Page 201 of 316

199
F Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand " O" staat.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
Alleen de 12V-aansluitingen voorin en in
de bagageruimte mogen worden gebruikt
om de compressor aan te sluiten.
F
S
luit de slang aan op het ventiel en zet hem
stevig vast.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
F
Z
et het contact aan.
Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven. F
S
chakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I" te zetten en breng
de band op de spanning die is aangegeven
op de bandenspanningssticker van de
auto. Om de bandenspanning te verlagen:
druk op de zwarte knop op de slang van
de compressor, bij de aansluiting op het
ventiel.
Als na 7
minuten de bandenspanning
lager blijft dan 2 bar, is de band niet
te repareren; neem voor verdere hulp
contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
F
Z
et, zodra de gewenste spanning is bereikt,
de schakelaar in de stand " O".
F
V
er wijder de set en berg deze op.
Rijd met een gerepareerde band niet meer
dan 200 km; neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om de band te ver vangen.
Als de spanning van één of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem .
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om
v erklarende video's te bekijken.
In het geval van een lekke band kunt u het wiel
m et het bij de auto geleverde gereedschap
verwisselen volgens de onderstaande procedure.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
gereedschapsset .
F Parkeer de auto zonder het verkeer te belemmeren
en trek de parkeerrem aan.
F
V
olg de veiligheidsinstructies (alarmknipperlichten,
gevarendriehoek, dragen van een reflecterend
veiligheidsvest, enz.) met betrekking tot de regels
die gelden in het land waar u
zich bevindt.
F
Z
et het contact af.
8
In geval van pech
Page 202 of 316

200
Toegang tot het reservewiel
F Het reser vewiel is bereikbaar vanaf de achterzijde van de auto.
F
A
ls uw auto is uitgerust met een trekhaak,
krik de auto dan aan de achterzijde op
(uitsluitend bij punt B ) tot er voldoende
ruimte is om het reser vewiel te kunnen
verwijderen.
Het reservewiel verwijderen uit
de houder
F Open de achterklep of achterdeuren (afhankelijk van de uitvoering).
F
O
pen de achterdeuren (of achterklep) om
bij de in de dorpel geplaatste bout van de
reservewielhouder te komen. F
D
raai de bout los met behulp van de
wielsleutel, tot de reservewielhouder
laag genoeg hangt om de haak van de
reservewielhouder los te maken.
F
H
aal de reser vewielhouder los van de haak
en plaats het reser vewiel in de nabijheid
van het te ver vangen wiel.
Het reservewiel aanbrengen in de
houder
F Plaats het wiel voor de reservewielhouder.
F B eweeg het reser vewiel geleidelijk in de
reservewielhouder door hem heen en weer
(van links naar rechts) te bewegen tot het
bevestigingsgedeelte van de haak vrij komt.
F
B
evestig de reser vewielhouder aan de haak
en draai de bout weer volledig vast met de
wielsleutel.
In geval van pech
Page 203 of 316

201
Een wiel verwijderen
Parkeren
Parkeer de auto op een plaats waar u het
verkeer niet hindert en zorg er voor dat deze
op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Schakel bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de eerste versnelling in en
zet ver volgens het contact uit om de wielen te
blokkeren.
Selecteer bij een auto met automatische
transmissie de stand P en zet ver volgens het
contact uit om de wielen te blokkeren.
Trek de parkeerrem aan en controleer of het
lampje op het instrumentenpaneel brandt.
De inzittenden moeten de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op
de krik steunt; gebruik een bok.
Als de auto is uitgerust met elektrische
parkeerrem plaatst u
een wielblok achter het
wiel kruislings tegenover het te verwisselen
wiel.
Wiel met wieldop
Demonteren : ver wijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel
bij de ventielopening los te wippen en
ver volgens los te trekken. Gebruik niet:
-
d
e krik voor andere werkzaamheden
dan het opkrikken van de auto,
-
e
en andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
F
P
laats het voetstuk van de krik op de grond,
recht onder een van de twee steunpunten
A of B . Gebruik het steunpunt dat zich het
dichtste bij het te ver wisselen wiel bevindt.
F Als uw auto is uitgerust met stalen velgen, ver wijder dan de wieldop met het gereedschap 8 .
F
A
ls uw auto is uitgerust met lichtmetalen velgen,
ver wijder dan de sierdop van de wielbouten met
het gereedschap 8 .
F
A
ls uw auto is uitgerust met slotbouten, zet dan
de dop 9
op de wielsleutel 6 om de slotbout los
te draaien.
F
D
raai de andere bouten los (zonder ze te
verwijderen) met uitsluitend de wielsleutel 6 .
8
In geval van pech
Page 204 of 316

202
F Draai de krik 7 uit tot de kop van de krik
krikpunt A of B raakt; het contactvlak
van het krikpunt A of B moet goed in het
middelste deel van de kop van de krik
steken.
F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het
reservewiel te monteren.
Zorg er voor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of losse ondergrond kan de
krik wegglijden of wegzakken – Kans op
letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder krikpunt
A of B onder de auto en controleer of het
contactvlak van het krikpunt van de auto
zich in het midden van de kop van de krik
bevindt. Anders kan de auto beschadigd
raken en/of de krik losschieten – Kans op
letsel!
Het is verboden op de grond te gaan liggen
om uzelf onder de auto te positioneren.
F Ver wijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel.
Monteren van een wiel
F Plaats het wiel op de naaf.
F D raai de bouten met de hand vast.
F
D
raai de slotbout met de wielsleutel 6 en de
dop 9
handvast.
F
D
raai de overige wielbouten handvast met
alleen wielsleutel 6 . F
L
aat de auto weer volledig zakken.
F
V
ouw de krik 7 op en ver wijder deze.
F
D
raai de slotbout (indien aanwezig) met de
wielsleutel 6 en de dop 9 vast.
F D raai de overige wielbouten vast met alleen
de wielsleutel 6 .
F
B
erg het gereedschap op.
In geval van pech
Page 205 of 316

203
Bevestiging van het stalen reser vewiel of
het noodreservewiel
Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen
velgen is het normaal dat bij het monteren van
het reser vewiel de ringen van de bouten de
stalen velg of het noodreser vewiel niet raken.
Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt
het conische draagvlak van de bouten dat het
reservewiel stevig vastzit.
Na het ver wisselen van het wiel
Berg het wiel met de lekke band correct op in de
reservewielhouder.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na nadere inspectie
kan de technicus u vertellen of de band gerepareerd
kan worden of moet worden ver vangen.
Bepaalde rijhulpsystemen moeten worden
uitgeschakeld, bijv. Active Safety Brake. Controleer als uw auto is uitgerust met
een bandenspanningscontrolesysteem de
bandenspanning en reset het systeem.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem
.
Wiel met naafdop
Monteren: plaats de naafdop met de
inkeping tegenover het ventiel en druk de
rand er van ver volgens rondom met de
hand vast.
Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te
ver wijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen er van
gericht, om beschadiging van de
vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het ver vangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u
uitsluitend
anti-ultravioletlampen (UV) monteert
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
8
In geval van pech
Page 206 of 316

204
LED's (light-emitting diodes)
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
lampen te laten vervangen.
Halogeenlampen
Controleer voor een goede kwaliteit van
de verlichting of de lamp op juiste wijze in
de behuizing is geplaatst.Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het inschakelen van de verlichting.
Typen lampen
Uw auto is voorzien van verschillende typen
lampen. Verwijder ze als volgt:
Ty p e A
Ty p e B Ty p e C
Ty p e D
Vervang een uitschakelde halogeenlamp
pas als deze volledig is afgekoeld (om
brandwonden te voorkomen). Raak de
lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Controleer na het ver vangen of de
verlichting goed werkt.
Glassokkellamp: de lamp is gemonteerd met een
drukbevestiging. Trek de lamp daarom voorzichtig los.
Lamp met bajonetsluiting: druk de lamp iets in
en draai deze linksom. Halogeenlamp: duw de borgveer open en
verwijder de lamp uit de lamphouder.
Halogeenlamp: draai de lamp linksom.
Openen van de motorkap/toegang tot de lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme motor – Kans
op brandwonden!
Houd rekening met voor werpen of kleding die
vlam kunnen vatten of in de propeller van de
motor ventilator kunnen komen – Kans op beknelling!
Na het ver wisselen van een lamp
Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig de
beschermkap om er voor te zorgen dat de
lampunit goed wordt afgedicht.
In geval van pech
Page 207 of 316

205
Model A
Model BZijknipperlicht
Ty p e A
, W Y5W-5W (amberkleurig)
-
D
ruk het zijknipperlicht naar achteren en
trek het los.
-
B
reng het zijknipperlicht vanaf de
achterzijde aan en duw hem ver volgens
naar achteren.
De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers
en zijknipperlichten) moeten worden
ver vangen door lampen met dezelfde kleur en
eigenschappen.
Verlichting vóór
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het vervangen van
lampen en in het bijzonder de typen lampen. 2.
Grootlicht.
Ty p e C , H1
3. Dimlicht.
Ty p e C , H7
4. Richtingaanwijzer.
Ty p e B , PY21W
5. Mistlamp.
Ty p e D , H11
1. Parkeerlichten/dagrijverlichting.
Ty p e A , W21/5W of LED (afhankelijk van
de uitvoering)
Gloeilampen dimlicht
Ty p e C , H7
F
T
rek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
F
D
raai de eenheid ten opzichte van de steun.
F
T
rek de lamphouder los.
F
V
ervang de lamp.
Voer voor de montage van de lamp dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Zorg er voor dat de beschermkap wordt
geplaatst met toegang tot de lip.
8
In geval van pech
Page 208 of 316

206
Zorg er voor dat de beschermkap wordt
geplaatst met toegang tot de lip.
Richtingaanwijzers
Ty p e B, PY21W
Sneller knipperen van de
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één of meerdere lampen aan
die zijde defect zijn.
F
D
raai de stekker een kwart omwenteling
linksom.
F
T
rek aan de eenheid ten opzichte van de
steun.
F
V
ervang de lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Parkeerlichten/dagrijverlichting
(model A)
Ty p e A , W21/5W
F
D
raai de stekker een kwart omwenteling
rechtsom.
F
T
rek de lamphouder los.
F
V
ervang de lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Parkeerlichten/dagrijverlichting
(model B)
LED's (light-emitting diodes)
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
lampen te laten vervangen.
Gloeilampen grootlicht
Ty p e C , H1
F
T
rek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
F
K
lik de eenheid los ten opzichte van de
steun.
F
T
rek de lamphouder los.
F
V
ervang de lamp.
Voer voor de montage van de lamp dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit.
In geval van pech