppelt.
BELANGRIJK Als u de trekhaak permanent gemonteerd
wilt houden als er geen aanhanger wordt getrokken, kan
de trekhaak door de sensoren in het midden als obstakel
worden waargenomen. Wendt u in dat geval tot het Lan-
cia Servicenetwerk om het systeem te laten aanpassen.
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in de parkeersensoren worden bij het
inschakelen van de achteruit aangegeven door het bran-
den van het symbool
S(bij aanwezigheid van het Magic
Parking-systeem) of het symbool
t(uitvoeringen zon-
der Magic Parking-systeem) op het display. Bovendien ver-
schijnt er een bijbehorende melding of gaat het lampje
èop het instrumentenpaneel branden.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres altijd zeer goed op obsta-
kels die zich boven of onder de sensoren kunnen bevinden.Obstakels die zich dicht bij de voor- of achterkant van
de auto bevinden, worden onder bepaalde omstandighe-
den niet door het systeem gesignaleerd en kunnen dus de
auto beschadigen of zelf beschadigd worden.
Hierna staan enkele omstandigheden vermeld die een goe-
de werking van het parkeersysteem kunnen beïnvloeden:
❍Een verminderde gevoeligheid van de sensoren en een
minder goede werking van het parkeerhulpsysteem kan
worden veroorzaakt door de aanwezigheid op de sensoren
van: ijs, sneeuw, modder of meerdere laklagen.
❍de sensoren signaleren een niet-bestaand object („echo-
storing”); dit wordt veroorzaakt door mechanische sto-
ringen, bijvoorbeeld: wassen van de auto, regen (met veel
wind) en hagel.
❍De metingen van de sensoren kunnen beïnvloed wor-
den door ultrasone systemen (bijv. luchtdrukremmen van
vrachtwagens of pneumatische hamers) die zich in de na-
bijheid bevinden.
❍De prestaties van het parkeerhulpsysteem kunnen ook
beïnvloed worden door de positie van de sensoren. Bij-
voorbeeld als de stand van de auto wordt gewijzigd (door
slijtage van schokdempers, wielophanging) of door de ban-
den te verwisselen, de auto te zwaar te beladen of door
speciale aanpassingen waardoor de auto verlaagd wordt.
❍Obstakels aan de bovenzijde van de auto kunnen niet
gesignaleerd worden, omdat het systeem obstakels sig-
naleert die de auto aan de onderzijde kunnen raken.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 136
Page 138 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO137
1
EXTRA ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren
die constante voeding nodig hebben (diefstalalarm, anti-
diefstalsatellietbewaking enz.), of accessoires die de elek-
trische installatie zwaar belasten, wendt u dan tot het Lan-
cia Servicenetwerk. Het Lancia Servicenetwerk kan u de
meest geschikte installaties aanraden uit het Lancia Li-
neaccessori-programma en controleren of de elektrische
installatie van de auto geschikt is voor het extra stroom-
verbruik of dat het noodzakelijk is een accu met een gro-
tere capaciteit te monteren.ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van
de auto en binnen de aftersales-service worden gemon-
teerd, moeten voorzien zijn van het merkteken:
Fiat Group Automobiles S.p.A. autoriseert de montage van
zendontvangstapparatuur op voorwaarde dat de monta-
gewerkzaamheden op de juiste wijze bij een gespecialiseerd
bedrijf worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de
fabrikant in acht moeten worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van systemen de ken-
merken van de auto worden gewijzigd, kan het kente-
kenbewijs worden ingenomen door de bevoegde instanties
en eventueel de garantie komen te vervallen bij defecten
die veroorzaakt zijn door de bovengenoemde modificatie
of op defecten die direct of indirect daarvan het gevolg
zijn. Fiat Group Automobiles S.p.A. is op geen enkele wij-
ze aansprakelijk voor schade die het gevolg is van de in-
stallatie van accessoires die niet door Fiat Group Auto-
mobiles S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en die niet
conform de geleverde instructies zijn geïnstalleerd.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 137
Page 139 of 276

138WEGWIJS IN UW AUTO
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en der-
gelijke) mogen alleen in de auto worden gebruikt met een
aparte antenne aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke apparaten in de
auto (zonder buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn
voor de gezondheid van de inzittenden, maar kan ook sto-
ringen in de elektrische systemen van de auto veroorzaken.
Hierdoor wordt de veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aan-
zienlijk beperkt door de isolerende eigenschappen van de
carrosserie. Houdt u bij het gebruik van mobiele telefoons
(GSM, GPRS, UMTS) met het officiële EU-keurmerk,
strikt aan de instructies die door de fabrikant van de mo-
biele telefoon zijn bijgeleverd.TA N K E N
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal
van ten minste 95 RON.
BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laat schade-
lijke stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor het milieu
wordt vervuild.
BELANGRIJK Tank met de auto nooit, niet in noodge-
vallen en ook niet een klein beetje, loodhoudende benzi-
ne. U zou de katalysator onherstelbaar beschadigen.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 138
Page 140 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO139
1
DIESELMOTOREN
Werking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van de
dieselbrandstof verminderen door de vorming van paraf-
fine, waardoor het brandstofsysteem niet meer goed werkt.
Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk van
het seizoen, dieselbrandstof geleverd die speciaal voor de
zomer, voor de winter en voor zeer lage temperaturen
(bergachtige/koude gebieden) is ontwikkeld. Als diesel-
brandstof wordt getankt die niet toereikend is voor de
gebruikstemperatuur, raden wij aan de dieselbrandstof
te mengen met het vorstbeveiligingsmiddel TUTELA DIE-
SEL ART in de verhouding die in de gebruiksaanwijzing
van het middel is aangegeven. Doe eerst het middel in de
tank en voeg daarna de dieselbrandstof toe.
Als de auto lange tijd wordt gebruikt/stilstaat in berg-
achtige/koude gebieden, is het raadzaam dieselbrandstof
te tanken die ter plaatse beschikbaar is.
In dat geval is het bovendien raadzaam een hoeveelheid
brandstof in de tank te houden die groter is dan 50% van
de nuttige inhoud.Tank bij auto’s met dieselmotor uitsluitend
dieselbrandstof voor motorvoertuigen die vol-
doet aan de Europese specificatie EN590. Het
gebruik van andere producten of mengsels kan de
motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen
van de garantie tot gevolg hebben. Mocht
u onverhoopt een ander type brandstof tanken, dan
mag de motor niet worden gestart en moet de brand-
stoftank worden afgetapt. Ook als de motor slechts
kort heeft gedraaid, moet naast de brandstoftank,
ook alle brandstof uit het gehele brandstofcircuit
worden afgetapt.
TANKINHOUD
Om te zorgen dat de tank volledig gevuld wordt, moet
u twee keer bijvullen nadat het vulpistool voor de eerste
keer afslaat. Vul niet nog een keer bij om storingen in het
brandstofsysteem te voorkomen.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 139
Page 141 of 276

140WEGWIJS IN UW AUTO
TANKDOP fig. 83
Druk om te tanken op het klepje A om het te ontgrende-
len en de tankdop te bereiken. Als de centrale portierver-
grendeling is ingeschakeld, is het tankklepje vergrendeld.
Draai de dop B los. De tankdop is voorzien van een
koord C dat aan het tankklepje vastzit, om verlies van
de dop te voorkomen. Door de hermetische afsluiting van
de tank kan de druk in de tank iets verhoogd zijn. Het is
daarom normaal als u bij het losdraaien van de tankdop
een sissend geluid hoort.
Plaats tijdens het tanken de dop in de uitsparing op het
klepje, zoals in de figuur is afgebeeld.TANKKLEPJE IN GEVAL VAN NOOD OPENEN
In geval van nood kan het klepje worden geopend door
aan het koordje A-fig. 84 te trekken. Het koordje is be-
reikbaar nadat de bekleding is verwijderd.
fig. 83L0E0060mfig. 84L0E0184m
A
Kom niet dicht bij de vulopening met open
vuur of een brandende sigaret: brandgevaar.
Houd uw hoofd ook niet dicht bij de vulope-
ning om te voorkomen dat u schadelijke dampen
inademt.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 140
Page 142 of 276

WEGWIJS IN UW AUTO141
1
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren zijn:
❍driewegkatalysator (katalysator);
❍Lambdasondes;
❍benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden,
met losgenomen bougiekabels draaien.
De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn:
❍oxidatiekatalysator;
❍uitlaatgasrecirculatie-systeem (E.G.R.);
❍roetfilter (DPF) (voor bepaalde uitvoeringen/markten).DPF-ROETFILTER
(DIESEL PARTICULATE FILTER)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate Filter) is een me-
chanisch filter in het uitlaatsysteem dat de partikels in het
uitlaatgas van dieselmotoren opvangt. Het roetfilter vangt
bijna de totale hoeveelheid roetdeeltjes op, waardoor vol-
daan wordt aan de huidige/toekomstige wettelijke nor-
men. Tijdens het normale gebruik van de auto registreert
de inspuitregeleenheid een aantal gegevens met betrek-
king tot het gebruik (gebruiksduur, type traject, bereikte
temperatuur enz.) en berekent de hoeveelheid verzameld
roet in het filter.
Omdat het filter de roetdeeltjes verzamelt, moet het pe-
riodiek worden geregenereerd (schoongemaakt) door de
roetdeeltjes te verbranden. De regeneratieprocedure wordt
geregeld door de regeleenheid van de motor op basis van
de hoeveelheid opgevangen roetdeeltjes en de bedrijf-
somstandigheden van de auto. Tijdens de regeneratie kan
het volgende worden waargenomen: een beperkte toeren-
talverhoging, inschakeling van de elektroventilateur, een
beperkte toename van de rook uit de uitlaat en een ho-
gere temperatuur bij de uitlaat. Dit zijn geen storingen
en deze situatie heeft geen invloed op het milieu of het ge-
drag van de auto. Als de bijbehorende melding verschijnt,
zie dan de paragraaf „Lampjes op het instrumentenpa-
neel” in dit hoofdstuk.
Onder normale bedrijfsomstandigheden be-
reikt de katalysator hoge temperaturen. Par-
keer daarom niet boven brandbare materia-
len (gras, droge bladeren, dennennaalden enz.):
brandgevaar.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 141
Page 143 of 276
142WEGWIJS IN UW AUTO
bewust onbedrukt gehouden pagina.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 142
Page 144 of 276
2
VEILIGHEID143
Veiligheidsgordels ..........................................................144
S.B.R.-systeem ..............................................................145
Gordelspanners..............................................................146
Kinderen veilig vervoeren...............................................150
Montagevoorbereiding voor Isofix-kinderzitje ................ 155
Frontairbags .................................................................158
Zij-airbags (sidebags – headbags) .................................161
143-164 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:50 Pagina 143