Page 33 of 388

display van HI (hoge stand) in LO (lage
stand). De lage stand (LO) wordt na ongeveer
45 minuten automatisch uitgeschakeld.
OPMERKING:
De stoelverwarming werkt uitsluitend wan-
neer de motor draait.
Voertuigen met starten op afstand — indien
aanwezig
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stoelventilatie wordt ingeschakeld tijdens het
starten op afstand.
Deze functie kan worden geprogrammeerd
via het Uconnect systeem. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
• Personen die geen pijn op de huid kun-
nen voelen als gevolg van ouderdom,
chronische ziekte, diabetes, rugletsel,
medicatie, alcoholgebruik, uitputting of
een andere lichamelijke conditie, moe-
WAARSCHUWING!
ten voorzichtig zijn bij het gebruik van
de stoelverwarming. Deze kan zelfs bij
lage temperaturen brandwonden veroor-
zaken, met name als de verwarming
langdurig wordt gebruikt.
• Plaats geen voorwerpen op de zitting of
de rugleuning die warmte-isolerend wer-
ken, zoals een deken of kussen. Hierdoor
kan de stoelverwarming oververhit ra-
ken. Een oververhitte stoel kan leiden tot
ernstige brandwonden als gevolg van de
verhoogde oppervlaktetemperatuur van
de zitting.
Stoelventilatie voor — indien aanwezig
Als uw voertuig is uitgerust met stoelventila-
tie, bevinden zich in de stoelzitting en de
rugleuning ventilatoren die lucht uit het pas-
sagierscompartiment door kleine perforaties
in de stoelbekleding blazen, ter verkoeling
van de bestuurder en voorpassagier bij hoge
omgevingstemperaturen. De ventilatoren
werken bij twee snelheden, HI (hoge snel-
heid) en LO (lage snelheid).De schermtoetsen voor de stoelventilatie vóór
bevinden zich in het Uconnect systeem. U
vindt de bedieningstoetsen via het scherm
"Climate” (klimaat) of "Controls" (bedienings-
elementen).
• Druk eenmaal op de toets van de stoelven-
tilatie
om HI (hoge stand) te kiezen.
• Druk een tweede keer op de toets van de
stoelventilatie
om LO (lage stand) te
kiezen.
• Druk een derde keer op de toets van de
stoelventilatie
om de stoelventilatie
UIT te schakelen.
OPMERKING:
De stoelventilatie werkt uitsluitend wanneer
de motor draait.
Voertuigen met starten op afstand — indien
aanwezig
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stoelventilatie wordt ingeschakeld tijdens het
starten op afstand.
31
Page 34 of 388

Deze functie kan worden geprogrammeerd
via het Uconnect systeem. Raadpleeg het
instructieboekje voor meer informatie.
60/40-gedeelde achterbank met
neerklapfunctie
Om extra bagageruimte te creëren kan de
elke achterstoel worden neergeklapt. Hier-
door ontstaat er meer bagageruimte en is er
toch nog zitruimte beschikbaar achterin.OPMERKING:
Voordat u de achterbank neerklapt, moet u
wellicht de voorstoel in de stand halverwege
de glijrails zetten. Controleer ook of de rug-
leuning van de voorstoelen helemaal rechtop
is gezet en dat de stoelen naar voren zijn
geplaatst. Zo kan de achterbank probleem-
loos worden neergeklapt.
WAARSCHUWING!
• Het is zeer gevaarlijk om tijdens het
rijden personen te vervoeren in de laad-
ruimte. Bij een ongeval lopen personen
in deze ruimte een groter risico op ern-
stig of dodelijk letsel.
• Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen
en veiligheidsgordels.
• Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheids-
gordel draagt.
De achterbank neerklappen
1. Trek aan de ontgrendelhendel van de rug-
leuning aan weerszijden van de bovenste
buitenrand van de bank.2. Klap die kant van de rugleuning van de
achterbank helemaal naar voren.
Achterbank recht klappen
OPMERKING:
Wanneer inferentie van de laadruimte ervoor
zorgt dat de rugleuning niet volledig kan
vergrendelen, zult u problemen ondervinden
om de stoel weer terug te zetten in zijn
normale stand.
Klap de rugleuning van de achterbank recht
en zet hem vast.
De ontgrendelingshendel geeft een rode indi-
cator in de ontgrendelde stand. Zodra de
stoel is vergrendeld is de rode indicator niet
meer zichtbaar.
WAARSCHUWING!
Controleer of de rugleuning stevig is ver-
grendeld. Als de rugleuning niet goed is
vergrendeld, biedt de zitting onvoldoende
stabiliteit voor kinderzitjes en/of passa-
giers. Een instabiele zitting kan leiden tot
ernstig letsel.
Hendel voor ontgrendelen achterbank
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
32
Page 35 of 388

40/20/40 armsteun achter - indien
aanwezig
Het middengedeelte van de achterbank kan
ook worden gebruikt als armsteun achter met
bekerhouders. Trek aan de lip van de arm-
steun achter om deze uit de leuning te trek-
ken en naar voren te klappen.
WAARSCHUWING!
Controleer of de rugleuning stevig is ver-
grendeld. Als de rugleuning niet goed is
vergrendeld, biedt de zitting onvoldoende
stabiliteit voor kinderzitjes en/of passa-
giers. Een instabiele zitting kan leiden tot
ernstig letsel.
HOOFDSTEUNEN
Hoofdsteunen zijn ontworpen om het risico
van letsel te verlagen door de bewegingsvrij-
heid van het hoofd te beperken tijdens aan-
rijdingen van achteren. De hoofdsteunen
moeten zodanig worden afgesteld, dat de
bovenkant van uw oor zich onder de boven-
kant van de hoofdsteun bevindt.
WAARSCHUWING!
• Alle inzittenden, inclusief de bestuur-
der, mogen de auto niet besturen en niet
in de auto zitten totdat de hoofdsteunen
in de juiste stand staan om het risico op
nekletsel bij een botsing te minimalise-
ren.
• De hoofdsteunen mogen nooit worden
afgesteld tijdens het rijden. Rijden in
een auto zonder hoofdsteunen of met
onjuist afgestelde hoofdsteunen kan lei-
den tot ernstig of zelfs dodelijk letsel in
het geval van een aanrijding.
OPMERKING:
Draai de hoofdsteunen niet om (waardoor de
achterkant van de hoofdsteun naar voren
wordt gericht) in een poging om extra ruimte
te scheppen tussen de steun en de achter-
kant van uw hoofd.
Afstellen hoofdsteun voor
Uw voertuig is voorin aan de bestuurders- en
passagierskant uitgerust met hoofdsteunen
met vier standen.Trek aan de hoofdsteunen om ze te verhogen.
Als u de hoofdsteun wilt verlagen, drukt u op
de verstelknop onder aan de hoofdsteun en
drukt u de hoofdsteun naar beneden.
Als u de hoofdsteun naar voren wilt afstellen,
trekt u de top van de hoofdsteun richting de
voorkant van het voertuig tot de gewenste
stand is bereikt en laat u deze weer los. Als u
de hoofdsteun naar achteren wilt afstellen,
trekt u de top van de hoofdsteun zo ver
mogelijk naar voren en laat u deze weer los.
De hoofdsteun keert terug naar de achterste
positie.
Hoofdsteun (normale stand)
33
Page 36 of 388

OPMERKING:
De hoofdsteunen mogen uitsluitend door be-
voegde monteurs worden verwijderd en alleen
voor onderhoudswerkzaamheden. Als een
hoofdsteun verwijderd moet worden, neem
dan contact op met een erkende dealer.
WAARSCHUWING!
• Alle inzittenden, inclusief de bestuur-
der, mogen de auto niet besturen en niet
in de auto zitten totdat de hoofdsteunen
in de juiste stand staan om het risico op
nekletsel bij een botsing te minimalise-
ren.
• De hoofdsteunen mogen nooit worden
afgesteld tijdens het rijden. Rijden in
een auto zonder hoofdsteunen of met
onjuist afgestelde hoofdsteunen kan lei-
den tot ernstig of zelfs dodelijk letsel in
het geval van een aanrijding.
Hoofdsteunen achterin
De hoofdsteunen achterin hebben twee stan-
den: omhoog en omlaag. Als de middelste
stoel in gebruik is, moet de hoofdsteun in dehoge stand staan. Als de middelste stoel niet
in gebruik is, kan de hoofdsteun worden
verlaagd, zodat de bestuurder maximaal zicht
heeft.
Trek aan de hoofdsteunen om ze te verhogen.
Als u de hoofdsteun wilt verlagen, drukt u op
de verstelknop onder aan de hoofdsteun en
drukt u de hoofdsteun naar beneden.
Knop voor hoofdsteunafstelling
Hoofdsteun (aangepaste stand)
Knop voor afstelling buitenste hoofdsteun
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
34
Page 37 of 388

OPMERKING:
De hoofdsteunen mogen uitsluitend door be-
voegde monteurs worden verwijderd en alleen
voor onderhoudswerkzaamheden. Als een
hoofdsteun verwijderd moet worden, neem
dan contact op met een erkende dealer.
WAARSCHUWING!
ALLE hoofdsteunen MOETEN weer in het
voertuig worden aangebracht om de inzit-
tenden afdoende te beschermen.
STUURWIEL
Verstelbare stuurkolom
Met deze functie kunt u de stuurkolom in de
hoogte verstellen. U kunt de stuurkolom ook
in de lengte verstellen. De hendel voor de
lengte- en hoogteverstelling bevindt zich on-
der het stuur aan het einde van de stuurko-
lom.
Duw de hendel omlaag (in de richting van de
vloer) om de stuurkolom te ontgrendelen. Om
de stuurkolom in de hoogte te verstellen be-
weegt u het stuur omhoog of omlaag naar de
gewenste positie. Om de stuurkolom in de
lengte te verstellen trekt u het stuur naar
buiten of duwt u het naar binnen naar de
gewenste positie. Om de stand van de stuur-
kolom te vergrendelen, drukt u de bedie-
ningshendel omhoog totdat deze volledig is
vergrendeld.
Knop voor afstelling middelste hoofdsteunHendel voor lengte- en hoogteverstelling
35
Page 38 of 388

WAARSCHUWING!
Verstel het stuur niet tijdens het rijden.
Verstellen van de stuurkolom tijdens het
rijden of rijden als de stuurkolom niet is
vergrendeld, kan ertoe leiden dat de be-
stuurder de macht over het stuur verliest.
Als u deze waarschuwing niet opvolgt, kan
dit ernstig en zelfs dodelijk letsel tot ge-
volg hebben.
Stuurverwarming
Als uw voertuig is uitgerust met stuurverwar-
ming, bevat het stuurwiel een verwarmings-
element dat uw handen warm houdt bij koud
weer. De stuurverwarming kent slechts één
temperatuurinstelling. Nadat de stuurverwar-
ming is ingeschakeld, kan het stuur tot ge-
middeld 80 minuten of meer worden ver-
warmd, waarna de stuurverwarming
automatisch wordt uitgeschakeld. Deze tijd
kan variëren afhankelijk van omgevingstem-
peraturen. De stuurverwarming wordt moge-
lijk eerder uitgeschakeld of helemaal niet
ingeschakeld als het stuur al warm is.De bedieningstoets voor de stuurverwarming
bevindt zich in het Uconnect systeem. U kunt
toegang tot de bedieningstoets via het
scherm klimaatregeling of bedieningsele-
menten krijgen.
• Druk één keer op de stuurverwarmingstoets
om het verwarmingselement in te scha-
kelen.
• Druk nogmaals op de stuurverwarmings-
toets
om het verwarmingselement uit
te schakelen.
OPMERKING:
De stuurverwarming werkt alleen als de motor
draait.
Voertuigen met starten op afstand — indien
aanwezig
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stuurverwarming wordt ingeschakeld tijdens
het starten op afstand via het Uconnect sys-
teem. Raadpleeg de paragraaf "Instellingen
van Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia"
in het instructieboekje voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
• Personen die geen pijn op de huid kun-
nen voelen als gevolg van ouderdom,
chronische ziekte, diabetes, rugletsel,
medicatie, alcoholgebruik, uitputting of
een andere lichamelijke conditie, moe-
ten voorzichtig zijn bij het gebruik van
de stuurverwarming. Deze kan zelfs bij
lage temperaturen brandwonden veroor-
zaken, met name als de verwarming
langdurig wordt gebruikt.
• Plaats geen voorwerpen op het stuur die
warmte-isolerend werken, zoals een de-
ken of stuurhoes. Hierdoor kan de stuur-
verwarming oververhit raken.
SPIEGELS
Inklapbare buitenspiegels
Door het scharnier kunnen de buitenspiegels
naar voren en naar achteren worden geklapt
om schade te voorkomen. De spiegel kent
drie standen: volledig naar voren, normaal en
volledig naar achteren.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
36
Page 39 of 388

Elektrisch inklapbare buitenspiegel — indien
aanwezig
De schakelaar voor de elektrisch inklapbare
buitenspiegels bevindt zich in de schakelaar
voor de elektrisch bediende buitenspiegels.
Druk eenmaal op de schakelaar om de spie-
gels in te klappen en druk nogmaals op de
schakelaar om de spiegels naar de normale
rijstand terug te klappen.
De elektrisch inklapbare buitenspiegels reset-
ten
U moet mogelijk de elektrisch inklapbare
spiegels resetten als het volgende gebeurt:
• De spiegels worden per ongeluk geblok-
keerd tijdens het inklappen.
• De spiegels worden per ongeluk handmatig
ingeklapt/uitgeklapt.
• De spiegels komen uit de uitgeklapte stand.
• De spiegels schudden en trillen bij normale
rijsnelheden.Om de elektrisch inklapbare spiegels te reset-
ten: klap ze in en uit door op de knop te
drukken. (Mogelijk dient u meermaals op de
knop te drukken). Hierdoor worden ze in hun
normale stand teruggezet.
Instapverlichting — indien aanwezig
Onder de buitenspiegels bevindt zich een
klein lampje dat de grond verlicht wanneer de
portieren worden ontgrendeld met de sleutel-
houder of wanneer de portieren van het voer-
tuig open staan.
Verwarmde buitenspiegels — indien
aanwezig
Deze buitenspiegels worden verwarmd om ijs
te ontdooien. Deze functie wordt geactiveerd
wanneer u de achterruitverwarming inscha-
kelt (indien aanwezig). Raadpleeg de para-
graaf "Klimaatregeling" in dit hoofdstuk voor
meer informatie.
BUITENVERLICHTING
Koplampschakelaar
De koplampschakelaar bevindt zich
links van het instrumentenpaneel.
Met deze schakelaar bedient u de
koplampen, de parkeerlichten, de automati-
sche koplampen (indien aanwezig), het dim-
men van de instrumentenpaneelverlichting,
het dimmen van de sfeerverlichting (indien
aanwezig), de interieurverlichting, de mist-
lampen vóór en achter (indien aanwezig) en
de koplamphoogte (indien aanwezig).
37
Page 40 of 388

Draai de koplampschakelaar vanuit de stand
O (uit) rechtsom naar de eerste klikstand, om
de parkeerlichten van het voertuig in te scha-kelen. Met deze functie kunnen de parkeer-
lichten aan één kant van het voertuig inge-
schakeld blijven als het voertuig is
vergrendeld, afhankelijk van de stand van de
richtingaanwijzerhendel. Draai de koplamp-
schakelaar rechtsom vanaf de stand "O" (uit)
naar de tweede klikstand om de koplampen
en de instrumentenverlichting te bedienen.
Uitschakelvertraging van de koplampen
Deze functie zorgt ervoor dat u gedurende
een programmeerbare tijd tot 90 seconden
het gemak hebt van het veilige licht van de
koplampen wanneer u de auto verlaat in een
onverlichte omgeving.
Om de vertragingsfunctie in te schakelen
draait u de contactschakelaar naar de stand
OFF terwijl de koplampen nog zijn ingescha-
keld. Schakel vervolgens binnen 45 secon-
den de koplampen uit. De vertragingstijd gaat
in zodra u de koplampen uitschakelt.
Als u de koplampen of parkeerlichten inscha-
kelt of de contactschakelaar in de stand ACC
of RUN zet, wordt de vertraging geannuleerd.Wanneer u de koplampen uitschakelt voordat
u de contactschakelaar in de stand OFF zet,
gaan de koplampen op de normale manier
uit.
OPMERKING:
• Als u deze functie wilt activeren, moeten de
koplampen binnen 45 seconden voordat u
de contactschakelaar in de stand OFF zet,
worden uitgeschakeld. Als de koplamp-
schakelaar op de stand AUTO staat voordat
u het contact op OFF zet, is het niet nodig
om de koplampschakelaar uit te zetten om
Headlight Delay (uitschakelvertraging van
de koplampen) te activeren.
• De uitschakelvertraging van de koplampen
is programmeerbaar met het Uconnect sys-
teem. Raadpleeg de paragraaf "Instellingen
van Uconnect" in het hoofdstuk "Multime-
dia" in het instructieboekje voor meer
informatie.
Daglichtlampen — Indien aanwezig
De daglichtlampen gaan branden wanneer de
motor wordt gestart en blijft aan tenzij de
koplampen zijn ingeschakeld of het contact
is uitgeschakeld.
Koplampschakelaar
1 — Draaien koplampen
2 — Bedieningsschakelaar voor hoogte-
verstelling van koplampen
3 — Dimschakelaar instrumentenpa-
neel
4 — Indrukken mistlampen achter
5 — Indrukken mistlampen voorUW VOERTUIG LEREN KENNEN
38