Page 49 of 388
Bedieningsknoppen automatische klimaatregeling op het front
47
Page 50 of 388

Beschrijving van klimaatregeling
Pictogram Omschrijving
Knop MAX A/C
Druk kort op de schermtoets MAX A/C om de huidige instelling in te stellen op de koudste stand. Wanneer u nogmaals
op de knop drukt, wordt de werking van MAX A/C beëindigd.
A/C-knop
Druk kort op deze knop om de huidige instelling te wijzigen. Het indicatielampje brandt wanneer A/C is ingeschakeld.
Recirculatieknop
Kies kort deze schermtoets of druk op de toets op het front om te wisselen tussen recirculatie- en buitenluchtmodus.
OPMERKING:
•
Recirculatie kan worden gebruikt om te voorkomen dat rook, vieze luchtjes, stof of vocht van buitenaf binnendringen.
• Recirculatie kan worden gebruikt voor alle modi, behalve ontdooien. De airco kan handmatig worden afgezet zonder
dat de functiekeuze wordt verstoord.
• Langdurig gebruik van de recirculatiestand maakt de lucht in het interieur benauwd en daardoor kunnen de ruiten
gaan beslaan. Langdurig gebruik wordt afgeraden.
Toets AUTO
Regelt automatisch de interieurtemperatuur door de luchtverdeling en de luchthoeveelheid in te stellen. Door het
inschakelen van deze functie, wordt tussen de automatische werking en de handmatige modus geschakeld. Raad-
pleeg "Automatische werking" in dit hoofdstuk voor meer informatie.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
48
Page 51 of 388

Pictogram Omschrijving
Knop Ontdooien vóór
Druk kort op de knop Ontdooien vóór om de huidige ingestelde luchtstroom te wijzigen in de modus Ontdooien. De lucht
stroomt via de roosters voor ontwaseming van de voorruit en zijramen wanneer deze functie is ingeschakeld. Wanneer de
toets Ontdooien wordt geselecteerd, zal het aanjagertoerental toenemen. Gebruik de ontdooistand in combinatie met de
hoogste temperatuurinstelling om zo snel mogelijk de voorruit en de zijramen te ontdooien. Als de ontdooistand vóór
wordt uitgeschakeld, wordt de vorige instelling van de klimaatregeling opnieuw actief.
Knop Ontdooien achter
Druk kort op de toets Ontdooien achter om de achterruitverwarming in te schakelen en de verwarmde buitenspiegels
(indien aanwezig). Een indicatielampje brandt wanneer de achterruitverwarming is ingeschakeld. De achterruitverwar-
ming wordt na ongeveer tien minuten automatisch uitgeschakeld.
Toetsen temperatuur omhoog en omlaag voor bestuurderszijde en passagierszijde
Biedt de bestuurder en de passagier een onafhankelijke temperatuurregeling. Druk op de rode toets op het front of de
rode schermtoets of druk op de temperatuurbalk en schuif deze naar de schermtoets met de rode pijl om de ingestelde
temperatuur te verhogen. Druk op de blauwe toets op het front of de blauwe schermtoets of druk op de temperatuurbalk
en schuif deze naar de schermtoets met de blauwe pijl om de ingestelde temperatuur te verlagen.
Knop SYNC
Druk op de schermtoets SYNC (synchroniseren) (indien aanwezig) of op het instrumentenpaneel (indien aanwezig) om
de synchronisatiefunctie in of uit te schakelen. Het indicatielampje SYNC brandt wanneer deze functie is ingeschakeld.
SYNC wordt gebruikt om de temperatuurinstelling aan passagierszijde te synchroniseren met die aan bestuurderszijde.
Als de temperatuurinstelling aan passagierszijde wordt gewijzigd terwijl de functie SYNC (synchroniseren) actief is, zal
deze functie automatisch worden uitgeschakeld.
49
Page 52 of 388

Pictogram Omschrijving
Fronttoetsen
MODE
Schermtoetsen
Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruikt om de hoeveelheid lucht te regelen, die door het klimaatsysteem stroomt. Er zijn
zeven aanjagerstanden. Als u het aanjagertoerental wijzigt, schakelt het systeem van automatische werking naar hand-
matige bediening. De toerentallen kunnen worden geselecteerd met behulp van de aanjagerknop op het front of met de
schermtoetsen.
•Front:Het aanjagertoerental neemt toe wanneer u de aanjagerknop vanuit de laagste stand rechtsom draait. Het
aanjagertoerental neemt af wanneer u de aanjagerknop linksom draait.
•Aanraakscherm:Gebruik het kleine aanjagerpictogram om het aanjagertoerental te verlagen en het grote pictogram om
dit toerental te verhogen. De aanjager kan ook worden geselecteerd door op de aanjagerbalk tussen de pictogrammen te
drukken.
Toets Modes (modus) —
indien aanwezig
Toets Modes (modus)
Druk op de knop in het midden van de aanjagerknop om de luchtverdeling te wijzigen. De luchtverdeling kan zo worden
ingesteld dat lucht vanuit de luchtroosters in het instrumentenpaneel, de vloerroosters, ontdooiroosters en de ontwase-
mingsroosters stroomt. De volgende standen zijn beschikbaar:
Ventilatie
instrumentenpaneel
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters in het instrumentenpaneel. U kunt deze roosters afzonderlijk verstellen om zo
de luchtstroming te regelen. De lamellen van de uitblaasopeningen in het midden en in de zijpanelen kunnen omhoog
en omlaag en naar links en naar rechts worden bewogen om zo de richting van de luchtstroom te regelen. Onder de la-
mellen bevindt zich een stelwiel waarmee de uitblaasopening kan worden afgesloten of aangepast om zo de uitstro-
mende hoeveelheid lucht te regelen.UW VOERTUIG LEREN KENNEN
50
Page 53 of 388

Pictogram Omschrijving
Stand Twee niveaus
Stand Twee niveaus
Lucht stroomt uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel en de roosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht
stroomt via de openingen voor voorruitontdooiing en zijraamontwaseming.
OPMERKING:
De stand Twee niveaus is bedoeld om comfort te bieden door koele lucht uit de luchtroosters in het instrumentenpaneel
en warme lucht uit de vloerroosters te laten stromen.
Vloerstand
Vloerstand
Lucht stroomt uit de luchtroosters in de vloer. Een geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen voor voorruitont-
dooiing en zijraamontwaseming.
Gemengde stand
Gemengde stand
De lucht stroomt via de vloeropeningen, ontdooiroosters en de roosters voor de voorruit- en zijruitontwaseming. Deze
instelling is ideaal voor koud weer en sneeuw, wanneer de voorruit extra verwarming nodig heeft. Deze instelling is goed
voor extra comfort en om condensvorming op de voorruit te verminderen.
Toets klimaatregeling aan/uit
Druk deze toets kort in om de klimaatregeling uit te schakelen.
51
Page 54 of 388

Functies van de klimaatregeling
A/C (airconditioning)
Met de knop voor de A/C (airconditioning)
kan de gebruiker het aircosysteem handmatig
in- of uitschakelen. Als het aircosysteem is
ingeschakeld, stroomt via de luchtroosters
koele, droge lucht in het interieur. Druk voor
een lager brandstofverbruik op knop A/C om
de airconditioning uit te schakelen en stel
met de hand de aanjager en luchtverdeling
in. Zorg ook dat u alleen de stand Instrumen-
tenpaneel, Ventilatie op twee niveaus of Vloer
kiest.
OPMERKING:
• Wanneer zich wasem of condens vormt op
de voorruit of zijramen, kiest u de ontdooi-
stand en verhoogt u indien nodig het aan-
jagertoerental.
• Als het lijkt of de airconditioning minder
goed werkt dan verwacht, controleer dan of
de voorzijde van de airco-condensor (vóór in
de radiateur) is verstopt door vuil of insec-
ten. Maak schoon door voorzichtig water te
spuiten vanaf de achterzijde van de radi-
ateur en door de condensor heen.MAX A/C
Met MAX A/C wordt maximaal gekoeld. Druk
kort op de knop om te schakelen tussen MAX
A/C en de voorgaande instellingen. De toets
gaat branden wanneer MAX A/C is ingescha-
keld.
Door op andere instellingen te drukken zoals
de aanjagersnelheid, temperatuur, recircula-
tie of modusinstellingen, schakelt de MAX
A/C-werking over naar de geselecteerde in-
stelling en wordt MAX A/C verlaten.
Recirculatie
Wanneer de buitenlucht rook, onprettige
luchtjes of veel vocht bevat, of wanneer een
snelle koeling gewenst is, kunt u de binnen-
lucht laten circuleren door op de recircula-
tieknop te drukken. Wanneer deze knop is
ingedrukt, brandt de het indicatielampje voor
recirculatie. Druk nogmaals op de knop om
de recirculatiestand uit te schakelen en bui-
tenlucht in het interieur te laten stromen.OPMERKING:
Bij koud weer kunnen de ruiten, bij gebruik
van de recirculatiestand, sneller beslaan. De
recirculatiefunctie is mogelijk niet beschik-
baar (schermtoets grijs weergegeven) bij om-
standigheden waarin de voorruit aan de bin-
nenkant kan beslaan.
Automatische temperatuurregeling (ATC)
— Indien aanwezig
Automatische werking
1. Druk op de toets AUTO op het front of kies
de schermtoets AUTO (indien aanwezig)
in het bedieningspaneel van de automati-
sche temperatuurregeling (ATC).
2. Vervolgens stelt u de gewenste tempera-
tuur in met behulp van de toetsen voor het
regelen van de temperatuur. Zodra de ge-
wenste temperatuur wordt weergegeven,
zorgt het systeem dat deze temperatuur
wordt bereikt en automatisch wordt
gehandhaafd.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
52
Page 55 of 388

3. Nadat de gewenste temperatuur is inge-
steld, hoeft u de instellingen niet meer te
wijzigen. U ervaart het meeste gebruiks-
gemak wanneer u het systeem automa-
tisch laat werken.
OPMERKING:
• U hoeft de temperatuurinstelling niet te
wijzigen wanneer de auto warm of koud is.
Het systeem past automatisch de tempera-
tuur, de luchtverdeling en het aanjagertoe-
rental aan om zo snel mogelijk de door u
gewenste instelling te bereiken.
• De temperatuur kan worden weergegeven in
Amerikaanse of metrische maateenheden,
door de programmeerbare optie US of Me-
tric (metrisch) te kiezen.
Voor optimaal comfort in de stand AUTO blijft
de aanjager tijdens een koude start op een
lage stand draaien totdat de motor is opge-
warmd. Daarna zal de aanjager steeds sneller
gaan draaier en overgaan op het gewenste
toerental voor de automatische modus.Handmatige bediening opheffen
Het systeem is uitgerust met een hele reeks
functies die handmatig instellen mogelijk
maken. Het symbool AUTO op het ATC-
scherm voorin gaat uit als u het systeem
handmatig bedient.
Aanwijzingen voor de bediening
Rijden in de zomer
Het motorkoelsysteem moet worden be-
schermd met een koelvloeistof met antivries
van uitstekende kwaliteit om een goede be-
scherming te bieden tegen roestvorming en
oververhitting van de motor. OAT-
koelvloeistof (conform MS.90032) wordt
aanbevolen.
Rijden in de winter
Voor de best mogelijke verwarming en ontwa-
seming moet u zorgen dat het koelsysteem
van de motor naar behoren werkt en de juiste
hoeveelheid, soort en concentratie koelvloei-
stof wordt gebruikt. Het gebruik van de
recirculatiestand in de wintermaanden wordt
afgeraden, omdat daardoor de ruiten kunnen
beslaan.
Stalling
Voordat u de auto stalt, of minstens twee
weken lang niet gebruikt (bijv. bij vakantie),
laat u het aircosysteem bij stationair toeren-
tal ca. vijf minuten lang draaien in de buiten-
lucht bij een hoge aanjagersnelheid. Zo wordt
het systeem voldoende gesmeerd en wordt de
kans op schade aan de aircocompressor tot
een minimum beperkt wanneer u het systeem
weer start.
Ontwasemen
Bij zacht maar regenachtig of vochtig weer
kunnen de autoruiten aan de binnenzijde
gemakkelijk beslaan. Om de autoruiten
schoon te maken, kiest u de stand Ontwase-
ming of Gemengd en verhoogt de snelheid
van de aanjager voorin. Gebruik de
recirculatiestand niet langdurig zonder inge-
schakelde airconditioning, omdat dan de rui-
ten kunnen beslaan.
53
Page 56 of 388

LET OP!
Het negeren van de volgende waarschu-
wingen kan leiden tot schade aan de ver-
warmingselementen:
• Wees voorzichtig bij het wassen van de
binnenkant van de achterruit. Gebruik
geen schurende schoonmaakmiddelen
om de binnenzijde van de ruit te reini-
gen. Gebruik een zachte doek en een
mild schoonmaakmiddel en wrijf even-
wijdig aan de verwarmingselementen.
U kunt stickers verwijderen met warm
water.
• Gebruik geen schrapers, scherpe voor-
werpen of schurende schoonmaakmid-
delen om de binnenzijde van de ruit te
reinigen.
• Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich op
veilige afstand van de ruit bevinden.
Luchtinlaat aan buitenzijde
Zorg dat de luchtinlaat, direct vóór de voor-
ruit, niet verstopt raakt door achtergebleven
bladeren e.d. Wanneer bladeren achterblij-
ven in de luchtinlaat wordt de luchtstroming
belemmerd en als ze in de luchtkamer te-
rechtkomen kunnen de waterafvoeren ver-
stopt raken. Zorg er in de wintermaanden
voor dat de luchtinlaat vrij is van ijs en
sneeuw.
Interieurluchtfilter
Het klimaatregelsysteem filtert het stof en
pollen uit de lucht. Neem contact op met een
erkende dealer voor het onderhoud van het
interieurluchtfilter en laat deze vervangen
wanneer nodig.
RAMEN
Bedieningselementen voor de elektrische
raambediening
Met de raambedieningselementen op de be-
stuurdersportier kunt u de ramen van alle
portieren bedienen.Op het bekledingspaneel van elk van de pas-
sagiersportieren bevindt zich één raambedie-
ningschakelaar waarmee het raam van de
desbetreffende portier kan worden geopend
en gesloten. De raambediening werkt alleen
als de contactschakelaar in de stand ACC of
ON/RUN staat.
Schakelaars voor elektrische
raambediening
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
54