Page 161 of 316

159
Werking
Zodra het systeem signaleert dat ongewild een
van de gedetecteerde rijstrookmarkeringen of
bermranden van de weg overschreden dreigt te
worden, corrigeert het de koers van de auto tot
de auto weer netjes de rijstrook volgt.
De bestuurder kan daarbij merken dat het
stuurwiel wordt verdraaid.Dit lampje knippert gedurende de
koerscorrectie.
De bestuurder kan de correctie
verhinderen door het stuurwiel stevig
vast te houden (bijvoorbeeld bij een
uitwijkmanoeuvre).
De correctie wordt onderbroken zodra de
richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Als het systeem signaleert dat de bestuurder
tijdens een automatische correctie het
stuur wiel niet voldoende stevig vast heeft,
onderbreekt het systeem deze manoeuvre.
Er wordt een waarschuwing geactiveerd om
de bestuurder erop te attenderen dat hij de
controle over de auto moet overnemen.
Uitschakelen/inschakelen
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
zodra u het contact opnieuw aanzet.
Rijomstandigheden
en bijbehorende
waarschuwingen
De onderstaande tabel geeft een beschrijving
van de, afhankelijk van de rijsituatie,
weergegeven waarschuwingen en meldingen.
Deze waarschuwingen worden niet
opeenvolgend weergegeven.
Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld
en gedurende enkele seconden nadat ze zijn
uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke
afwijking van de koers als vrijwillig en zal het
geen correcties uitvoeren.
F
U k
unt deze toets op elk willekeurige
moment ingedrukt houden om het systeem
uit te schakelen.
Het uitschakelen wordt bevestigd
door het branden van het lampje in
de toets en van dit lampje op het
instrumentenpaneel.
Door de toets kort in te drukken, wordt het
systeem weer ingeschakeld.
6
Rijden
Page 162 of 316

160
Status van de
functieLampjeWeergave en/of bijbehorend
bericht Aanwijzingen
UIT
(grijs)Systeem uitgeschakeld.
AAN (grijs)Systeem ingeschakeld, niet voldaan aan de werkingsvoor waarden:
-
s
nelheid lager dan 65 km/h,
-
g
een rijstrookmarkering gedetecteerd,
-
ES
P uitgeschakeld of bezig met een ingreep,
-
"
sportieve" rijstijl.
AAN
(grijs)Systeem automatisch uitgeschakeld/stand-by gezet (bijvoorbeeld:
detectie van een aanhanger, gebruik van het (bij de auto geleverde)
noodreservewiel).
Status van de
functie LampjeWeergave en/of bijbehorend
bericht Aanwijzingen
AAN
(g r o e n)Rijstrookmarkering gedetecteerd.
Snelheid hoger dan 65
km/h.
AAN (oranje)/(groen)Het systeem corrigeert de koers op basis van de zijde van de rijstrook
die overschreden dreigt te worden (oranje lijn).
AAN
(oranje)/(groen)
"Neem de controle over de auto over ". -
A
ls het systeem tijdens de correctie detecteert dat de bestuurder het
stuurwiel enkele seconden heeft losgelaten, onderbreekt het systeem
de correctie om de besturing weer over te laten aan de bestuurder.
-
A
ls het systeem tijdens de correctie vaststelt dat de correctie
onvoldoende zal zijn om het overschrijden van de rijstrookmarkering
(oranje lijn) te voorkomen, wordt de bestuurder gewaarschuwd dat hij
de koerscorrectie moet voltooien.
Rijden
Page 163 of 316

161
Als de bestuurder tijdens een correctie
niet handelt (het stuur wiel niet
10
seconden vasthoudt), verschijnt er een
waarschuwingsmelding.
Als de bestuurder inactief blijft (het
stuur wiel niet nog 2
seconden vasthoudt),
wordt de correctie onderbroken.Kans op ongewenst activeren
In de volgende gevallen is het raadzaam om de
functie uit te schakelen:
-
r
ijden op slecht wegdek,
-
o
ngunstige weersomstandigheden,
-
r
ijden op een gladde weg (ijzel).
Storing
dodehoekbewaking
Werkingslimieten
Het systeem gaat in de volgende gevallen
automatisch over in de wachtstand:
-
ES
P uitgeschakeld of bezig met een ingreep,
-
d
e snelheid is lager dan 65 km/h of hoger
dan 180
km/h,
-
e
r is een aanhanger aangekoppeld,
-
d
etectie van het gebruik van een
noodreser vewiel (dit wordt niet onmiddellijk
gedetecteerd, daarom is het raadzaam de
functie in dat geval uit te schakelen),
-
d
etectie van sportief rijgedrag, intrappen van
het rempedaal of gaspedaal,
-
e
r wordt gereden op een weg zonder
wegmarkeringen,
-
d
e richtingaanwijzers zijn ingeschakeld,
-
i
n een bocht wordt de binnenste
rijstrookmarkering overschreden,
-
i
n een scherpe bocht,
-
w
anneer de bestuurder niet reageert op een
correctie.
Het systeem is niet ontworpen voor gebruik
onder de volgende omstandigheden:
-
r
ijden op een kombaan,
-
r
ijden met een aanhanger,
-
r
ijden op een rollenbank,
-
r
ijden op een onverharde weg.
In het geval van een storing in het systeem wordt
u gewaarschuwd door het branden van deze
verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel, in combinatie
met de weergave van een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Dit systeem waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dode
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
s
lecht zicht (onvoldoende verlicht
wegdek, sneeuw, regen, mist),
-
v
erblinding (koplampen van tegenliggers,
laagstaande zon, reflecties op nat
wegdek, uitrijden van een tunnel, snelle
overgangen tussen schaduw en licht
e n z .),
-
g
edeelte van de voorruit vóór de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
sneeuw, beschadigd of bedekt door een
s t i c ke r,
-
w
egmarkeringen, versleten, niet
zichtbaar door sneeuw of modder, of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte
met werkzaamheden enz.),
-
t
e weinig afstand tot de voorligger
(waardoor de rijstrookmarkeringen niet
kunnen worden gedetecteerd),
-
s
malle of bochtige weg.
6
Rijden
Page 164 of 316

162
In de buitenspiegel aan de zijde waar dat
voertuig zich bevindt, brandt dan een lampje:
-
p
ermanent , onmiddellijk, wanneer u
wordt
ingehaald,
-
kn
ipperend , na ongeveer een seconde,
wanneer u
langzaam een andere auto
inhaalt enn wanneer de richtingaanwijzer
wordt gebruikt.
Dit systeem dient als hulp voor de
bestuurder maar kan nooit een ver vanging
zijn voor de spiegels. De bestuurder moet
te allen tijde het verkeer in de gaten blijven
houden, de snelheid en afstand van
achteropkomend verkeer inschatten en
beslissen of veilig van rijstrook gewisseld
kan worden. Indien een voertuig – een (motor)fiets,
een auto of een vrachtwagen – zich in de
dode hoek van de auto bevindt, gaat er een
waarschuwingslampje branden in de linker-
of rechterbuitenspiegel (afhankelijk van de
situatie) onder de volgende voorwaarden:
-
a
lle voertuigen gaan dezelfde kant op en
rijden op aangrenzende rijstroken,
-
d
e snelheid van uw auto ligt tussen 12 en
140
km/h,
-
u h
aalt een voertuig in waarbij het
snelheidsverschil met het andere voertuig
kleiner is dan 10 km/h,
- u w ordt ingehaald door een voertuig waarbij
het snelheidsverschil kleiner is dan 25
km/h,
-
d
e verkeersstroom is vloeiend,
-
d
e inhaalmanoeuvre duurt langer dan
normaal, doordat het ingehaalde voertuig
zich blijft ophouden in de dode hoek,
-
u r
ijdt in een rechte lijn of in een flauwe
bocht,
-
u
w auto trekt geen aanhanger, caravan of
iets dergelijks.
hoek van zijn auto bevindt, hetgeen tot een
gevaarlijke situatie kan leiden.
Er wordt geen waarschuwingssignaal
afgegeven in de volgende situaties:
-
n
abij stilstaande objecten (geparkeerde
auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden
e n z .),
-
b
ij tegemoetkomende voertuigen,
-
b
ij rijden over bochtige wegen of in zeer
scherpe bochten,
Rijden
Page 165 of 316

163
Inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden in-
en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
De systeemstatus blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u
een aanhanger trekt
met een door PEUGEOT gehomologeerde
trekhaak.
Storing
Bij slechte weersomstandigheden (zware
regenval, hagel enz.) kan het systeem
tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek of het
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomen kan tot een vals alarm
leiden (zo kan een wolk waterdruppels in
de dode hoek worden aangezien voor een
vo e r tui g).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd
op dat de sensoren niet met modder,
sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken
op het gedeelte van de buitenspiegels
waar de verklikkerlampjes zitten
of op de detectiezones op de
voor- en achterbumper, omdat de
dodehoekbewaking dan mogelijk niet
goed werkt.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u
een aanhanger trekt
met een door PEUGEOT gehomologeerde
trekhaak.
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30
cm van de sensoren.
-
b
ij het inhalen van of ingehaald worden
door een zeer lang voertuig (vrachtwagen,
autobus enz.) die én in de dode hoek
achter wordt gedetecteerd én zich in het
gezichtsveld van de bestuurder bevindt,
-
b
ij erg druk verkeer: de voertuigen die voor
en achter worden gedetecteerd worden
aangezien voor een vrachtwagen of een
stilstaand object,
-
b
ij snelle inhaalmanoeuvres. In het geval van een storing gaat dit lampje
branden op het instrumentenpaneel, in
combinatie met een melding.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
6
Rijden
Page 166 of 316

164
Vermoeidheidsherkenningssysteem
Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer
u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee
u u r.
Afhankelijk van de uitvoering, omvat de functie het
systeem "Driver Attention Warning" of daarnaast
ook het systeem "Driver Attention Alert".
Deze systemen zijn hulpsystemen; de bestuurder
moet waakzaam blijven en te allen tijde de controle
over zijn auto bewaren. Deze systemen zijn niet
bedoeld om de bestuurder wakker te houden en
kunnen niet voorkomen dat de bestuurder achter
het stuur in slaap valt.
Het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder
de auto aan de kant te zetten als hij/zij vermoeid is.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd via
het configuratiemenu van de auto.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Driver Attention Warning
Het systeem geeft een
waarschuwing zodra het detecteert
dat de bestuurder langer dan twee
uur heeft gereden met een snelheid
van meer dan 65
km/h zonder dat
deze een pauze heeft genomen.
Zodra de snelheid lager is dan 65
km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra
de snelheid hoger is dan 65
km/h.
Driver Attention Alert
Afhankelijk van de uitvoering wordt het systeem
"Driver Attention Warning" aangevuld met het
systeem "Driver Attention Alert".Met behulp van een boven aan
de voorruit geplaatste camera
beoordeelt het systeem de
waakzaamheid van de bestuurder
door afwijkingen in de koers
van de auto ten opzichte van de
wegmarkeringen te signaleren.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)
wegen (snelheden van meer dan 65
km/h).
Deze waarschuwing bestaat uit een melding
die de bestuurder adviseert een pauze te
nemen, en een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de motor
wordt afgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voor waarden is voldaan:
-
d
e auto staat gedurende meer dan
15
minuten stil met draaiende motor,
-
s
inds het afzetten van het contact zijn
enkele minuten verstreken,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Wanneer volgens het systeem het gedrag
van het voertuig wijst op vermoeidheid of
onoplettendheid van de bestuurder, wordt het
eerste waarschuwingsniveau geactiveerd.
De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door
de melding "Voorzichtig! ", in combinatie met
een geluidssignaal.
Rijden
Page 167 of 316

165
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
sl
echt zicht (onvoldoende verlichting
van het wegdek, sneeuwval, harde
regen, dichte mist enz.),
-
v
erblinding (koplampen van
tegenliggers, laagstaande zon,
reflecties op nat wegdek, uitrijden van
een tunnel, snelle overgangen tussen
schaduw en licht enz.),
-
g
edeelte van de voorruit vóór de
camera vuil, beslagen, bevroren,
bedekt door sneeuw, beschadigd of
bedekt door een sticker,
-
w
egmarkeringen afwezig, versleten,
niet zichtbaar door sneeuw of modder,
of meerdere wegmarkeringen
(weggedeelte met werkzaamheden
e n z .),
-
g
eringe afstand tot de voorligger (geen
detectie van wegmarkeringen),
-
s
malle of bochtige weg. Reinig de voorruit, met name het gedeelte
vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook
beslaan ter hoogte van de camera. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u
de voorruit regelmatig
ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of op
het dak liggen, omdat de detectiecamera
erdoor kan worden afgedekt.
Onder bepaalde omstandigheden (slecht
wegdek of harde windstoten) kan het
systeem waarschuwingen geven zonder
dat er sprake is van vermoeidheid bij de
bestuurder.
Na drie waarschuwingen van het eerste niveau,
activeert het systeem een nieuwe waarschuwing
met de melding "
Las een rustpauze in! " in
combinatie met een luider klinkend geluidssignaal.
Parkeerhulp
Deze functie is een parkeerhulpsysteem
voor de bestuurder die desondanks altijd zijn
aandacht op het verkeer moet blijven vestigen.
De bestuurder moet alert blijven en zo nodig
de controle over de auto overnemen.
Hij/zij moet zich altijd bewust zijn van de
omgeving voorafgaand aan het manoeuvreren.
Gedurende de hele manoeuvre moet de
bestuurder er zeker van zijn dat de ruimte vrij
blijft.
Deze functie waarschuwt met behulp van sensoren
in de bumper voor obstakels in de nabijheid van
de auto (bijv. voetgangers, auto's, bomen, muren,
enz.) die binnen het detectiebereik vallen.
Parkeersensoren achter
De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
De functie signaleert de aanwezigheid van
obstakels binnen de detectiezone van de
sensor en de koers van de auto die bepaald
wordt door de draairichting van het stuur wiel.
6
Rijden
Page 168 of 316

166
Het geluidssignaal afstellen
Grafische weergave
In uitvoeringen uitgerust met
PEUGEOT Connect Radio, wordt
door het indrukken van deze
knop het venster Volumeafstelling
geluidssignaal geopend.
Aanvulling op het geluidssignaal zonder
rekening te houden met de rijrichting van het
voertuig, door balken op het scherm weer te
geven die de afstand aangeven tussen het
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra
er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h
vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan
10
km/h.
Het geluid dat uit de luidspreker komt (voor
of achter) geeft de plaats van het obstakel
ten opzichte van de auto aan de zijde van de
rijrichting van de auto (vooruit of achteruit) aan.
Parkeerhulp zijkant
Door gebruik te maken van vier extra sensoren
aan de zijkant van de voor- en achterbumper,
registreert het systeem de positie van de vaste
obstakels tijdens het manoeuvreren en geeft
een signaal wanneer de obstakels de zijkant
van de auto naderen.
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van
obstakels. De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het
geluidssignaal ononderbroken.
Aan de weergave van het geluidssignaal via de
luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan
welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.obstakel en het voertuig (wit: obstakels veraf,
oranje: obstakels in de buurt en rood: obstakels
heel dichtbij).
Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
Alleen vaste obstakels worden correct
aangegeven. Bewegende objecten,
gedetecteerd aan het begin van de
manoeuvre, kunnen per ongeluk worden
aangegeven. Bewegende objecten die
aan de zijkanten van de auto verschijnen
en niet vooraf geregistreerd zijn, worden
echter niet aangegeven.
De objecten die tijdens de manoeuvre
worden opgeslagen, worden uit het geheugen
gewist als het contact wordt afgezet.
Rijden