Page 209 of 316

207
Mistlampen vóór
Ty p e D, H11
Model A
Model B
F
V
erwijder de twee bevestigingsbouten van
de module.
F
N
eem de module uit de behuizing.
F
S
teek een sleufkopschroevendraaier tussen
de lampunit en de behuizing.
F
W
ip de behuizing voorzichtig los. Voor het ver vangen van deze lampen kunt
u
ook terecht bij het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Achterlichten
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het vervangen van
lampen en in het bijzonder de typen lampen.
F
D
ruk op de borgklem en maak de stekker
los.
F
D
raai de lamphouder los door hem een
kwart omwenteling linksom te draaien.
F
V
erwijder de lamphouder.
F
V
er vang de defecte lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Met achterdeuren/achterklep
1. Remlichten/parkeerlichten.
Ty p e B , P21/5W
2. Richtingaanwijzers.
Ty p e B , PY21W (amberkleurig)
3. Achteruitrijlicht.
Ty p e B , P21W
4. Mistverlichting.
Ty p e B , P21W
F
N
eem in het interieur de stekker aan de
achterzijde van de lampen los.
8
In geval van pech
Page 210 of 316

208
Zorg bij het aanbrengen er voor dat de lippen en de
bedrading weer correct worden teruggeplaatst om
te voorkomen dat de bedrading klem komt te zitten.
Nadat de lamp van een richtingaanwijzer
achter vervangen is, duurt het resetten
ongeveer 2
minuten of langer.
F
B
eweeg de klemmen opzij en ver wijder
vervolgens de lamphouder.
F
D
ruk de defecte lamp iets in en draai hem
een kwart omwenteling linksom om hem te
verwijderen.
Kentekenplaatverlichting
Ty p e A , W5W – 5W
Met achterdeuren
F Maak de binnenbekleding los.
F
N eem de stekker los door de lip opzij te
bewegen.
F
D
raai de lamphouder los door hem een
kwart omwenteling linksom te draaien.
F
V
ervang de gloeilamp.
F
P
laats de lamphouder terug en sluit de
stekker weer aan.
F
P
laats de binnenbekleding terug.
Met een achterklep
F Ver wijder de kunststof kap met behulp van een schroevendraaier.
F
V
ervang de gloeilamp.
F
B
reng de kunststof kap aan en druk deze
vast.
Derde remlicht
Ty p e A , W16W – 16W
F
D
raai de twee moeren los.
F
D
ruk de pennen samen.
F
N
eem indien nodig de stekker los om de
lamp te verwijderen.
F
V
ervang de gloeilamp.
F
V
erwijder de twee bevestigingsbouten met
behulp van de meegeleverde Torx-sleutel.
R
aadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de gereedschapsset .
F
T
rek vanaf de buitenzijde de lampunit
naar u
toe (bij achterdeuren ) of in de
richting van het midden van de auto (bij
achterklep ). F
V
ervang de gloeilamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
In geval van pech
Page 211 of 316

209
Een zekering vervangen
Toegang tot de
gereedschapsset
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich achter het deksel van de
zekeringkast.
F
T
rek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
F
V
erwijder het deksel en keer het om,
F
H
aal de tang uit de houder.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering ver vangt, dient u:
F d e oorzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten met het contact uit,
F
d
e defecte zekering op te sporen aan de
hand van de beschikbare zekeringtabellen
en schema's.
Bij het ver vangen van een zekering moet u:
F
g
ebruik de speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en
controleer of het smeltdraadje van de
zekering intact is.
F
v
er vang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur); een afwijkende stroomsterkte
kan storingen veroorzaken (brand).
Als de storing zich kort na het ver vangen
van de zekering opnieuw voordoet, laat
dan het elektrische systeem controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Goed Defect
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de hiernavolgende
zekeringtabellen genoemd, kan tot ernstige
storingen leiden. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Elektrische accessoires monteren
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van uw auto
is reeds rekening gehouden met de montage van
zowel de standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u
andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.
Ta n g
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door PEUGEOT
aanbevolen en geleverd worden, en niet
volgens de voorschriften van het merk
zijn gemonteerd. Dit geldt met name als
het totale stroomverbruik van alle extra
accessoires meer dan 10
milliampère
bedraagt.
8
In geval van pech
Page 212 of 316
210
Neem voor meer informatie over de montage
van een trekhaak of een taxi-uitrusting
contact op met het PEUGEOT-netwerk.
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
uw auto. F
T
rek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los. Zekeringnr.
Stroomsterkte (A)Functies
F1 10Draadloze smartphonelader, elektrochromatische binnenspiegel.
F4 15Claxon.
F6 20Ruitensproeierpomp.
F7 1012
V-aansluiting (achterin).
F10 30Module elektrische vergrendeling.
F13 10Bediening audio- en telematicasysteem.
F14 5Alarmsysteem, telematica-eenheid.
F19 3Servicecentrale trekhaak.
F23 5Algemene servicecentrale trekhaak.
F27 5Extra verwarming.
F29 20Audiosysteem, touchscreen.
F31 15Audiosysteem (als accessoire leverbaar).
F32 1512
V-aansluiting (voorin).
F34 5Spiegelbediening.
F36 5USB-aansluiting.
In geval van pech
Page 213 of 316

211
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
F Maak de twee vergrendelingen A los.
F V erwijder het deksel.
F
V
ervang de zekering.
F
S
luit na het ver vangen van de zekering
zorgvuldig het deksel en zet de twee
vergrendelingen A vast voor een goede
afdichting van de zekeringkast. Zekering
N r.
Stroomsterkte (A)Functies
F16 15Mistlampen vóór.
F18 10Grootlicht rechts.
F19 10Grootlicht links.
F29 40Ruitenwissers vóór.
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege
accu.
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in een
goed geventileerde ruimte, ver van open vuur of
vonken veroorzakende bronnen, om elk risico
van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
8
In geval van pech
Page 214 of 316

212
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
F O pen de motorkap via hendel in het
interieur en gebruik ver volgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
F
Be
vestig de motorkapsteun.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken
voor meer informatie over de motorkap
en de motor .
Starten van de motor
met een hulpaccu en
startkabels
Als de accu van uw auto leeg is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu (externe
accu of een accu van een andere auto) en
startkabels of een startbooster. Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12
V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van
de motor (ventilator, aandrijfriemen enz.)
bevinden.
Maak de (+) klem niet los bij draaiende
motor.
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
In plaats daar van kunt u gebruikmaken van een
massapunt aan de voorzijde van de auto. F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait.
F
N
eem ver volgens de kabels in
omgekeerde volgorde los.
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster. F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
In geval van pech
Page 215 of 316

213
De accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u
zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de
acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
Z
et het contact uit.
F
S
chakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting,
e n z .) .
F Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen de lader B uit alvorens de kabels op de accu
aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
D
e zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van de auto.
F
Z
et na afloop van het laden eerst acculader B
uit voordat u
de kabels losneemt van accu A .
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Kans op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
Accu loskoppelen
Als u de auto gedurende langere tijd niet
g aat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
s
luit de ruiten en de portieren voordat u de
accukabels loskoppelt, Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
Anders kan de elektrische uitrusting
van het Stop & Start-systeem ernstig
beschadigd raken.
8
In geval van pech
Page 216 of 316

214
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)Weer aansluiten van de plusklem (+)
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog
om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen. F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool (+) .
F
D
ruk de accupoolklem B volledig omlaag.
F
B
eweeg hendel A omlaag om accupoolklem
B te vergrendelen.
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit,
F
z
et het contact uit en wacht vier minuten.
Koppel bij de accu alleen de pluspool (+) los.
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem niet
kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Na opnieuw aansluiten van de accu moet u het
c ontact aanzetten en ver volgens 1 minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8
uur), niet is gebruikt.
Slepen
U kunt de auto laten slepen door een andere
auto of een andere auto slepen met behulp van
het afneembare sleepoog. Raadpleeg de volgende rubriek om bepaalde
systemen zelf te resetten, zoals:
-
d
e afstandsbediening of elektronische
sleutel (afhankelijk van de uitvoering),
-
d
e elektrische ruitbediening,
-
de
elektrisch bedienbare schuifdeuren,
-
d
e datum en de tijd,
-
de
voorkeuzezenders.
Toegang tot het sleepoog
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
gereedschapsset
.
In geval van pech