Page 49 of 316

47
Inschakelen/uitschakelen
U kunt de functie desgewenst permanent
inschakelen of uitschakelen.
F
D
ruk als het contact is aangezet op de toets
van de centrale vergrendeling tot er een
geluidssignaal klinkt en er een melding ter
bevestiging verschijnt.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Het rijden met vergrendelde portieren kan
in noodgevallen de toegang tot het interieur
voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Vervoer van lange of grote voorwerpen
Wanneer u wilt rijden met geopende
achterklep, dient u
op de schakelaar van
de centrale vergrendeling te drukken om
de portieren te vergrendelen. Wanneer
u
dit niet doet, hoort u elke keer dat u de
10
km/h overschrijdt de vergrendeling
'terugspringen', met de bijbehorende
bovenstaande waarschuwingen.
Wanneer u
nogmaals op de toets van de
centrale vergrendeling drukt, wordt de
auto weer ontgrendeld.
Bij snelheden boven 10
km/h is dit
ontgrendelen slechts tijdelijk.
Achterdeuren
De linker achterdeur gesloten
houden bij geopende rechter
deur
Openen tot ongeveer 180°
Algemene aanbevelingen
voor de schuifdeuren
Bedien de schuifdeuren uitsluitend bij stilstaande
auto.
Omwille van de veiligheid van uzelf en uw
passagiers en voor een goede werking van de
schuifdeuren is het raadzaam niet te gaan rijden
met geopende schuifdeuren.
Controleer voordat u
een schuifdeur bedient altijd
of de omstandigheden veilig zijn, en zorg er voor dat
kinderen en huisdieren zich niet onbewaakt in de
omgeving van de bediening van de schuifdeuren
kunnen bevinden.
U wordt u
hierop geattendeerd door
een geluidssignaal, het branden van het
verklikkerlampje "portier geopend" en een
melding op het scherm. Neem contact op met
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om deze waarschuwing uit te schakelen.
Vergrendel uw auto tijdens het wassen in een
wasstraat.
Er kan worden gereden met een geopende rechter
deur voor het vervoeren van lange ladingen.
De linker deur wordt gesloten gehouden door het
kenmerkende gele slot aan de onderzijde van de
deur.
Deze gesloten deur mag niet worden gebruikt voor
het vastzetten van ladingen.
Met de deur aan de rechterzijde open rijden mag
zonder speciale toestemming. Hierbij moeten
echter wel de gebruikelijke veiligheidsvoorschriften
met betrekking tot het waarschuwen van andere
verkeersdeelnemers in acht worden genomen.
De deur vangers (afhankelijk van de uitvoering)
maken het mogelijk de achterdeuren met een
hoek van ongeveer 90° tot 180° te openen.
F
T
rek als de deur is geopend aan de gele
hendel.
Bij het sluiten van de deur komt de deur vanger
automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug.
2
Toegang tot de auto
Page 50 of 316

48
Controleer voordat u een schuifdeur opent
o f sluit en gedurende de beweging van
de schuifdeur of er, zowel in als buiten
de auto, geen personen, huisdieren of
voor werpen zijn die door de geopende
deur steken en de beweging er van kunnen
hinderen.
Het niet in acht nemen van dit
veiligheidsvoorschrift kan leiden tot
schade aan voor werpen en letsel aan
lichaamsdelen indien deze tijdens het
bewegen van de schuifdeur bekneld raken.
Controleer of de rail op de vloer vrij is van
voor werpen die het openen of sluiten van
de schuifdeur in de weg kunnen staan.
Ga om veiligheidsredenen en om
storingen te voorkomen niet rijden met
geopende schuifdeuren.
Om de schuifdeur open te houden moet hij
volledig worden geopend, zodat hij wordt
geblokkeerd door het blokkeersysteem
(aan de onderzijde van de deur).
Schuifdeuren en breedte
van uw auto
Een geopende schuifdeur steekt uit. Houd hier
rekening mee wanneer u de auto langs een
muur, een paaltje of een hoge stoeprand, enz.
parkeert.
Op een steile helling
Als de auto met de voorzijde naar boven op
een helling staat, is voorzichtigheid geboden
bij het bedienen van de schuifdeuren. De
helling kan een versnelde beweging van de
schuifdeuren veroorzaken.
Als de auto op een steile helling staat, begeleid
de schuifdeur dan bij het sluiten met de hand.
De achterzijde van een geopende
schuifdeur zal nooit voorbij de
achterbumper van de auto komen. Als de auto met de achterzijde naar boven op
een helling staat, kan het zijn dat de schuifdeur
niet in de geopende stand blijft staan en
schoksgewijs
weer sluit. Houd de deur altijd
vast om te voorkomen dat deze per ongeluk
wordt gesloten.
Toegang tot de auto
Page 51 of 316

49
Alarmsysteem
Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand probeert
het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de
knop of de kabels van de sirene uit te schakelen
of te beschadigen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats alvorens
u werkzaamheden aan het alarmsysteem uitvoert.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem controleert of de auto wordt geopend.
Het alarm gaat af als iemand een van de te
openen carrosseriedelen (waaronder ook de
motorkap) probeert te openen.
Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen
in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
als iets of iemand de auto binnendringt of als iets
of iemand in de auto beweegt.
Als uw auto is uitgerust met extra
verwarming/ventilatie, kan de
interieurbeveiliging niet worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de extra
verwarming/ventilatie .
Wegsleepbeveiliging
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Activeren
De uitwendige beveiliging wordt
5
seconden nadat de auto is vergrendeld,
geactiveerd. De interieur- en
wegsleepbeveiliging worden 45
seconden
nadat de auto is vergrendeld, geactiveerd.
Indien een portier, de achterklep of de
motorkap niet goed is gesloten, wordt de
auto niet vergrendeld, maar worden de
uitwendige beveiliging, de interieurbeveiliging
en de wegsleepbeveiliging na 45
seconden
wel ingeschakeld.
Op een steile helling kan de
schuifdeur zich door zijn eigen gewicht
schoksgewijs in beweging zetten.
Zorg er voor dat de schuifdeur op een
steile helling niet onbewaakt geopend
blijft. Het niet in acht nemen van dit
veiligheidsvoorschrift kan leiden tot
schade aan voor werpen en letsel aan
lichaamsdelen indien deze tijdens het
bewegen van de schuifdeur bekneld
raken.
Dit systeem treedt in werking als er veranderingen
in de positie van de auto worden waargenomen.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild of
verplaatst.
Wanneer de auto is geparkeerd, gaat het
alarm niet af in het geval van een aanrijding.
F Zet de motor af en verlaat de auto.
F V ergrendel de auto met de
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het rode
lampje van de toets knippert één keer per
seconde en de richtingaanwijzers gaan
gedurende ongeveer 2
seconden branden.
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
2
Toegang tot de auto
Page 52 of 316

50
Vergrendelen van de auto
met alleen de uitwendige
beveiliging ingeschakeld
Deactiveer de interieurbeveiliging en de
wegsleepbeveiliging om vals alarm te
voorkomen, bijvoorbeeld wanneer:
-
e
en huisdier in de auto wordt achtergelaten;
-
e
en ruit of het schuifdak op een kier blijft
staan;
-
d
e auto wordt gewassen;
-
e
en wiel wordt ver wisseld;
-
d
e auto wordt gesleept;
-
d
e auto wordt ver voerd per schip.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30
seconden.
Afhankelijk van het land van verkoop blijven de
bewakingsfuncties ingeschakeld tot het alarm
voor de 11e keer afgaat.
Als het lampje snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het Keyless entry
en start-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F o ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier;
F
o
pen het portier; het alarm gaat af;
F
z
et het contact aan: het alarm stopt en het
lampje in de knop gaat uit.
Uitschakelen
F Druk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening.
of
F
O
ntgrendel de auto met het Keyless entry
and start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld;
het lampje van de knop gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2
seconden.
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als binnen 30
seconden
één van de portieren of de achterklep
niet is geopend), wordt het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
F Zet het contact af en druk binnen 10 seconden op de alarmknop tot het rode
lampje blijft branden.
F
V
erlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het Keyless entry and
start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is geactiveerd. Het
rode verklikkerlampje knippert iedere seconde.
Houd er rekening mee dat het systeem
iedere keer dat het contact wordt afgezet
moet worden uitgeschakeld.
Opnieuw inschakelen van de
interieur- en wegsleepbeveiliging
F Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Het indicatielampje in de knop gaat uit.
F
S
chakel alle beveiligingen weer in door
de auto met de afstandsbediening of
het Keyless entry and start-systeem te
vergrendelen.
Het rode verklikkerlampje van de knop zal
opnieuw één keer per seconde knipperen.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
Toegang tot de auto
Page 53 of 316

51
Elektrisch bedienbare ruiten
1.Linksvoor.
2. Rechtsvoor.
3. Rechtsachter.
4. Linksachter.
5. De schakelaars van de elektrisch
bedienbare ruiten achter deactiveren.
Handbediende werking
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt
om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt
zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische werking
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware
punt om de ruit te openen of te sluiten. Als u
de
schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de
ruit volledig. Druk opnieuw op de schakelaar
om het openen of sluiten te stoppen.
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen
nog 45
seconden nadat het contact is
uitgezet, worden bediend.
Na die tijd kunnen de ruiten niet meer
worden bediend. Zet het contact aan om
de ruiten weer te kunnen bedienen.
Antiklemvoorziening
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Druk op de schakelaar om de ruit volledig te
openen en trek dan de schakelaar onmiddellijk
omhoog totdat de ruit volledig is gesloten,
om de normale werking te resetten . Houd
de schakelaar na het sluiten nog ongeveer
1
seconde vast.
Tijdens de activering van de functie is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het rode
lampje van de knop blijft branden, duidt dit op
een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Automatisch inschakelen
(Afhankelijk van het verkoopland)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2
minuten nadat het laatste portier of de
bagageruimte is gesloten.
F
O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep
te voorkomen, moet u
eerst op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
drukken of moet u
de auto ontgrendelen met
het Keyless entry and start-systeem.
2
Toegang tot de auto
Page 54 of 316

52
Blokkering van de
ruitbediening achter
Ter bevestiging gaat het rode lampje van
de knop branden en wordt er een melding
weergegeven. Het lampje blijft branden zolang
de blokkering is ingeschakeld.
Het blijft mogelijk om de achterportierruiten via
het bedieningspaneel op het bestuurdersportier
te bedienen. Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op
de schakelaar 5 om de ruitbediening achter,
ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren.
Resetten van de
ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest, moet de
ruitbediening gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Voer de volgende procedure voor elke ruit uit:
-
l
aat de ruit volledig zakken en weer volledig
omhoog gaan. De ruit zal telkens een paar
centimeters hoger komen. Herhaal deze
procedure totdat de ruit volledig gesloten is;
-
h
oud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1
seconde vast zodra de ruit
volledig is gesloten. Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daar voor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet hij/zij
er van verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van de ruit hindert.
De bestuurder moet er van verzekerd zijn
dat de passagiers op de juiste manier
gebruik maken van de elektrische
ruitbediening.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze
zich tijdens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
Let op inzittenden en/of personen in de
buurt van de auto tijdens het sluiten van
de ruiten met de elektronische sleutel of
het 'Keyless entry and start'-systeem.
Uitstelbare
achterportierruiten
Openen
F Draai de hendel naar buiten.
F
D uw de hendel zo ver mogelijk naar
buiten om de ruit in de geopende stand te
vergrendelen.
Sluiten
F Trek de hendel naar binnen om de ruit te ontgrendelen.
F
B
eweeg de hendel volledig naar binnen om
de ruit in de gesloten stand te vergrendelen.
Toegang tot de auto
Page 55 of 316

53
Stuurwielverstelling
F Zorg dat de auto stilstaat en duw de hendel omlaag om het stuur wiel te
ontgrendelen.
F
V
erstel het stuur wiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding.
F
T
rek aan de hendel om het stuur wiel te
vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Spiegels
Buitenspiegels
Afstellen
Stel om veiligheidsredenen de buitenspiegels
goed af om de "dode hoek" zo klein mogelijk
te maken.
De waargenomen objecten in de buitenspiegels
lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden gehouden om
de afstand ten opzichte van achteropkomend
verkeer goed in te schatten.
Handmatig inklappen
U kunt de spiegels handmatig inklappen
(parkeren, smalle garage enz.)
F
K
antel de spiegel naar de auto.
Elektrisch inklappen
Bij stilstaande auto en aangezet contact
kunnen de buitenspiegels van binnenuit
elektrisch worden ingeklapt:
F
B
eweeg de schakelaar A of draai de
schakelaar C (afhankelijk van de uitvoering)
naar rechts of links om de desbetreffende
buitenspiegel te selecteren.
F
B
eweeg de schakelaar B of C (afhankelijk
van de uitvoering) in de vier richtingen om
de spiegel af te stellen.
F
Ze
t de schakelaar A of C (afhankelijk van de
uitvoering) weer in de middelste stand. F
Ze
t de schakelaar A in de
middelste stand.
F
T
rek de schakelaar A naar
achteren.
Vergrendel om de spiegels van buitenaf in te
klappen de auto met de afstandsbediening of
de sleutel.
3
Ergonomie en comfort
Page 56 of 316

54
Elektrisch uitklappen
De spiegels worden weer elektrisch uitgeklapt
zodra de auto ontgrendeld wordt met de
afstandsbediening of de sleutel. Trek als
de spiegels zijn ingeklapt met behulp van
de schakelaar A de schakelaar naar de
middenstand.Het automatisch in- en uitklappen van
de buitenspiegels bij het vergrendelen/
ontgrendelen kan worden gedeactiveerd.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Indien nodig kunt u
de buitenspiegels
handmatig inklappen.
Buitenspiegels met
ver warming
F Druk op de toets van de achterruitverwarming. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het ontwasemen en
ontdooien van de achterruit
.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
onder vindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediende uitvoering
Afstellen
F
S tel de spiegel af zoals deze in de dagstand
staat.
Dag-/nachtstand
" Elektrochromatische "
binnenspiegel
F Trek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.
F
D
uw het hendeltje naar voren om de spiegel
terug te zetten in de dagstand. Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal zicht
naar achteren.
Observatiespiegel achterste inzittenden
De observatiespiegel in aangebracht boven
de binnenspiegel. Met deze spiegel kunt u de
achterpassagiers observeren en hen tijdens
gesprekken aankijken zonder achterom
te moeten kijken of de binnenspiegel te
hoeven verstellen. De spiegel kan eenvoudig
verwijderd worden om verblinding van
achteropkomend verkeer te voorkomen.
Ergonomie en comfort