Page 145 of 388

Installeren van kinderzitjes met het boven-
ste ankerpunt:
1. Kijk achter de zitplaats waar u van plan
bent het kinderzitje te installeren om het
ankerpunt te vinden. U moet mogelijk de
stoel naar voren bewegen om beter bij de
ankerpunten te komen. Als er geen boven-
ste ankerpunt is voor de zitplaats, ver-
plaats het kinderzitje dan naar een andere
plaats in de auto als er een beschikbaar is.
2. Leid de bevestigingsband volgens de kort-
ste weg vanaf het ankerpunt naar het
kinderzitje. Als uw auto is uitgerust met
verstelbare hoofdsteunen achterin, trek
de hoofdsteun dan omhoog en leid, indien
mogelijk, de bevestigingsband onder de
hoofdsteun tussen de twee stangen door.
Als dit niet mogelijk is, laat dan de hoofd-
steun zakken en leid de bevestigingsband
langs de buitenzijde van de hoofdsteun.
3. Bevestig de haak van de bevestigingsband
van het kinderzitje vast aan het bovenste
ankerpunt zoals weergegeven in de
afbeelding.4. Trek de bevestigingsband strak volgens de
aanwijzingen van de fabrikant van het
kinderzitje.
WAARSCHUWING!
•Als een bevestigingsband verkeerd is
vastgemaakt, zal het kind het hoofd mis-
schien te veel kunnen bewegen en kan
het kind letsel oplopen. Gebruik alleen
WAARSCHUWING!
de verankeringspunten direct achter het
kinderzitje om de bovenste bevestigings-
band van het kinderzitje vast te maken.
• Als uw auto is uitgerust met een meer-
delige achterbank, moet u zorgen dat
de bevestigingsband bij het verwijde-
ren van de speling in de gordel niet in
de opening tussen de rugleuningen
glijdt.
WAARSCHUWING!
De eigenaarshandleiding van het kinder-
zitje biedt instructies voor het aanbrengen
van het kinderzitje met behulp van de
veiligheidsgordel. Lees deze instructies
voor het installeren van het kinderzitje en
volg deze op de juiste wijze op.
Achterbank, ankerpunt bevestigingsband
143
Page 146 of 388

Geschiktheid van passagiersstoelen voor
gebruik van i-Size kinderzitjes
De buitenste achterzitplaatsen van het voer-
tuig zijn goedgekeurd voor geavanceerde
i-Size kinderzitjes.
Deze kinderzitjes, gebouwd en typegoedge-
keurd volgens de norm van i-Size (ECE
R129), bieden veiliger omstandigheden voor
kinderen in het voertuig:
• Tot een leeftijd van 15 maanden moet het
kind met het gezicht naar achteren ver-
voerd worden:
• De bescherming die het kinderzitje biedt,
wordt verhoogd in geval van een aanrijding
van de zijkant:
• Het gebruik van het ISOFIX-systeem wordt
aangeraden om onjuiste plaatsing van het
kinderzitje te voorkomen:• Efficiëntie bij de keuze van het kinderzitje,
die niet meer wordt gebaseerd op het ge-
wicht maar juist op de lengte van het kind,
wordt verhoogd:
• De compatibiliteit tussen de voertuigstoe-
len en de kinderzitjes is beter: de i-Size
kinderzitjes kunnen worden gezien als "Su-
per ISOFIX"; dat houdt in dat ze perfect
passen in typegoedgekeurde i-Size stoelen,
maar ze kunnen ook worden geplaatst in
ISOFIX (ECE R44) typegoedgekeurde
stoelen.
OPMERKING:
De voertuigstoelen, i-Size typegoedgekeurd,
zijn gemarkeerd met het symbool dat wordt
weergegeven in afb. XX.
De volgende tabel, conform de
Europese norm ECE 129, geeft
de mogelijkheid aan voor het
plaatsen van een i-Size kinder-
zitje.
Tabel voor plaatsen i-Size kinderzitje
Appa-
raatVoor-
stoel
passa-
giers-
zijdeAchter-
bank
buiten-
zijdeAchter-
bank
midden
i-Size
kinder-
zitjesISO/R2 X i-U X
ISO/F2 X i-U X
Legenda voor letters in bovenstaande tabel:
• i-U = geschikt voor universele i-Size kinder-
zitjes, zowel de naar achteren als de naar
voren gerichte.
• X = stoel niet geschikt voor universele
i-Size kinderzitjes.
Kinderzitjes die door FCA voor uw voertuig
worden aanbevolen
Lineaccessori MOPAR omvat een volledige
reeks kinderzitjes die kunnen worden vastge-
maakt met een driepuntsgordel of met de
ISOFIX-ankerpunten.
Afbeelding
XX
VEILIGHEID
144
Page 147 of 388
Gewichtsklasse Kinderzitje Type kinderzitje Plaatsen kinderzitje
Groep 0+: van de geboorte tot
13 kg, van 40 cm tot 80 cm
Britax Baby Safe plus
goedkeuringsnummer:
E1 04301146 Jeep be-
stelcode: 71806415Universeel/ISOFIX-
kinderzitje. Het moet
naar achteren gericht
worden geplaatst waarbij
alleen de gordels van het
voertuig worden gebruikt
of de speciale ISOFIX-
basis (die afzonderlijk
kan worden aangeschaft)
en de ISOFIX-
verankeringspunten voor
het voertuig. Moet worden
aangebracht op de bui-
tenste zitplaatsen ach-
terin.
Britax Baby Safe ISOFIX-
basis Jeep bestelcode:
71806416
145
Page 148 of 388
Gewichtsklasse Kinderzitje Type kinderzitje Plaatsen kinderzitje
Groep 1: van 9 tot 18 kg van
67 cm tot 105 cm
Britax Roemer Duo Plus
typegoedkeuringsnum-
mer: E1 04301133 Jeep
bestelcode: 71803161Het moet naar voren ge-
richt worden geplaatst,
waarbij de ISOFIX-
bevestigingen en de bo-
venriem worden gebruikt
die bij het kinderzitje
worden geleverd. Moet
worden aangebracht op
de buitenste zitplaatsen
achterin.
Groep 2: van 15 tot 25 kg van
95 cm tot 135 cm
Britax Roemer Kidfix XP
typegoedkeuringsnum-
mer: E1 04301304 Jeep
bestelcode: 71807984Kan alleen naar voren
gericht worden geplaatst,
waarbij gebruik wordt ge-
maakt van de driepunts-
gordel en de ISOFIX-
verankeringen van het
voertuig, indien aanwezig.
Jeep beveelt aan bij het
plaatsen van dit zitje ge-
bruik te maken van de
ISOFIX-ankerpunten van
het voertuig. Moet worden
aangebracht op de bui-
tenste zitplaatsen ach-
terin.
VEILIGHEID
146
Page 149 of 388

Gewichtsklasse Kinderzitje Type kinderzitje Plaatsen kinderzitje
Groep 3: van 22 tot 36 kg van
136 cm tot 150 cm
Britax Roemer Kidfix XP
typegoedkeuringsnum-
mer: E1 04301304 Jeep
bestelcode: 71807984Kan alleen naar voren
gericht worden geplaatst,
waarbij gebruik wordt ge-
maakt van de driepunts-
gordel en de ISOFIX-
verankeringen van het
voertuig, indien aanwezig.
Jeep beveelt aan bij het
plaatsen van dit zitje ge-
bruik te maken van de
ISOFIX-ankerpunten van
het voertuig. Moet worden
aangebracht op de bui-
tenste zitplaatsen ach-
terin.
OPMERKING:
Jeep beveelt aan dit kinderzitje te plaatsen
volgens de instructies die moeten worden
meegeleverd.Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als een front-
airbag wordt opgeblazen. Een niet-aangelijnd
huisdier kan bij een noodstop of aanrijding
als een projectiel door de auto worden geslin-
gerd en letsel oplopen of een passagier ver-
wonden.Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op
de achterbank of in een speciale reismand
die is bevestigd met de veiligheidsgordels.
147
Page 150 of 388

VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers vervoeren
VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN DE
LAADRUIMTE.
WAARSCHUWING!
• Laat nooit kinderen of dieren achter in
een geparkeerde auto bij warm weer. De
warmte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en
zelfs dodelijk zijn.
• Het is zeer gevaarlijk om tijdens het
rijden personen te vervoeren in de laad-
ruimte. Bij een ongeval lopen personen
in deze ruimte een groter risico op ern-
stig of dodelijk letsel.
• Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen
en veiligheidsgordels.
• Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel
zit en op de juiste wijze de veiligheids-
gordel draagt.
Uitlaatgas
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen kunnen gezondheidsproble-
men veroorzaken of zelfs dodelijk zijn. Ze
bevatten koolmonoxide (CO), een kleur- en
geurloos gas. Het inademen ervan kan
bewusteloosheid en vergiftiging veroorza-
ken. Volg de volgende veiligheidsvoor-
schriften om het inademen van koolmo-
noxide te vermijden:
• Laat de motor niet langer in een gesloten
garage of ruimte draaien dan noodzake-
lijk is om de auto te verplaatsen.
•
Wanneer u met open kofferdeksel/
achterklep/achterportieren moet rijden,
zorg er dan voor dat alle ramen gesloten
zijn en dat de BLOWER-schakelaar van de
klimaatregeling in een hoge stand staat.
Schakel de recirculatiestand NIET in.
• Als u in een geparkeerde auto moet
zitten met een draaiende motor, stel dan
de verwarming of de koeling zodanig af
dat er buitenlucht in de auto wordt aan-
gezogen. Zet de aanjager op een hoog
toerental.
De beste bescherming tegen koolmonoxidevergif-
tiging is een goed onderhouden uitlaatsysteem.
Wanneer u merkt dat het uitlaatgeluid is
veranderd, uitlaatgassen in de auto ruikt of
als de onder- of achterzijde van de auto is
beschadigd, is er mogelijk sprake van lekkage
in het uitlaatsysteem. Laat een vakbekwame
monteur het volledige uitlaatsysteem en de
naburige carrosseriedelen controleren op
breuk, schade, slijtage of verplaatsingen.
Open naden of losse verbindingen kunnen
ertoe leiden dat uitlaatgassen binnendringen
in het interieur. Laat het uitlaatsysteem ook
altijd controleren wanneer de auto op een
hefbrug wordt gezet voor het verversen van
smeervet of olie. Laat indien nodig onderde-
len vervangen.
Aanbevolen veiligheidscontroles in de
auto
Veiligheidsgordels
Controleer regelmatig de autogordels op
scheuren, rafels en losse delen. Laat bescha-
digde onderdelen onmiddellijk vervangen.
Probeer niet zelf de gordels aan te passen of
uit elkaar te halen.
VEILIGHEID
148
Page 151 of 388

De gordelsystemen voorin moeten na een
aanrijding worden vervangen. Gordelsyste-
men achterin moeten na een aanrijding direct
worden vervangen als ze zijn beschadigd (op-
rolmechanisme verbogen, scheuren in de gor-
del, enz.). Wanneer er ook maar de geringste
twijfel bestaat over de toestand van de veilig-
heidsgordels of de oprolmechanismen, laat
de veiligheidsgordel dan vervangen.
Waarschuwingslampje voor het airbagsys-
teem
Het airbaglampjegaat ter controle vier
tot acht seconden branden nadat u de con-
tactschakelaar de eerste keer in de stand
ON/RUN hebt gezet. Wanneer het lampje niet
brandt tijdens het starten, blijft branden of
gaat branden tijdens het rijden, moet het
systeem zo snel mogelijk door een erkende
dealer worden nagekeken. Dit lampje gaat
branden met één geluidssignaal wanneer er
een storing met het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem is gedetecteerd en
blijft branden totdat de storing is verholpen.
Als het lampje met tussenpozen gaat branden
of blijft branden tijdens het rijden, laat dan
onmiddellijk uw voertuig door een erkendedealer controleren. Raadpleeg de paragraaf
"Beveiligingssystemen voor inzittenden" in
het hoofdstuk "Veiligheid" voor meer informa-
tie.
Ontdooi-inrichting
Controleer de werking door de ontdooistand
te selecteren en de aanjager in een hoge
stand te zetten. U moet nu de lucht kunnen
voelen die langs de voorruit geblazen wordt.
Bezoek uw erkende dealer als de ontdooi-
inrichting niet werkt.
Veiligheidsinformatie over vloermatten
Plaats uitsluitend vloermatten die overeenko-
men met de afmetingen van uw voertuig.
Gebruik alleen een vloermat die met de be-
diening van de pedalen niet hindert. U mag
alleen vloermatten gebruiken die goed zijn
bevestigd met de speciale vloermatbevesti-
gingen, zodat de matten niet kunnen ver-
schuiven en de beweging van de pedalen niet
kunnen belemmeren of de veilige besturing
van uw voertuig op een andere manier kun-
nen hinderen.
WAARSCHUWING!
Een verkeerd bevestigde, beschadigde, ge-
vouwen, of gestapelde vloermat, of be-
schadigde vloermatbevestigingen kunnen
er voor zorgen dat de vloermat de beweging
van het gaspedaal, rem of koppelingspeda-
len belemmert en dit kan leiden tot verlies
van de controle over het voertuig. Om
ERNSTIG LETSEL of DODELIJKE AF-
LOOP te voorkomen:
• Maak uw vloermat ALTIJD goed vast
met gebruik van de vloermatbevestigin-
gen. Plaats uw vloermat NIET onderste-
boven of achterstevoren. Trek regelmatig
licht aan de mat om te controleren of de
mat goed vastligt door de vloermatbe-
vestigingen.
• VERWIJDER ALTIJD DE BESTAANDE
VLOERMAT UIT HET VOERTUIG
alvorens een andere vloermat neer te
leggen. Plaats of stapel NOOIT een extra
vloermat bovenop een bestaande vloer-
mat.
• Plaats UITSLUITEND vloermatten die
ontworpen zijn voor uw voertuig. Plaats
NOOIT een vloermat die niet goed kan
149
Page 152 of 388

WAARSCHUWING!
worden aangebracht en bevestigd in uw
voertuig. Als een vloermat moet worden
vervangen, gebruik dan alleen een FCA
goedgekeurde vloermat voor de speci-
fieke uitvoering, het model en het jaar
van uw voertuig.
• Gebruik UITSLUITEND de bestuurders-
vloermat voor het daarvoor bestemde
vloerpaneel aan de bestuurderskant.
Parkeer het voertuig naar behoren met
de motor uitgeschakeld, trap het gaspe-
daal, de rem en het koppelingspedaal
(indien aanwezig) helemaal in om te
controleren of de vloermat in de weg zit.
Als uw vloermat in de weg zit bij de
beweging van een pedaal, of niet goed is
bevestigd op de vloer, verwijder de vloer-
mat dan uit het voertuig en leg de vloer-
mat in de kofferbak.
• Gebruik UITSLUITEND de passagiers-
vloermat voor het daarvoor bestemde
vloerpaneel aan passagierszijde.
• Voorkom ALTIJD dat er tijdens het rijden
voorwerpen op de vloer aan bestuurders-
zijde kunnen vallen of glijden. Voorwer-
WAARSCHUWING!
pen kunnen beklemd raken onder gaspe-
daal, rem of koppelingspedalen en dit
kan leiden tot verlies van de controle
over het voertuig.
• Plaats NOOIT voorwerpen onder de
vloermat (bijv. doeken, sleutels enz.).
Deze voorwerpen kunnen de positie van
de vloermat veranderen en dit kan leiden
tot hindering van de beweging van het
gaspedaal, rem of koppelingspedaal.
• Als de vloerbedekking van het voertuig is
verwijderd en opnieuw geplaatst, beves-
tig de vloerbedekking dan altijd naar
behoren op de vloer en controleer of de
vloermatbevestigingen goed vastzitten
aan de vloerbedekking. Druk elk pedaal
volledig in om te controleren op hinde-
ring van de beweging van het gaspedaal,
rem of koppelingspedalen en plaats ver-
volgens de vloermatten opnieuw.
• Het wordt aanbevolen om uitsluitend
milde zeep en water te gebruiken voor
het reinigen van uw vloermatten. Na het
reinigen moet u altijd controleren of uw
vloermat correct is geplaatst en beves-
WAARSCHUWING!
tigd met behulp van de vloermatbevesti-
gingen door licht aan de mat te trekken.
Veiligheidscontroles buiten de auto
Banden
Controleer de banden op overmatige of onge-
lijkmatige slijtage. Controleer de banden op
stenen, spijkers, glas of andere voorwerpen
die in het loopvlak of de wang vast zijn blijven
zitten. Controleer het loopvlak op sneden en
scheuren. Controleer de wangen op sneden,
scheuren en bobbels. Controleer of de wiel-
moeren stevig zijn aangedraaid. Controleer
de bandenspanning (met inbegrip van het
reservewiel) wanneer de banden koud zijn.
Verlichting
Laat iemand de werking van de rem- en
buitenverlichting controleren terwijl u in de
auto de verlichting bedient. Controleer de
controlelampjes voor de richtingaanwijzers
en het grootlicht op het instrumentenpaneel.
VEILIGHEID
150