Page 121 of 316

119
Mechanisch kinderslot
Beide schuifdeuren zijn voorzien van een
kinderslot om het openen van binnenuit te
verhinderen.
Vergrendelen
Draai de knop op de zijkant van de
schuifdeur omhoog.
Ontgrendelen
Draai de rode knop op de zijkant van
de schuifdeur omlaag.
Elektrische kinderbeveiliging
De elektrische kinderbeveiliging, die met de
afstandsbediening kan worden ingeschakeld,
voorkomt dat de deuren achter (schuifdeuren
en achterdeuren of achterklep) van binnenuit
worden geopend.
Activeren/Deactiveren
Bij een ernstige aanrijding wordt de
elektrische kinderbeveiliging automatisch
uitgeschakeld.
Als het lampje een ander signaal geeft, wijst dit
op een storing in de elektrische kinderbeveiliging
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Dit is een op zichzelf staand systeem dat
in geen geval in de plaats komt van de
centrale vergrendeling.
Ga niet rijden als de schuifdeur is
geopend.
Controleer bij het aanzetten van
het contact altijd de stand van de
kinderbeveiliging.
Ver wijder vóór het verlaten van de auto
altijd de contactsleutel, zelfs wanneer u de
auto maar even verlaat.
Met het contact aan:
F
D
ruk op deze toets: het lampje blijft branden
zolang de kinderbeveiliging is ingeschakeld.
H
et blijft mogelijk de portieren van buitenaf
te openen.
F
D
ruk opnieuw op deze toets: het lampje
blijft uit zolang de kinderbeveiliging is
uitgeschakeld.
5
Veiligheid
Page 122 of 316

120
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let
o nder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u
snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de
bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide.
Dit kan leiden tot een vergiftiging met
dodelijke afloop!
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperaturen lager dan
-23°C) de motor gedurende 4
minuten
stationair draaien alvorens weg te rijden.
Deze handelswijze komt de goede werking
en de duurzaamheid van de mechanische
onderdelen van de auto, motor en
versnellingsbak ten goede.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem
– Kans op over verhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm. Zet uw
auto daarom niet stil (om te parkeren of
met draaiende motor) op een plaats met
brandbaar materiaal (gras, afgevallen
bladeren enz.). Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u
uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de parkeerrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of in
de stand N of P , afhankelijk van het type
versnellingsbak.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.Bij het trekken van een
aanhanger
Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en
vergt daarom extra aandacht van de
bestuurder.
Bent u
genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
c
ontroleer dat de diepte van het water
nergens meer is dan 15 cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers;
-
s
chakel de functie Stop & Start uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller
dan 10 km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
Page 123 of 316

121
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de windgevoeligheid van de auto groter is.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op
een helling veroorzaakt een hogere
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is
niet afhankelijk van het motortoerental.
F
P
as uw snelheid aan om het motortoerental
te beperken.
Het maximale aanhangergewicht op een helling
is afhankelijk van het hellingspercentage en de
buitentemperatuur.
Houd in elk geval de koelvloeistoftemperatuur
in de gaten.
F Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met het
verklikkerlampje STOP , stop dan
zo snel mogelijk en zet de motor af.
Nieuwe auto
Gebruik uw auto de eerste 1000 km niet
voor het trekken van een aanhanger.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te
voorkomen dat de remmen over verhit raken. In dat
geval is het raadzaam om op de motor af te remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien
nodig op de juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen
van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de handmatige
hoogteverstelling van de koplampen .
Sommige rijhulp- of besturingshulpfuncties
worden automatisch uitgeschakeld
wanneer een goedgekeurde trekhaak
wordt gebruikt.
Als de buitentemperatuur hoog is, is het
raadzaam om na het stilzetten van de auto
de motor 1
tot 2 minuten stationair te laten
draaien zodat deze beter kan afkoelen.
Starten – afzetten van de
motor
Starten
De parkeerrem moet zijn
aangetrokken.
F Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in de neutraalstand,
trap het koppelingspedaal volledig in en houd
het pedaal ingetrapt totdat de motor start.
F Als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie, selecteer dan de
stand P en trap ver volgens het rempedaal
stevig in.
Met de conventionele sleutel/de sleutel
met afstandsbediening
1. Stand Stop .
2. Stand Contact aan.
3. Stand Starten .
6
Rijden
Page 124 of 316

122
F Steek de sleutel in het contactslot. Het systeem herkent de startcode.
F
O
ntgrendel het stuurslot door tegelijkertijd aan
het stuur wiel en aan de contactsleutel te draaien.
In bepaalde gevallen moet u flink aan
h et stuur wiel draaien om de wielen vrij te
krijgen (bijvoorbeeld als de wielen naar
het trottoir zijn gestuurd).
F
D
raai de sleutel in de stand 2 , contact aan,
om de motor te laten voorgloeien.
Het lampje gaat niet branden als de motor
heet is. Bij sommige weersomstandigheden
wordt aanbevolen de volgende
voorschriften te volgen:
-
L
aat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk
weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.
A
fhankelijk van de uitvoering, als de
airconditioning wordt geactiveerd en
de buitentemperatuur hoger is dan
35°C, kan het stationaire motortoerental
oplopen tot 1300
rpm (afhankelijk van
de airconditioningbehoeften).
-
W
acht onder winterse omstandigheden
na het aanzetten van het contact met
starten tot het lampje " Voorgloeien" uit
is.
-
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperatuur lager
dan -23°C) de motor gedurende
4
minuten stationair draaien alvorens
weg te rijden. Deze handelswijze komt
de goede werking en de duurzaamheid
van de mechanische onderdelen van
de auto, motor en versnellingsbak ten
goede.
Laat de motor nooit draaien in een
onvoldoende geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten
gevaarlijke gassen, zoals koolmonoxide, uit.
Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!Bij een benzinemotor kan, na een
koude start, het voor ver warmen van
de katalysator 2
minuten lang duidelijk
voelbare motortrillingen veroorzaken
wanneer de motor stationair draait (bij
verhoogd stationair toerental).
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan
het contact uit.
Wacht een paar seconden voordat u
de
motor opnieuw start. Als de motor na enkele
startpogingen nog steeds niet start, probeer dan
niet langer de motor te starten: de startmotor of
de motor zouden beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
g
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen; het
gebruik van deze bevestigingen is verplicht,
-
l
eg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de bediening
van de pedalen en de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer worden
gehinderd.
De door PEUGEOT goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen onder
de stoel.
F Wacht tot dit lampje op het instrumentenpaneel is gedoofd en
activeer dan de startmotor door de
sleutel in stand 3
te houden tot de
motor is aangeslagen. Geef hierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor draait.
Rijden
Page 125 of 316

123
Met de Keyless entry and start-
afstandsbediening
F Zorg er voor dat de afstandsbediening zich in de auto bevindt, in de detectiezone.
F
D
ruk op de knop " S TA R T/
STOP ".
Het lampje gaat niet branden als de
motor warm is. Neem afhankelijk van
de weersomstandigheden de volgende
voorschriften in acht:
-
L
aat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk
weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.
A
fhankelijk van de uitvoering, als de
airconditioning wordt geactiveerd en
de buitentemperatuur hoger is dan
35°C, kan het stationaire motortoerental
oplopen tot 1300
rpm (afhankelijk van
de airconditioningbehoeften).
-
W
acht onder winterse omstandigheden
na het aanzetten van het contact met
starten tot het lampje " Voorgloeien" uit
is.
-
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperatuur lager
dan -23°C) de motor gedurende
4
minuten stationair draaien alvorens
weg te rijden. Deze handelswijze komt
de goede werking en de duurzaamheid
van de mechanische onderdelen van
de auto, motor en versnellingsbak ten
goede.
Laat de motor nooit draaien in een
onvoldoende geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten
gevaarlijke gassen uit, zoals koolmonoxide.
Gevaar op vergiftiging met dodelijke afloop!
Bij een handgeschakelde versnellingsbak wordt
het stuurslot ontgrendeld en start de motor
vrijwel direct.
Bij een auto met de automatische transmissie
EAT8 start de motor vrijwel direct. Bij een benzinemotor
kan, na een
koude start, het voor ver warmen van
de katalysator 2 minuten lang duidelijk
voelbare motortrillingen veroorzaken
wanneer de motor stationair draait
(verhoogd stationair toerental).
Bij temperaturen onder het
vriespunt wordt bij auto's met
een dieselmotor de motor pas
na het doven van het lampje
"Voorgloeien" gestart.
Als dit lampje gaat branden nadat
u op de knop "START/STOP"
hebt gedrukt, moet u
het rem- of
het koppelingspedaal ingetrapt
houden tot het lampje dooft.
Druk niet nogmaals op de knop
"START/STOP" voordat de motor
draait.
6
Rijden
Page 126 of 316

124
De afstandsbediening van het "Keyless
entry and start"-systeem moet zich in de
detectiezone bevinden.
Verlaat de auto nooit bij draaiende motor
ter wijl u de afstandsbediening op zak hebt.
Als de afstandsbediening zich buiten de
detectiezone bevindt, wordt een melding
weergegeven.
Om de motor te kunnen starten moet
u
er voor zorgen dat de afstandsbediening
zich binnen de zone bevindt.
Als aan een van de voor waarden voor het
starten niet wordt voldaan, verschijnt er
een melding op het instrumentenpaneel.
In bepaalde gevallen is het nodig om het
stuur wiel te bedienen ter wijl de toets "START/
STOP" wordt ingedrukt om het stuurslot te
ontgrendelen; er verschijnt dan een melding.
Uitschakelen
F Breng de auto tot stilstand.
Met de conventionele sleutel/de sleutel
met afstandsbediening
F Draai de sleutel linksom in de stand 1 (Stop) .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot. F
C
ontroleer of de parkeerrem
correct is aangetrokken, met
name als de auto op een helling
staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Neem bij het verlaten van de auto de
sleutel mee en vergrendel de portieren.
Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen
in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor
een korte tijd, zonder de sleutel mee te
nemen.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel: dit kan namelijk storingen aan het
contactslot veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en
in de stand 1 (Stop)
staat, wordt bij het
openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan,
zal het contact na een uur automatisch
worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
ver volgens opnieuw in de stand 2 (Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Rijden
Page 127 of 316

125
Geforceerd afzetten van de motor
met Keyless entry and start
Uitsluitend in noodgevallen en bij stilstaande
auto kunt u de motor geforceerd afzetten.
Met Keyless entry and start
F Druk op de knop " START/STOP" ter wijl de
afstandsbediening zich in de detectiezone
bevindt.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak wordt
de motor afgezet en het stuurslot vergrendeld.
Bij een auto met de automatische transmissie
EAT8 wordt de motor afgezet.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
g
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen; het
gebruik van deze bevestigingen is verplicht,
-
l
eg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de bediening
van de pedalen en de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer worden
gehinderd.
De door PEUGEOT goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen onder
de stoel.
Aanzetten van het contact
met Keyless entry en start
F Druk op de knop " START/STOP":
de verlichting en lampjes van het
instrumentenpaneel gaan branden zonder dat
de motor wordt gestart.
F
D
ruk nogmaals op deze knop om het contact
af te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Als het contact aanstaat, gaat het systeem
na een bepaalde tijd automatisch over op
de eco-mode om de laadtoestand van de
accu op peil te houden.
Noodprocedure voor het
starten met Keyless entry
and start
Als de auto de elektronische sleutel niet
herkent in het detectiegebied doordat de
batterij van de afstandsbediening leeg is, kan
de noodsleutellezer links achter het stuur wiel
worden gebruikt om de auto te starten.
F Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in de neutraalstand, trap
het koppelingspedaal volledig in en houd het
pedaal ingetrapt totdat de motor is gestart.
F Als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie, selecteer dan de stand P en trap
ver volgens het rempedaal stevig in.
F Houd de afstandsbediening tegen de noodsleutellezer.
F
D
ruk ver volgens op de knop " S TA R T/
STOP ".
De motor wordt gestart.
Het contact kan worden aangezet
als de elektronische sleutel van het
Keyless entry en start-systeem zich
in de auto bevindt, zonder pedalen
in te trappen, door op de knop
"
START/STOP " te drukken.
F
H
oud daar voor de knop " S TA R T/
STOP " ongeveer drie seconden
ingedrukt.
In dit geval wordt de stuurkolom vergrendeld
zodra de auto stilstaat.
6
Rijden
Page 128 of 316

126
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip aangebracht die
over een specifieke code beschikt. Om te kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact deze
code worden herkend door de startblokkering.
Enkele seconden na het uitschakelen van
het contact vergrendelt dit systeem de
motorregelmodule om te voorkomen dat de motor
na een eventuele inbraak in de auto gestart kan
worden.
Bij een storing in het systeem wordt
u gewaarschuwd door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
De auto kan niet gestart worden. Raadpleeg zo
snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk.
Handbediende
parkeerrem
Aantrekken
F Trap het rempedaal in en trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te
zetten.
Vrijzetten (op vlakke
ondergrond)
F Trap het rempedaal in, trek de hefboom van de parkeerrem iets omhoog, druk de
ontgrendelknop in en duw de hefboom
geheel omlaag.
Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje brandt in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding, geeft dit aan dat de
parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
Stuur bij het parkeren van de auto, zeker
wanneer deze zwaar is beladen, op een
helling de voor wielen in de richting van het
trottoir en trek ver volgens de parkeerrem
aan. Door het rempedaal in te trappen kan de
handbediende parkeerrem gemakkelijker
worden aangetrokken en vrijgezet.
Schakel bij een handgeschakelde versnellingsbak
een versnelling in en zet het contact uit.
Selecteer bij een automatische
transmissie de stand P en zet ver volgens
het contact uit.
Elektrische parkeerrem
Wanneer de automatische werking is
geactiveerd, zorgt dit systeem er voor dat de
parkeerrem automatisch wordt aangetrokken
bij het afzetten van de motor en automatisch
wordt vrijgezet bij het wegrijden.
De bestuurder kan op elk moment zelf de
parkeerrem aantrekken of vrijzetten met de
hendel:
F
d
oor kort aan de hendel te trekken om de
parkeerrem aan te trekken,
Afstandsbediening niet
herkend met Keyless entry
and start
Als de afstandsbediening zich niet meer in het
detectiegebied bevindt als u een portier sluit of wanneer
u (op een later moment) de motor wilt afzetten, wordt
een melding weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
F
H
oud de knop " START/STOP " ongeveer 3
seconden
ingedrukt als u
de motor geforceerd wilt afzetten en
neem ver volgens contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden