Ruitenwissers voorruit............42
Regensensor — indien aanwezig......43
Ruitenwisser achter..............44
KLIMAATREGELING..........44
Overzicht handmatige klimaatregeling
met touchscreen...............44
Functies van de klimaatregeling......52
Automatische temperatuurregeling (ATC) —
Indien aanwezig................52
Aanwijzingen voor de bediening......53
RAMEN....................54
Bedieningselementen voor de elektrische
raambediening.................54Ramen automatisch volledig openen . . .55
Automatische sluitfunctie met
klembeveiliging................55
Automatische sluitfunctie resetten....56
Raamblokkeerschakelaar..........56
Windgeruis..................56
ELEKTRISCH BEDIENBAAR ZONNE-
DAK — INDIEN AANWEZIG.....56
Openen.....................57
Sluiten.....................57
Windgeruis..................58
Elektrisch bediende zonwering.......58
Klembeveiliging................59Onderhoud van zonnedak..........59
MOTORKAP ................60
De motorkap openen.............60
Motorkap sluiten...............60
ACHTERKLEP...............61
Openen.....................61
Sluiten.....................61
Elektrisch bediende achterklep —
indien aanwezig...............62
BOORDAPPARATUUR.........64
VOEDINGSUITGANGEN...........64
Spanningsomvormer — indien aanwezig. .66
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
16
Elektrisch inklapbare buitenspiegel — indien
aanwezig
De schakelaar voor de elektrisch inklapbare
buitenspiegels bevindt zich in de schakelaar
voor de elektrisch bediende buitenspiegels.
Druk eenmaal op de schakelaar om de spie-
gels in te klappen en druk nogmaals op de
schakelaar om de spiegels naar de normale
rijstand terug te klappen.
De elektrisch inklapbare buitenspiegels reset-
ten
U moet mogelijk de elektrisch inklapbare
spiegels resetten als het volgende gebeurt:
• De spiegels worden per ongeluk geblok-
keerd tijdens het inklappen.
• De spiegels worden per ongeluk handmatig
ingeklapt/uitgeklapt.
• De spiegels komen uit de uitgeklapte stand.
• De spiegels schudden en trillen bij normale
rijsnelheden.Om de elektrisch inklapbare spiegels te reset-
ten: klap ze in en uit door op de knop te
drukken. (Mogelijk dient u meermaals op de
knop te drukken). Hierdoor worden ze in hun
normale stand teruggezet.
Instapverlichting — indien aanwezig
Onder de buitenspiegels bevindt zich een
klein lampje dat de grond verlicht wanneer de
portieren worden ontgrendeld met de sleutel-
houder of wanneer de portieren van het voer-
tuig open staan.
Verwarmde buitenspiegels — indien
aanwezig
Deze buitenspiegels worden verwarmd om ijs
te ontdooien. Deze functie wordt geactiveerd
wanneer u de achterruitverwarming inscha-
kelt (indien aanwezig). Raadpleeg de para-
graaf "Klimaatregeling" in dit hoofdstuk voor
meer informatie.
BUITENVERLICHTING
Koplampschakelaar
De koplampschakelaar bevindt zich
links van het instrumentenpaneel.
Met deze schakelaar bedient u de
koplampen, de parkeerlichten, de automati-
sche koplampen (indien aanwezig), het dim-
men van de instrumentenpaneelverlichting,
het dimmen van de sfeerverlichting (indien
aanwezig), de interieurverlichting, de mist-
lampen vóór en achter (indien aanwezig) en
de koplamphoogte (indien aanwezig).
37
Automatische sluitfunctie resetten
Als de automatische sluitfunctie niet meer
werkt, moet de functie mogelijk worden gere-
set. De automatische sluitfunctie resetten:
1. Trek de raambedieningschakelaar om-
hoog tot het raam volledig gesloten is en
houd de schakelaar vervolgens nog twee
seconden langer vast.
2. Druk de raambedieningsschakelaar goed
in om het raam helemaal te openen en
houd de schakelaar nog twee seconden
langer ingedrukt als het raam helemaal
open is.
Raamblokkeerschakelaar
Met de raamblokkeerschakelaar in het
bekledingspaneel van de bestuurdersportier
kunt u de raambediening van de achterpor-
tieren blokkeren. Om de bediening van de
ramen te blokkeren, drukt u kort op de raam-
blokkeertoets (het controlelampje op de toets
gaat branden). Om de raambediening te ac-
tiveren, drukt u nogmaals kort op de raam-
blokkeertoets (het controlelampje op de toets
gaat weer uit).
Windgeruis
Windgeruis kan worden beschreven als het
gevoel van druk op de oren, vergelijkbaar met
het geluid van een helikopter. U ervaart dit
windgeruis mogelijk wanneer de ramen zijn
geopend of wanneer het zonnedak (indien aan-
wezig) geheel of gedeeltelijk is geopend. Dit is
een normaal verschijnsel, dat tot een minimum
kan worden beperkt. Als u last heeft van wind-
geruis bij geopende achterramen, open dan
ook de voorramen om het effect te verminde-
ren. Wanneer sprake is van windgeruis bij ge-
opend zonnedak, verstel dan de zonnedakope-
ning of open een raam om het effect tot een
minimum te beperken.
ELEKTRISCH BEDIENBAAR
ZONNEDAK — INDIEN
AANWEZIG
De schakelaars voor het elektrisch bedien-
bare zonnedak bevinden zich in de dakcon-
sole.
Raamblokkeerschakelaar
Schakelaars elektrisch bedienbaar
zonnedak
1 — Schakelaar voor elektrisch be-
diende zonwering
2 — Schakelaar voor openen/sluiten
voorste paneel
3 — Schakelaar voor ventilatie voorste
paneel
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
56
• Als de elektrisch bediende achterklep tij-
dens eenzelfde beweging op meerdere ob-
stakels stuit, stopt het systeem automa-
tisch. Als dit gebeurt, moet u de achterklep
handmatig openen of sluiten.
• De elektrische bediening van de achterklep
werkt niet bij temperaturen onder −30 °C
( −22 °F) of boven 65 °C (150 °F). Verwij-
der eventueel sneeuw of ijs vanaf de ach-
terklep voordat u op een schakelaar voor de
elektrisch bediende achterklep drukt.
• Als de achterklep gedurende een lange tijd
geopend blijft, kan het noodzakelijk zijn de
achterklep handmatig te sluiten om de wer-
king van de elektrisch bediende achterklep
te resetten.
• In de geopende stand wordt de achterklep
ondersteund door gasveersteunen. De gas-
druk in deze steunen daalt echter bij lage
temperaturen en het is dan mogelijk dat u
zelf ondersteuning moet bieden bij het ope-
nen van de achterklep.• Controleer voordat u wegrijdt of op de in-
strumentengroep de melding portier of ach-
terklep open wordt weergegeven of dat het
waarschuwingslampje brandt. Als u dit niet
doet, kan de achterklep onbedoeld open
blijven staan tijdens het rijden.
• Als de elektrisch bediende achterklep
wordt gesloten en u het voertuig in een
versnelling zet, gaat de achterklep door met
elektrisch sluiten. De beweging van het
voertuig kan echter leiden tot de detectie
van een obstakel.
• Als de elektronische ontgrendelhendel van
de achterklep wordt ingedrukt terwijl de
elektrisch bediende achterklep wordt ge-
opend, wordt de achterklepmotor uitge-
schakeld zodat de achterklep handmatig
kan worden bediend.
• Als de elektronische ontgrendelhendel van
de achterklep wordt ingedrukt terwijl de
elektrisch bediende achterklep wordt geslo-
ten, beweegt de achterklep terug naar de
volledig geopende stand.WAARSCHUWING!
• Wanneer u met een geopende achterklep
rijdt, kunnen giftige uitlaatgassen in de
auto belanden. Deze gassen kunnen
schadelijk zijn voor u en uw passagiers.
Rijd alleen met gesloten achterklep.
• Wanneer u met open achterklep moet
rijden, zorg er dan voor dat alle ramen
gesloten zijn en dat de aanjager van de
klimaatregeling in een hoge stand staat.
Schakel de recirculatiestand niet in.
OPMERKING:
Laat het elektrische systeem de achterklep
openen. Wanneer u de achterklep handmatig
probeert te openen of sluiten, wordt mogelijk
de obstakeldetectie voor de achterklep geac-
tiveerd en wordt de elektrische bediening
gestopt of wordt de bewegingsrichting omge-
keerd.
63
•Toets pijl omlaag
Druk kort op de toets met de pijlomlaagom
omlaag te bladeren door het hoofdmenu en
de submenu's.
•Toets pijl naar rechts
Druk kort op de toets met de pijl naarrechts
voor toegang tot de informatieschermen of
submenuschermen van een optie in het
hoofdmenu.
•Toets pijl naar links
Druk kort op de toets met de pijl naarlinks
voor toegang tot de informatieschermen of
submenuschermen van een optie in het
hoofdmenu.
•Knop OK
Druk op de toetsOKvoor toegang tot en
selectie op de informatieschermen of sub-
menuschermen van een hoofdmenu. Houd
de toetsOKgedurende een seconde inge-
drukt om weergegeven/geselecteerde func-
ties te resetten waarvoor dat mogelijk is.
BOORDCOMPUTER
Druk kort op de toets pijl omhoog of pijl
omlaag totdat het pictogram van Trip A (rit A)
of Trip B (rit B) is gemarkeerd in het display inhet instrumentenpaneel (schakelen naar
links of rechts om rit A of B te selecteren).
Druk kort op de toets OK om de ritinformatie
weer te geven.
WAARSCHUWINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
De waarschuwings-/controlelampjes in het
instrumentenpaneel worden indien van toe-
passing samen met een speciale melding
en/of geluidssignaal weergegeven. Dit zijn
slechts indicaties en waarschuwingen die
niet mogen worden beschouwd als volledig
en/of alternatief voor de informatie in het
instructieboekje, die u in alle gevallen aan-
dachtig dient te lezen. Raadpleeg altijd de
informatie in dit hoofdstuk in het geval van
een storingsaanduiding. Alle actieve verklik-
kerlampjes worden indien van toepassing
eerst weergegeven. Het systeemcontrole-
menu kan er anders uitzien op basis van
uitrusting en opties en de huidige status van
het voertuig. Sommige verklikkerlampjes zijn
optioneel en worden mogelijk niet weergege-
ven.
Rode waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Dit lampje wijst op een storing in de airbag.
Het lampje gaat ter controle vier tot acht
seconden branden als de contactschakelaar
in de stand ON/RUN of ACC/ON/RUN wordt
gezet. Dit lampje gaat branden met één ge-
luidssignaal wanneer er een storing in de
airbag is gedetecteerd en blijft branden tot-
dat de storing is verholpen. Wanneer het
lampje niet brandt tijdens het starten, blijft
branden of gaat branden tijdens het rijden,
moet het systeem zo snel mogelijk door een
erkende dealer worden nagekeken.
— Waarschuwingslampje voor het
remsysteem
Dit lampje geeft verschillende functies van
het remsysteem aan, zoals het remvloeistof-
peil en het aantrekken van de handrem. Als
het waarschuwingslampje voor het remsys-
teem gaat branden, is het mogelijk dat de
69
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en gor-
delspanners hebben geen enkel effect bij
een volgende aanrijding. Laat de airbags,
gordelspanners en het oprolmechanisme
van de veiligheidsgordels onmiddellijk ver-
vangen door een erkende dealer. U dient
ook de controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden te laten nakijken.
OPMERKING:
• De airbagpanelen zijn in de interieurbekle-
ding nauwelijks zichtbaar, maar springen
open tijdens het opblazen van de airbag.
• Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk
naar een erkende dealer te worden
gebracht.
Uitgebreid ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing zal de controller van het
beveiligingssysteem voor inzittenden, als het
communicatienetwerk en de voeding intact
blijven en afhankelijk van de aard van de
botsing, bepalen of het uitgebreide ongeluk-
kenresponssysteem de volgende functies uit-
voert:• De brandstoftoevoer naar de motor afslui-
ten (indien aanwezig)
• De accuvoeding naar de elektromotor af-
sluiten (indien aanwezig)
• De waarschuwingsknipperlichten inschake-
len zo lang de accu energie heeft
• De interieurverlichting inschakelen zolang
de accu werkt of gedurende 15 minuten na
interventie van het uitgebreid ongelukken-
responssysteem.
• De centrale portiervergrendeling ontgren-
delen.
Uw voertuig is mogelijk ook ontworpen om
een van deze andere of andere functies uit te
voeren naar aanleiding van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem:
• De verwarming van het brandstoffilter uit-
schakelen, de aanjagermotor van de kli-
maatregeling uitschakelen, de circulatie-
klep van de klimaatregeling sluiten
• De accuvoeding afsluiten naar de:
– Motor
– Elektromotor (indien aanwezig)
– Elektrische stuurbekrachtiging
– Rembekrachtiging– Elektrische parkeerrem
– Automatische schakelhendel
– Claxon
– Ruitenwissers vóór
– Koplampsproeierpomp
OPMERKING:
Vergeet niet om na een ongeval het contact in
de stand STOP (OFF/LOCK) te zetten en de
sleutel uit de contactschakelaar te verwijde-
ren om te voorkomen dat de accu leegloopt.
Controleer zorgvuldig de auto op brandstof-
lekkage in de motorruimte en op de grond in
de buurt van de motorruimte en de brandstof-
tank voordat u het systeem reset en de motor
te star. Als er na een ongeval geen brandstof-
lekkage of schade aan de elektrische appara-
ten van het voertuig (bijv. koplampen) is,
reset u het systeem door de hierna beschre-
ven procedure te volgen.Resetprocedure uitgebreid ongelukkenres-
ponssysteem
Na het incident, wanneer het systeem actief
is, wordt er een bericht weergegeven over
brandstofonderbreking. Zet de contactscha-
kelaar van AVV/START of MAR/ACC/ON/RUN
op STOP/OFF/LOCK. Controleer zorgvuldig de
129
auto op brandstoflekkage in de motorruimte
en op de grond in de buurt van de motor-
ruimte en de brandstoftank voordat u het
systeem reset en de motor te star.
Afhankelijk van de aard van het incident
kunnen de linker- en rechterrichtingaanwij-
zer, die zich op het instrumentenpaneel be-
vinden, beide knipperen en blijven knippe-
ren. Om het voertuig te verplaatsen naar de
kant van de weg, moet u de resetprocedure
uitvoeren.
Actie van de klant Wat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten minste twee seconden
worden vastgehouden
1. Zet het contact op
STOP/OFF/LOCK.
(richtingaanwijzer
moet in de neutraal-
stand staan).
2. Zet het contact op
MAR/ACC/ON/RUN.Richtingaanwijzer
rechts KNIPPERT.
Richtingaanwijzer
links is UITGESCHA-
KELD.
Actie van de klant Wat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten minste twee seconden
worden vastgehouden
3. Zet de richting-
aanwijzer rechts
AAN.Richtingaanwijzer
rechts brandt CON-
TINU.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.
4. Zet de richting-
aanwijzers in de neu-
traalstand.Richtingaanwijzer
rechts is UITGE-
SCHAKELD.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.
5. Zet de richting-
aanwijzer links AAN.Richtingaanwijzer
rechts KNIPPERT.
Richtingaanwijzer
links brandt CON-
TINU.
6. Zet de richting-
aanwijzers in de neu-
traalstand.Richtingaanwijzer
rechts KNIPPERT.
Richtingaanwijzer
links is UITGESCHA-
KELD.Actie van de klant Wat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten minste twee seconden
worden vastgehouden
7. Zet de richting-
aanwijzer rechts
AAN.Richtingaanwijzer
rechts brandt CON-
TINU.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.
8. Zet de richting-
aanwijzers in de neu-
traalstand.Richtingaanwijzer
rechts is UITGE-
SCHAKELD.
Richtingaanwijzer
links KNIPPERT.
9. Zet de richting-
aanwijzer links AAN.Richtingaanwijzer
rechts brandt CON-
TINU.
Richtingaanwijzer
links brandt CON-
TINU.
10. Zet de richting-
aanwijzer links UIT.
(hendel richtingaan-
wijzer moet in de
neutraalstand staan).Richtingaanwijzer
rechts is UITGE-
SCHAKELD.
Richtingaanwijzer
links is UITGESCHA-
KELD.
VEILIGHEID
130
Actie van de klant Wat de klant ziet
OPMERKING:
Elke stap MOET ten minste twee seconden
worden vastgehouden
11. Zet het contact
op STOP/OFF/LOCK.
12. Zet het contact
op MAR/ACC/ON/
RUN. (De hele proce-
dure moet binnen
één minuut worden
voltooid, anders moet
deze worden her-
haald).Het systeem is nu
gereset en de motor
kan worden gestart.
Zet de alarmlichten
UIT (handmatig).
Indien er een resetprocedurestap niet binnen
60 seconden is voltooid, knipperen de rich-
tingaanwijzers en moet de resetprocedure op-
nieuw worden uitgevoerd om tot een goed
einde te worden gebracht.
Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
• Wijzigingen aan onderdelen van het air-
bagsysteem kunnen tot gevolg hebben
dat het systeem bij een aanrijding niet
functioneert. U kunt letsel oplopen door-
dat de airbag niet werkt en u niet be-
schermt. Breng geen wijzigingen aan de
onderdelen of bedrading aan en plak
nooit badges of stickers op het afdekpa-
neel op het stuur of aan de rechterbo-
venzijde van het instrumentenpaneel.
Breng geen wijzigingen aan in de voor-
bumper of de carrosseriestructuur en
monteer geen treden of treeplanken.
• Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het
airbagsysteem te repareren. Waarschuw
iedereen die aan uw auto werkt dat de
auto is uitgerust met een airbagsysteem.
• Probeer geen onderdelen van het airbag-
systeem te wijzigen. De airbag kan per
ongeluk worden opgeblazen of werkt mo-
gelijk niet goed meer als deze is gewij-
zigd. Breng de auto naar een erkende
dealer voor onderhoud aan het airbag-
WAARSCHUWING!
systeem. Breng de auto naar een er-
kende dealer als onderhoud nodig is aan
de autostoel, waaronder het afdekpaneel
en het kussen (ook voor het verwijderen
of losdraaien/aantrekken van stoelbou-
ten). Er mogen uitsluitend door de fabri-
kant goedgekeurde stoelaccessoires
worden gebruikt. Neem contact op met
een erkende dealer als het airbagsys-
teem moet worden aangepast aan perso-
nen met een handicap.
Event Data Recorder (EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recoder (EDR). De belangrijkste taak van de
EDR is het registreren van gegevens die dui-
delijk maken hoe een voertuigsysteem zich
heeft gedragen bij aanrijdingen of bijna-
aanrijdingen, zoals de activering van airbags
of een botsing tegen een obstakel. De EDR is
ontworpen om kortstondig, meestal 30 se-
conden of korter, gegevens te registreren die
verband houden met de dynamiek en veilig-
131