Page 177 of 388

Vierwielaandrijving (4x4)
De vierwielaandrijving (4WD) is volledig au-
tomatisch in de normale rijmodus.
OPMERKING:
Het is niet mogelijk om van modus te wijzigen
wanneer het voertuig de snelheid van
120 km/u (75 mph) overschrijdt.
Vierwielaandrijving inschakelen (4x4)
De knoppen voor de activering van vierwiel-
aandrijving bevinden zich op het apparaat
Selec-Terrain. U kunt hiermee de volgende
opties selecteren:
• 4WD LOCK
• 4WD LOW — (alleen Trailhawk-modellen)
Actieve aandrijvingscontrole — indien aanwezig
De verdeelbak (PTU) is vergrendeld om ervoor
te zorgen dat het koppel direct beschikbaar is
voor de achterste aandrijfassen. Deze functie
kan worden geselecteerd in de modus AUTO
en is automatisch in de andere aandrijvings-
modus. 4WD LOCK kan op de volgende ma-
nieren worden ingeschakeld:• Wanneer op de toets 4WD LOCK wordt
gedrukt.
• Wanneer de schakelaar Selec-Terrain van
AUTO op een van de andere off-road modi
wordt gedraaid.
Actieve aandrijving met lage regeling — (alleen
Trailhawk-modellen)
Selec-Terrain schakelaar
Selec-Terrain-schakelaar (Trailhawk)
175
Page 178 of 388

De modus 4WD LOW helpt om de prestaties
bij terreinrijden in alle modi te verbeteren.
Voer de onderstaande stappen uit om 4WD
LOW in te schakelen:
4WD LOW inschakelen
Terwijl het voertuig stilstaat, met het contact
in de stand ON/RUN of met lopende motor,
schakelt u de transmissie naar NEUTRAL en
drukt u één keer op de toets 4WD LOW. De
instrumentengroep geeft de melding "4WD
LOW" nadat het schakelen is voltooid.
OPMERKING:
• Zowel het LED-lampje LOCK als LOW knip-
peren en blijven vervolgens branden op de
schakelaar Selec-Terrain, totdat het scha-
kelen is voltooid.
• In het display in de instrumentengroep
brandt het pictogram "4WD LOW".
4WD LOW uitschakelen
Om de modus 4WD LOW uit te schakelen,
moet het voertuig stilstaan en moet de trans-
missie in de stand NEUTRAL staan. Druk één
keer op de knop 4WD LOW.SELEC-TERRAIN — INDIEN
AANWEZIG
Selec-Terrain combineert de mogelijkheden
van de voertuigregelsystemen met de be-
stuurdersinvoer om onder alle terreinomstan-
digheden de beste prestaties te verkrijgen.
Gids Selecteren modus
Draai aan de knop Selec-Terrain om de ge-
wenste modus te kiezen.
•AUTO: deze vierwielaandrijving werkt con-
tinu, is volledig automatisch en kan zowel
op de weg als in het terrein worden ge-
bruikt. Deze modus brengt de grip in balans
om betere manoeuvreerbaarheid en accele-
ratie te bieden in vergelijking met een voer-
tuig met tweewielaandrijving. Deze modus
vermindert ook het brandstofverbruik, om-
dat de aandrijfas kan worden losgekoppeld
als de omstandigheden dit toestaan.
Selec-Terrain schakelaar
Selec-Terrain-schakelaar (Trailhawk)
STARTEN EN RIJDEN
176
Page 179 of 388

•SNOW: deze modus biedt u grotere stabili-
teit onder omstandigheden met slecht
weer. Voor gebruik op de weg en in het
terrein als er weinig grip is, zoals wegen
bedekt met sneeuw. In de stand SNOW
(afhankelijk van bepaalde gebruiks-
omstandigheden) kan de transmissie de
tweede versnelling gebruiken (in plaats van
de eerste) bij het wegrijden om het slippen
van de wielen te minimaliseren.
•SAND: voor terreinrijden of rijden op opper-
vlakken met weinig grip, zoals droog zand.
De transmissie is ingesteld op maximale
grip.
•MUD: voor terreinrijden of rijden op opper-
vlakken met weinig grip, zoals wegen be-
dekt met modder of nat gras.
•ROCK(alleen Trailhawk): deze modus is
alleen beschikbaar in de gearing 4WD LOW.
Het voertuig wordt ingesteld op maximale
grip en de hoogste stuurcapaciteit voor ter-
reinen. Deze modus geeft u de beste pres-
taties bij terreinrijden. Gebruik voor het
rijden op obstakels zoals grote rotsen, diepe
sporen, enz.OPMERKING:
• De stand ROCK is alleen beschikbaar op
voertuigen die zijn uitgerust met het Off-
Road-pakket.
• Schakel de afdalingsregeling in voor het
afrijden van steile hellingen. Raadpleeg
voor meer informatie “Elektronische remre-
geling” in dit hoofdstuk.
STOP/START-SYSTEEM -
INDIEN AANWEZIG
De Stop/Start-functie is ontwikkeld om
brandstof te besparen. Het systeem stopt de
motor automatisch tijdens een stop, wanneer
aan alle voorwaarden is voldaan. Door het
rempedaal of het koppelingspedaal los laten
of het gaspedaal in te trappen, zal de motor
automatisch opnieuw worden gestart.
WAARSCHUWING!
Controleer voordat u de motorkap opent of
de motor is uitgeschakeld en het contact
op OFF staat. Volg de aanwijzingen op de
plaat onder de motorkap. Het verdient
WAARSCHUWING!
aanbeveling om de sleutelhouder te verwij-
deren als andere personen in het voertuig
achterblijven. Verlaat het voertuig alleen
als de sleutelhouder is verwijderd en het
contact op OFF staat. Controleer bij het
tanken of de motor is uitgeschakeld (con-
tact staat op OFF).
LET OP!
Neem bij het vervangen van de accu altijd
contact op met uw erkende dealer. Vervang
de accu door hetzelfde type (HEAVY
DUTY) en met dezelfde specificaties.
Bedrijfsmodi
Modus motor stoppen
Modellen met handgeschakelde versnellings-
bak:
Als het voertuig stilstaat, stopt de motor als
de transmissie in de neutraalstand staat en
het koppelingspedaal is losgelaten.
177
Page 180 of 388

Modellen met automatische transmissie:
Als het voertuig stilstaat en het rempedaal is
ingedrukt, schakelt de motor uit als de scha-
kelhendel in een andere stand staat dan
REVERSE.
In het geval van een heuvelopwaartse stop
wordt de motor niet uitgeschakeld en wordt
de functie "Hill Start Assist" ingeschakeld
(werkt alleen als de motor draait).
Het waarschuwingslampje op het instrumen-
tenpaneel licht op om aan te geven dat de
motor is uitgeschakeld.
Modus motor opnieuw starten
Modellen met handgeschakelde versnellings-
bak:
Om de motor opnieuw te starten, trapt u het
koppelingspedaal in.
Als het voertuig niet start wanneer de koppe-
ling wordt ingedrukt, zet u de schakelhendel
in de neutrale stand en herhaalt u de proce-
dure. Als het probleem aanhoudt, neemt u
contact op met de erkende dealer.Modellen met automatische transmissie:
Als u de motor opnieuw wilt starten, laat u het
rempedaal los.
Terwijl het rempedaal is ingedrukt, en de
schakelhendel in DRIVE staat, kan de motor
opnieuw worden gestart door de schakelhen-
del op REVERSE, NEUTRAL of "AutoStick" te
zetten.
Terwijl het rempedaal is ingedrukt, en de
schakelhendel in "AutoStick" staat, kan de
motor opnieuw worden gestart door de scha-
kelhendel op "+", "-" of REVERSE of NEU-
TRAL te zetten.
Wanneer de motor automatisch is gestopt en
u het rempedaal ingedrukt houdt, kunt u het
rempedaal loslaten en de motor uitgescha-
keld laten door de schakelhendel snel op
PARK te zetten. Wilt u de motor opnieuw
starten, dan zet u de schakelhendel eenvou-
digweg in een andere stand dan PARK.Handmatig activeren/deactiveren
Om het systeem handmatig te activeren/
deactiveren, drukt u op de knop op de mid-
denconsole.
• LED uit: systeem geactiveerd
• LED aan: systeem gedeactiveerd
Schakelaar STOP/START OFF
STARTEN EN RIJDEN
178
Page 181 of 388

CRUISECONTROL
Indien ingeschakeld neemt de cruisecontrol
bij snelheden boven 40 km/u (25 mph) de
werking van het gaspedaal over.
De knoppen voor de cruisecontrol bevinden
zich aan de rechterzijde van het stuur.OPMERKING:
Om de correcte werking te waarborgen, is de
cruisecontrol zodanig uitgevoerd dat het sys-
teem wordt uitgeschakeld als u gelijktijdig
meerdere functies van de cruisecontrol be-
dient. Als dit gebeurt, kan het systeem op-
nieuw in werking worden gesteld door op de
aan/uit-knop van de cruisecontrol te drukken
en de gewenste snelheid opnieuw in te
stellen.
WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn in si-
tuaties waar het systeem geen constante
snelheid kan aanhouden. Uw auto kan
gezien de omstandigheden te snel gaan,
waardoor u de controle over de auto kunt
verliezen en mogelijk een ongeval veroor-
zaakt. Gebruik de cruisecontrol nooit in
druk verkeer of op bochtige, beijzelde,
besneeuwde of anderszins gladde wegen.
Cruisecontrol-schakelaars
1 — Druk op Cancel
2 — Druk op Set (+)/Accel
3 — Druk op Resume
4 — Druk op On/Off
5 — Druk op Set (-)/Decel
179
Page 182 of 388

Activeren
Druk op de toets aan/uit om de cruisecontrol
in te schakelen. Het controlelampje van de
cruisecontrol gaat branden in het display in
de instrumentengroep. Druk nogmaals op de
toets aan/uit om het systeem uit te schake-
len. Het controlelampje van de cruisecontrol
gaat uit. Het systeem moet worden uitge-
schakeld wanneer het niet wordt gebruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de cruisecontrol inge-
schakeld te laten wanneer u deze niet
gebruikt. U kunt het systeem dan per on-
geluk instellen en sneller rijden dan u wilt.
U kunt dan de controle over het stuur
verliezen en een ongeval veroorzaken. Laat
het systeem altijd uitgeschakeld als u het
niet gebruikt.
De gewenste snelheid instellen
Schakel de cruisecontrol in.
OPMERKING:
U mag pas op de knop SET (+) of SET(-)
drukken als de auto met een gelijkmatige
snelheid op een vlakke weg rijdt.
Wanneer de auto de gewenste snelheid heeft
bereikt, drukt u kort op de knop SET (+) of
SET (-). Laat het gaspedaal los. De auto zal
nu automatisch de gekozen snelheid handha-
ven.
Ingestelde snelheid aanpassen
De snelheid verhogen
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u
de snelheid verhogen door op de knop SET
(+)te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via het Uconnect systeem indien aan-
wezig. De verhoging van de snelheid wordt,
afhankelijk van de gekozen eenheid, in me-
trische (km/u) of Amerikaanse (mph) eenhe-
den weergegeven:Snelheid VS (mph)
• Als u eenmaal op de knop SET(+)drukt,
wordt de ingestelde snelheid verhoogd met
1 mph. Telkens wanneer u opnieuw kort op
de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verhoogd.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snelheid
wordt dan ingesteld.
Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop SET(+)drukt,
wordt de ingestelde snelheid verhoogd met
1 km/u. Telkens wanneer u opnieuw kort op
de knop drukt, wordt de snelheid met
1 km/u verhoogd.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snelheid
wordt dan ingesteld.
STARTEN EN RIJDEN
180
Page 183 of 388

Snelheid verlagen
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u
de snelheid verlagen door op de knop SET(-)
te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via het Uconnect systeem indien aan-
wezig. De verhoging van de snelheid wordt,
afhankelijk van de gekozen eenheid, in me-
trische (km/u) of Amerikaanse (mph) eenhe-
den weergegeven:
Snelheid VS (mph)
• Als u eenmaal op de knop SET(-)drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 mph
verlaagd. Telkens wanneer u opnieuw kort
op de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verlaagd.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd totdat
u de knop loslaat. Vervolgens wordt de
nieuwe snelheid ingesteld.Metrische snelheid (km/u)
• Als u eenmaal op de knop SET(-)drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 km/u
verlaagd. Met ieder volgend tikje op de
toets verlaagt u de snelheid met 1 km/u.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd totdat
u de knop loslaat. Vervolgens wordt de
nieuwe snelheid ingesteld.
Snelheid hervatten
Als u een eerder ingestelde snelheid opnieuw
wilt aanhouden, drukt u kort op de knop RES.
Deze functie kan worden gebruikt bij snelhe-
den hoger dan 32 km/u (20 mph).
Accelereren om in te halen
Trap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u
normaal gesproken zou doen. Wanneer u het
pedaal loslaat, keert de auto terug naar de
ingestelde rijsnelheid.
Deactiveren
Als u het rempedaal licht intrapt, op de toets
CANC (annuleren) drukt of normale remdruk
uitoefent tijdens het afremmen, wordt de
cruisecontrol uitgeschakeld zonder dat de
ingestelde snelheid uit het geheugen wordt
gewist.
Wanneer u op de toets aan/uit drukt of het
contact in de stand OFF zet, wordt de inge-
stelde snelheid uit het geheugen gewist.
ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)
Als uw voertuig is uitgerust met adaptieve
cruisecontrol, werken de bedieningselementen
precies hetzelfde als bij de cruisecontrol, met
slechts enkele uitzonderingen. Met deze optie
kunt u een bepaalde afstand instellen die u wilt
handhaven tussen u en de voorligger.
Wanneer de ACC-sensor een voorligger detec-
teert, zorgt de ACC dat uw auto automatisch
gematigd afremt of versnelt om een vooraf
ingestelde volgafstand aan te houden, waar-
bij de snelheid van de voorligger wordt over-
genomen.
181
Page 184 of 388

Als de sensor geen voor u rijdend voertuig
detecteert, houdt ACC een vaste ingestelde
snelheid aan.Activering
Druk kort op de toets aan/uit van de adaptieve
cruise control (ACC).
"ACC READY" wordt weergegeven in het dis-
play van het instrumentenpaneel om aan te
geven dat de ACC is ingeschakeld.
Gewenste snelheid instellen
Wanneer het voertuig de gewenste snelheid
bereikt, drukt u kort op de knop SET(+)of op
knop de SET(-). Op het display in de instru-
mentengroep wordt de ingestelde snelheid
weergegeven.
Als het systeem wordt ingesteld op een rij-
snelheid lager dan 30 km/u (19 mph), zal de
ingestelde snelheid automatisch veranderen
in 30 km/u (19 mph). Als het systeem wordt
ingesteld op een rijsnelheid hoger dan
30 km/u (19 mph), zal de ingestelde snel-
heid overeenkomen met de huidige snelheid
van het voertuig.
OPMERKING:
ACC kan niet worden ingesteld als zich een
stilstaand voertuig vlak vóór uw voertuig be-
vindt.Neem uw voet van het gaspedaal. Doet u dat
niet, dan kan de auto blijven versnellen tot
voorbij de ingestelde snelheid. Als dat ge-
beurt:
• Het bericht "DRIVER OVERRIDE" (ingreep
door de bestuurder) verschijnt in het dis-
play in de instrumentengroep.
• Regelt het systeem niet langer de afstand
tussen uw auto en uw voorligger. Wordt de
voertuigsnelheid alleen bepaald door de
stand van het gaspedaal.
De snelheid aanpassen
Zodra de ACC is geactiveerd, kan de snelheid
worden verhoogd of verlaagd.
OPMERKING:
• Als u harder rijdt dan de ingestelde snel-
heid en op de toets SET (+) of SET (-) drukt,
wordt de huidige snelheid van het voertuig
de ingestelde snelheid van het systeem.
• Wanneer u de toets SET (-) gebruikt om de
snelheid te verlagen, maar het voertuig
door het afremmen op de motor onvol-
doende vertraagt om de ingestelde snelheid
te bereiken, zal het voertuig automatisch
worden afgeremd door remsysteem.
Schakelaars van Adaptive Cruise Control
1 — Adaptieve cruisecontrol (ACC) aan/
uit
2 — Afstand instellen
3 — Actieve snelheidsbegrenzer
STARTEN EN RIJDEN
182