Page 129 of 316

127
Verklikkerlampje werking
Dit verklikkerlampje gaat zowel op
het instrumentenpaneel als op de
hendel branden om te bevestigen
dat de parkeerrem is aangetrokken.
Als de parkeerrem wordt vrijgezet, gaat dit
verklikkerlampje uit om dit te bevestigen.
Dit lampje knippert op de hendel wanneer de
parkeerrem handmatig wordt aangetrokken of
vrijgezet.
In het geval van een lege accu werkt de
bediening van de elektrische parkeerrem
niet.
Beveilig als de parkeerrem niet is
aangetrokken de auto tegen wegrollen
door een versnelling in te schakelen
Beveilig bij een automatische transmissie
als de parkeerrem niet is aangetrokken
de auto tegen wegrollen door de
meegeleverde wielblokken tegen een van
de wielen te plaatsen.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Controleer voordat u
de auto verlaat
of de parkeerrem is aangetrokken:
de lampjes van de parkeerrem op het
instrumentenpaneel en op de hendel
moeten allebei permanent branden.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken,
klinkt een geluidssignaal en wordt
een melding weergegeven als het
bestuurdersportier wordt geopend.
Laat kinderen nooit alleen in de auto
wanneer het contact is aangezet: ze
zouden de parkeerrem kunnen vrijzetten.
F
d
oor de hendel kort in te drukken ter wijl
u
het rempedaal ingetrapt houdt om de
parkeerrem vrij te zetten.
Standaard is de automatische werking
geactiveerd.
Als een aanhangwagen achter uw auto is gekoppeld, op
een steile helling wordt geparkeerd of uw auto zwaar is
beladen, dient u
bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak bij het parkeren de voor wielen naar het
trottoir te sturen en een versnelling in te schakelen.
Als een aanhangwagen achter uw auto is gekoppeld,
op een steile helling wordt geparkeerd of uw auto zwaar
is beladen, dient u
bij een auto met een automatische
transmissie bij het parkeren de voor wielen naar het
trottoir te sturen of de stand P te selecteren.
Als een aanhangwagen achter uw auto is gekoppeld,
moet bij het parkeren het hellingspercentage lager zijn
dan 12%.
Handbediende werking
Handmatig vrijzetten
Contact aan of draaiende motor:
F t rap het rempedaal in,
F
h
oud het rempedaal ingetrapt en druk de
hendel kort in.
Als u
de hendel indrukt zonder het
rempedaal in te trappen, wordt de
parkeerrem niet vrijgezet en wordt een
melding weergegeven.
Als de parkeerrem volledig is vrijgezet, wordt
dit bevestigd door het doven van het lampje
remsysteem en het lampje P op de hendel
in combinatie met de melding "Parkeerrem
vrijgezet".
6
Rijden
Page 130 of 316

128
Handmatig aantrekken
Bij stilstaande auto:
F t rek kort aan de hendel.
Als de parkeerrem wordt aangetrokken, wordt
dit bevestigd door het knipperen van het lampje
van de hendel.
Als de parkeerrem is aangetrokken, wordt dit
bevestigd door het branden van het lampje
remsysteem en het lampje P op de hendel
in combinatie met de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Automatische werking
Automatisch vrijzetten
Controleer eerst of de motor is gestart en het
bestuurdersportier goed is gesloten.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden .
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
F
T
rap het koppelingspedaal volledig
in en schakel de 1
e versnelling of de
achteruitversnelling in.
F
G
eef gas en laat het koppelingspedaal
opkomen.
Bij een automatische transmissie
F
H
oud het rempedaal ingetrapt.
F
Sel
ecteer stand D , M of R.
F
L
aat het rempedaal los en geef gas.
Als bij een auto met een automatische
transmissie de parkeerrem niet
automatisch wordt vrijgezet, controleer dan
of de voorportieren correct zijn gesloten.
Als de parkeerrem volledig is vrijgezet, wordt
dit bevestigd door het doven van het lampje
remsysteem en het lampje P op de hendel
in combinatie met de melding "Parkeerrem
vrijgezet". Trap bij stilstaande auto niet onnodig het
gaspedaal in, omdat hierbij de parkeerrem
kan worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de
parkeerrem automatisch aangetrokken als
u de motor afzet .
Als de parkeerrem is aangetrokken, wordt dit
bevestigd door het branden van het lampje
remsysteem en het lampje P op de hendel
in combinatie met de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Als de motor is afgeslagen of de STOP-stand van
het Stop & Start-systeem is geactiveerd, wordt de
parkeerrem niet automatisch aangetrokken.
Als de automatische werking is
geactiveerd, kunt u op elk moment zelf de
parkeerrem aantrekken of vrijzetten met
de hendel.
Bijzonderheden
Onder bepaalde omstandigheden kan het
nodig zijn om de parkeerrem handmatig aan te
trekken.
Stilzetten van de auto bij
draaiende motor
Trek om de auto stil te zetten bij draaiende
motor kort aan de hendel.
Als de parkeerrem is aangetrokken, wordt
dit bevestigd door het verklikkerlampje
remsysteem en het lampje P op de hendel
in combinatie met de melding "Parkeerrem
aangetrokken".
Parkeren van de auto met
vrijgezette parkeerrem
Onder zeer koude weersomstandigheden
(vorst) is het raadzaam de parkeerrem niet
te gebruiken.
Schakel om te voorkomen dat de auto
wegrolt een versnelling in of plaats de
wielblokken tegen een van de wielen.
Rijden
Page 131 of 316

129
Stilzetten van de auto, zonder aangetrokken
parkeerrem.
F
Z
et de motor af.
Het branden van het lampje op het instrumentenpaneel en op de hendel
bevestigt dat de parkeerrem is
aangetrokken,
F
Z
et het contact weer aan, zonder de motor
te starten.
F
Z
et de parkeerrem handmatig vrij door
op de hendel te drukken ter wijl u
het
rempedaal ingetrapt houdt.
Als de parkeerrem volledig is vrijgezet,
wordt dit bevestigd door het doven van het
verklikkerlampje remsysteem en het lampje
P op de hendel in combinatie met de melding
"Parkeerrem vrijgezet".
F
Z
et het contact af.
Bij een auto met een automatische
transmissie wordt de stand P automatisch
ingeschakeld als het contact wordt
afgezet. De wielen zijn dan geblokkeerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de automatische
transmissie , in het bijzonder met
betrekking tot het in de vrijloop zetten van
de auto.Bij uitvoeringen met een automatische transmissie,
wanneer de stand N is ingeschakeld, klinkt er een
geluidssignaal wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend. Het geluidssignaal stopt zodra
u
het bestuurdersportier weer sluit.
Uitschakelen van de
automatische werking
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld
bij zeer koud weer, bij het trekken van een
aanhanger of bij slepen (in het geval van
autopech), kan het noodzakelijk zijn om de
automatische werking van het systeem uit te
schakelen.
F
S
tart de motor.
F
T
rek met de hendel de parkeerrem aan als
deze is vrijgezet.
F
L
aat het rempedaal volledig los.
F
H
oud de hendel 10 tot 15 seconden in de
stand voor het vrijzetten.
F
L
aat de hendel los.
F
T
rap het rempedaal in en houd dit ingetrapt.
F
H
oud de hendel gedurende 2
seconden in
de stand voor het aantrekken.
Het uitschakelen van de automatische
werking wordt bevestigd door het
branden van dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel.
F Laat de hendel en het rempedaal los.
Vanaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
Herhaal deze procedure om de automatische
werking weer in te schakelen.
Het inschakelen van de automatische werking
wordt bevestigd door het doven van het
verklikkerlampje op het instrumentenpaneel.
Noodremfunctie
De noodremfunctie mag uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
Wanneer het rempedaal niet werkt of bij
uitzonderlijke situaties (bijv. wanneer de
bestuurder onwel wordt), kan de auto worden
afgeremd door aan de hendel te trekken en
deze vast te houden. De auto wordt afgeremd
zolang aan de hendel wordt getrokken en het
remmen stopt als de hendel wordt losgelaten.
De systemen ABS en DSC zorgen er voor
dat de auto stabiel blijft wanneer de
noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem
van de noodremfunctie verschijnt de
melding "Storing parkeerrem" op het
instrumentenpaneel.
6
Rijden
Page 132 of 316

130
Hill Start Assist
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op
een helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats.
In die tijd kunt u
uw voet van het rempedaal
naar het gaspedaal verplaatsen.
Het systeem is alleen actief als:
-
d
e auto volledig stilstaat met het rempedaal
ingetrapt,
-
a
an bepaalde hellingcondities is voldaan,
-
he
t bestuurdersportier is gesloten.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat
de Hill Start Assist in werking is.
Als u
de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek dan de parkeerrem
met de hand aan. Controleer of het
verklikkerlampje van de parkeerrem op het
instrumentenpaneel permanent brandt.
Storing
Bij een storing aan de systemen ABS en
DCS, aangegeven door het branden van
één van of allebei deze lampjes op het
instrumentenpaneel, kan de stabiliteit van de
auto niet meer worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft door
afwisselend aan de hendel te trekken en deze
weer los te laten tot de auto stilstaat.
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt deze even op
zijn plaats gehouden als u het rempedaal loslaat.
Bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak :
als de eerste versnelling is ingeschakeld of als de
versnellingsbak in de neutraalstand staat.
Bij een auto met een automatische transmissie : als de
stand D of M is geselecteerd.
Als de auto bergafwaarts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt de
auto even op zijn plaats gehouden als u
het
rempedaal loslaat.
Bij een systeemstoring gaan deze lampjes branden.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Handgeschakelde 5-versnellingsbak
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
F Trap het koppelingspedaal volledig in en zet de versnellingshendel in de neutraalstand.
F
B
eweeg de versnellingshendel naar rechts
en vervolgens naar achteren.
Rijden
Page 133 of 316

131
Voor uw veiligheid en om het starten van
de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e
of de 6e versnelling
F Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e
versnelling in te schakelen.
Doet u
dit niet, dan kan de versnellingsbak
zwaar beschadigd raken (per ongeluk
inschakelen van de 3
e of 4e versnelling).
Inschakelen van de
achteruitversnelling
F Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar
links en dan naar voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in
als de auto stilstaat en de motor stationair
draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te
vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Automatische transmissie
Bij deze automatische transmissie met acht
versnellingen kunt u kiezen voor automatisch of
handmatig schakelen.
Er zijn twee gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatisch schakelen : het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd,
-
h
andmatig schakelen : in deze stand kan
de bestuurder zelf sequentieel schakelen.
Bij de automatische bediening blijft het altijd
mogelijk om zelf te schakelen met behulp van
de flippers aan de stuurkolom, bijvoorbeeld om
even snel in te halen.
Keuzeschakelaar
Bij het bedienen van de keuzeschakelaar
is het om veiligheidsredenen raadzaam
om het rempedaal ingetrapt te houden.
6
Rijden
Page 134 of 316

132
P.Parkeerstand.
F H oud het rempedaal ingetrapt en draai
de keuzeschakelaar in deze stand om
de auto te parkeren of om de motor te
kunnen starten.
R.Achteruitversnelling.
F D raai de keuzeschakelaar in deze stand.
N.Neutraalstand.
F D raai de keuzeschakelaar in deze stand
om de motor te kunnen starten.
D.Automatische bediening.
F D raai de keuzeschakelaar in deze stand.
M.Zelf sequentieel schakelen tussen de
versnellingen.
F
D
ruk met de keuzeschakelaar in de
stand D op deze toets en schakel
vervolgens met de stuurwielflippers.
De stand N kunt u gebruiken in een file
o f bij het wassen van de auto in een
wasstraat.
Stuurwielflippers
F Trek de rechter flipper " +" of linker flipper " -"
naar u toe om op of terug te schakelen.
Met de flippers kunt u
de neutraalstand
niet selecteren en de achteruitversnelling
niet in- en uitschakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de stand van de keuzeschakelaar
v erandert of op de toets M drukt, verschijnt het
desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel.
N. Neutraalstand
D. Rijden (automatisch schakelen)
M. Handmatig (handmatig schakelen)
1
tot 8. Versnelling ingeschakeld
- Ongeldige waarde
F
A
ls op het instrumentenpaneel
de melding " Trap het
rempedaal in " wordt
weergegeven, moet u
het
rempedaal volledig intrappen.
Starten van de auto
F Trap het rempedaal in en selecteer de stand P .
F Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden wordt
voldaan, klinkt een geluidssignaal en verschijnt een
melding op het display van het instrumentenpaneel.
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
S
electeer de stand R , N of D.
Wanneer u met een zwaar beladen auto
m oet wegrijden op een steile helling, houd
dan het rempedaal ingetrapt , selecteer
de stand D , zet de parkeerrem vrij en laat
vervolgens het rempedaal los.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint onmiddellijk te rijden.
P. Parkeerstand
R. Achteruitversnelling
Rijden
Page 135 of 316

133
Als P wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel terwijl de keuzeschakelaar in
een andere stand staat, dient u de keuzeschakelaar
in de stand P te zetten om te kunnen starten.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N wordt
geselecteerd, laat het motortoerental dan zakken
tot stationair toerental, zet de keuzeschakelaar in
de stand D en trap het gaspedaal weer in.
Het aanduwen om de motor te starten
is bij een auto met een automatische
transmissie niet toegestaan.
Automatische werking
F Selecteer de stand D om automatisch te laten schakelen
tussen de zes versnellingen.
Zet de keuzeschakelaar nooit in de stand
N als de auto rijdt.
Zet de keuzeschakelaar nooit in de stand
P of R als de auto niet volledig stilstaat.
Tijdelijk handmatig
schakelen
U kunt tijdelijk het schakelen van de
transmissie overnemen met de flippers "+"
en "-" aan de stuurkolom. Als het toerental
dit toestaat, wordt de door u
geselecteerde
versnelling ingeschakeld.
Met deze functie kunt u
anticiperen op
bepaalde rijsituaties, zoals het inhalen van een
voorligger of het naderen van een bocht.
Als de flippers enige tijd niet meer zijn
gebruikt, gaat de transmissie weer over op de
automatische stand.
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R
,
D of M is geselecteerd, rijdt de auto ook
zonder dat het gaspedaal wordt ingetrapt.
Laat nooit kinderen zonder toezicht in de
auto achter.
Verlaat om veiligheidsredenen de auto
nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder
de sleutel of afstandsbediening mee te
nemen.
Trek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor. De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u
zelf hoeft te schakelen.
De transmissie kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profiel van de weg en de belading van de
auto.
Voor een maximale acceleratie
zonder de stand van de
keuzeschakelaar te wijzigen, dient
u
het gaspedaal volledig in te
trappen (kickdown). De transmissie
schakelt automatisch terug of
handhaaft de ingeschakelde
versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug voor een betere
motorremwerking.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling
als u
het gaspedaal plotseling loslaat.
Kruipfunctie (rijden zonder
gasgeven)
Dankzij deze functie verloopt het rijden op lage
snelheid soepeler (inparkeren, file rijden enz.).
Als de motor draait, de parkeerrem is vrijgezet
en de stand D , M of R is geselecteerd, zet
de auto zich langzaam in beweging zodra
u
het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het
gaspedaal bedient).
Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen
in de auto) de auto nooit bij draaiende
motor.
6
Rijden
Page 136 of 316

134
Handmatig schakelen
F Druk, ter wijl de keuzeschakelaar in stand D staat, op de toets M
om sequentieel te schakelen
tussen de zes versnellingen.
Het lampje van de toets gaat branden.
F
B
edien de flipper " +" of " -" aan de
stuurkolom.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding M en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.
F U kunt op elk moment terugkeren naar automatisch schakelen door
nogmaals op de toets M te drukken.
Ongeldige waarde bij
handmatig schakelen
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de keuzeschakelaar bevindt zich
tussen twee standen in).
F
Z
et de keuzeschakelaar "goed" in de
gewenste stand.
Stilzetten van de auto
Selecteer voordat u de motor afzet de stand P
e n trek ver volgens de parkeerrem aan om de
auto te blokkeren.
U kunt bij het selecteren van de stand P
een zwaar punt voelen.
Als de keuzeschakelaar niet in de
stand P staat, klinkt bij het openen van
het bestuurdersportier of na ongeveer
45
seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.
F
Z
et de keuzeschakelaar in de stand P ;
het geluidssignaal stopt en de melding
verdwijnt.
Wanneer de auto zwaar beladen is en
u deze op een steile helling parkeert, houd
dan het rempedaal ingetrapt , selecteer
de stand P , trek de parkeerrem aan en laat
vervolgens het rempedaal weer los.
Het lampje van de toets gaat uit.
Bij handmatig schakelen is het niet
noodzakelijk om bij het schakelen het
gaspedaal los te laten.
Het schakelen naar een andere
versnelling kan alleen als de snelheid van
de auto en het toerental van de motor dit
toestaan. Bij een te laag of te hoog toerental
knippert de geselecteerde versnelling
enkele seconden waarna de werkelijk
ingeschakelde versnelling wordt
weergegeven.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest
de transmissie automatisch de stand M1
.
In een steile en/of lange afdaling is het om
de remmen te ontzien raadzaam om af te
remmen op de motor (schakel terug of blijf
in een lage versnelling rijden).
Voortdurend remmen kan leiden tot
over verhitting van de remmen waardoor
het remsysteem beschadigd of buiten
werking kan raken.
Rem alleen als dit noodzakelijk is om
snelheid te minderen of te stoppen.
Op wegen met steile hellingen (bijvoorbeeld
een bergweg) is het raadzaam handmatig te
schakelen.
Het automatische schakelprogramma werkt onder
zulke omstandigheden niet optimaal en biedt
geen mogelijkheid om op de motor af te remmen.
Rijden