of een te hoog toerental van de motor. De
versnellingsbak blijft in de gekozen versnel-
ling totdat naar een hogere of lagere versnel-
ling wordt geschakeld, met uitzondering van
de onderstaande situaties.
• De versnellingsbak schakelt automatisch
terug als de snelheid van de auto afneemt
(om stotteren van de motor te voorkomen),
waarbij de huidige versnelling wordt aange-
geven.
• De versnellingsbak schakelt automatisch
terug naar de eerste versnelling wanneer de
auto tot stilstand komt. Na stilstand moet
de bestuurder handmatig opschakelen (+)
tijdens het optrekken.
• U kunt vanuit stilstand wegrijden in de
eerste of tweede versnelling (of in de derde
versnelling, in de gearing 4LO, of de modi
Snow of Sand, indien beschikbaar). Als u
kort op (+) drukt (bij stilstand) kunt u
wegrijden in de tweede versnelling. Wegrij-
den in de tweede versnelling kan zinvol zijn
als het wegdek glad is door sneeuw of ijs.
• Als door terugschakelen het maximum mo-
tortoerental wordt overschreden, vindt het
terugschakelen niet plaats.•Wanneer de voertuigsnelheid te laag is, ne-
geert het systeem alle opschakelpogingen.
• Het schakelen van de transmissie valt meer
op als AutoStick is ingeschakeld.
• Het systeem kan terugkeren naar de auto-
matische schakelmodus als een storing of
oververhitting wordt gedetecteerd.
OPMERKING:
Wanneer Selec-Speed of de afdalingsregeling
(HDC) is ingeschakeld, is de AutoStick niet
actief.
U kunt AutoStick uitschakelen door de scha-
kelhendel weer in de stand DRIVE te zetten.
U kunt AutoStick op elk moment in of uit-
schakelen zonder dat u uw voet van het gas-
pedaal hoeft te nemen.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. De aangedreven wie-
len kunnen hun grip verliezen, waardoor
de auto in een slip kan raken, wat een
aanrijding of persoonlijk letsel tot gevolg
kan hebben.Noodloopmodus van de versnellingsbak
De werking van de versnellingsbak wordt
elektronisch gecontroleerd op abnormale si-
tuaties. Als een situatie wordt gedetecteerd
die schade aan de versnellingsbak kan ver-
oorzaken, wordt de noodloopmodus van de
versnellingsbak geactiveerd. In deze modus
werkt de transmissie mogelijk alleen in een
bepaalde versnelling of blijft deze in NEU-
TRAL staan. Het is mogelijk dat het storings-
lampje brandt. Dankzij de noodloopmodus
kan het voertuig voor reparatie naar een er-
kende dealer worden gereden zonder dat de
versnellingsbak beschadigd raakt.
In het geval van een kortstondig probleem
kan de versnellingsbak, door de volgende
stappen uit te voeren, worden gereset om
weer alle vooruitversnellingen te kunnen ge-
bruiken:
1. Stop de auto.
2. Schakel, indien mogelijk, naar PARK. Als
dit niet mogelijk is, zet u de transmissie in
de stand NEUTRAL.
173
3. Zet het contact in de stand OFF. Op voer-
tuigen met een startknop, houdt u het
contact ingedrukt totdat de motor wordt
uitgeschakeld.
4. Wacht ongeveer 30 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnelling. Als
het probleem niet langer wordt gedetec-
teerd, werkt de versnellingsbak weer op
de normale manier.
OPMERKING:
Ook al kan de versnellingsbak worden gere-
set, we raden u toch aan zo spoedig mogelijk
een bezoek te brengen aan uw erkende dea-
ler. Uw erkende dealer heeft diagnostische
apparatuur waarmee de staat van de trans-
missie kan worden bepaald. Als geen reset
van de versnellingsbak mogelijk is, is service
door de erkende dealer noodzakelijk.
Koppelomvormerkoppeling
De automatische transmissie in deze auto
beschikt over een functie die het brandstof-
verbruik helpt beperken. Bij gekalibreerde
toerentallen grijpt automatisch een koppe-
ling in de koppelomvormer aan. Dit kan eeniets ander gevoel of respons geven tijdens
normale werking in de hogere versnellingen.
Wanneer de rijsnelheid afneemt of soms tij-
dens het accelereren, ontkoppelt de koppe-
ling automatisch.
OPMERKING:
De koppelomvormerkoppeling grijpt pas aan
wanneer de motor en/of transmissie warm
zijn (normaal gesproken na 2 tot 5 km [1 tot
3 mijl] rijden). Omdat het motortoerental
hoger is wanneer de koppelomvormerkoppe-
ling niet aangrijpt, kan het lijken alsof de
transmissie niet correct schakelt wanneer het
voertuig koud is. Dat is normaal. De kop-
pelomvormerkoppeling zal weer normaal
functioneren wanneer de aandrijflijn vol-
doende is opgewarmd.
WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING -
INDIEN AANWEZIG
Actieve aandrijving van Jeep
Uw voertuig is mogelijk uitgerust met een
verdeelbak (PTU). Dit systeem werkt automa-
tisch, de bestuurder hoeft niets te bedienenen heeft geen extra vaardigheden nodig. On-
der normale rijomstandigheden hebben de
voorwielen de meeste grip. Als de voorwielen
grip dreigen te verliezen, wordt er automa-
tisch meer trekkracht overgebracht op de
achterwielen. Hoe meer grip de voorwielen
verliezen, hoe meer trekkracht er naar de
achterwielen wordt overgedragen.
Bovendien wordt op een droog wegdek bij
krachtig accelereren (waar geen wielspin op-
treedt), het koppel naar de achterwielen ge-
leid, om preventief de tractie en de rijeigen-
schappen te verbeteren.
LET OP!
Alle wielen moeten banden hebben met
dezelfde maat en van hetzelfde type. Ge-
bruik geen banden met een verschillende
bandmaat. Een ongelijke bandenmaat kan
tot beschadiging van de krachtoverbren-
ging leiden.
STARTEN EN RIJDEN
174
WAARSCHUWING!
• U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig.
Voer alleen werkzaamheden uit waarvan
u kennis hebt en waarvoor u over het
juiste gereedschap beschikt. Als u twij-
felt over uw kunde om een bepaalde
werkzaamheid uit te voeren, breng dan
uw auto naar een vakkundige monteur.
• Het niet correct inspecteren en onder-
houden van uw auto kan tot gevolg heb-
ben dat een onderdeel niet correct func-
tioneert, wat de rijeigenschappen en
prestaties nadelig beïnvloedt. Dit kan
een aanrijding tot gevolg hebben.
2.4-liter benzinemotor
Uw auto is uitgerust met een automatische
indicator voor olieverversing. De indicator
voor olieverversing herinnert u eraan dat uw
auto een onderhoudsbeurt nodig heeft.
Afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden
van de motor wordt het bericht voor olie
verversen weergegeven in de instrumenten-
groep. Dit betekent dat uw auto een onder-houdsbeurt nodig heeft. Omstandigheden zo-
als frequente korte ritten en gebruik van de
trekhaak, zeer hoge of lage omgevingstempe-
raturen zijn van invloed op de weergave van
het bericht "Change Oil" (olie verversen) of
"Oil Change Required" (olieverversing ver-
eist). Bij zware bedrijfsomstandigheden kan
het bericht voor olie verversen al na 5600 km
(3500 mijl) gaan branden na de laatste reset.
Laat het onderhoud zo snel mogelijk, binnen
805 km (500 mijl), uitvoeren.
OPMERKING:
Onder geen beding mogen de intervaltermij-
nen voor olieverversing groter zijn dan
7,500 miles (12 000 km) of 12 maanden,
afhankelijk van wat eerst komt.
OPMERKING:
Het lampje voor olie verversen gaat niet bran-
den onder deze omstandigheden.
Eenmaal per maand of voor een lange rit:
• Oliepeil controleren.
• Niveau van de ruitensproeiervloeistof con-
troleren.• Bandenspanning controleren en kijken of
er sprake is van ongebruikelijke slijtage of
beschadigingen.
• Controleer de vloeistofniveaus van het koel-
vloeistofreservoir en het hoofdremcilinder-
reservoir en vul indien nodig vloeistof bij.
• De werking van alle lampen binnen en
buiten controleren.
Vereiste onderhoudsintervallen.
Bij iedere olieverversingsinterval, zoals aange-
geven door de indicator voor olie verversen:
Olie verversen en filter vervangen.
Accu controleren, indien nodig klemmen
reinigen en vastdraaien.
Remblokken, remschoenen, rotoren, rem-
trommels en slangen controleren.
Bescherming en slangen van motorkoelsys-
teem controleren.
Uitlaatsysteem inspecteren.
Luchtfilter controleren bij gebruik in een
stoffige omgeving of bij off road-gebruik.
Raadpleeg het onderhoudsschema op de vol-
gende pagina voor de vereiste
onderhoudsintervallen.
SERVICE EN ONDERHOUD
254
Nuttige plaatsen vinden
1. Druk vanuit het navigatiehoofdmenu op
de schermtoets "Where To?" (waarheen)
en vervolgens op de schermtoets "Points
of Interest" (nuttige plaatsen).
2. Selecteer een categorie en daarna zo no-
dig een subcategorie.
3. Selecteer uw bestemming, selecteer ver-
volgens "Route To" (route naar) en druk
daarna op de schermtoets "GO!" (start).
Een locatie vinden door de naam in te voeren
• Druk achtereenvolgens op de schermtoets
"Where to?" (Waarheen) in het navigatie-
hoofdmenu, op de schermtoets "POI" (Nut-
tige plaatsen) en de schermtoets "Spell
Name" (Naam invoeren).
• Voer de naam van uw bestemming in.
• Druk op de schermtoets "List" (Lijst).
• Selecteer uw bestemming, selecteer vervol-
gens "Route To" (route naar) en druk daarna
op de schermtoets "GO!" (start).
Gesproken bestemming invoeren in één stap
• Voer een navigatiebestemming in zonder
uw handen van het stuur te halen.
•
U hoeft enkel op de toets Uconnect Voice
Command
op het stuurwiel te drukken,
te wachten op de pieptoon en een opdracht
als "
Find Address800 Chrysler Drive Auburn
Hills MI." (vind adres 800 Chrysler Drive
Auburn Hills MI.) te zeggen.
OPMERKING:
Bestemming invoeren is niet beschikbaar terwijl
het voertuig rijdt. U kunt echter ook spraakop-
drachten gebruiken om een adres in te voeren
tijdens het rijden. Raadpleeg de paragraaf
"Snelle tips voor spraakherkenning Uconnect" in
dit gedeelte voor meer informatie.
Uw thuisadres instellen
• Om een thuisadres toe te voegen, kiest u de
schermtoets "Nav" in de menubalk op het
aanraakscherm om het navigatiesysteem
en het navigatiehoofdmenu te openen.•
Kies de schermtoets "Home". U kunt een
thuisadres toevoegen "Spell City" (plaats-
naam invoeren), "Spell Street" (straatnaam
invoeren), of "Select Country" (land selecte-
ren) door te selecteren. Uw land wordt auto-
matisch ingevuld op basis van uw provincie.
• Nadat u uw thuisadres hebt ingevoerd, se-
lecteert u de schermtoets "Save home"
(thuisadres opslaan) aan de linkeronder-
kant van het aanraakscherm.
• Om een opgeslagen thuisadres (of andere
opgeslagen adressen) te verwijderen, zodat
u nieuw thuisadres kunt opslaan, drukt u op
de schermtoets "NAV" en drukt u in het
scherm "Where To" (waarheen) op de
schermtoets "Home". Druk op de knop "Re-
set Location" (adres resetten) onder het
scherm "Manage" (beheren). Er wordt een
bevestigingsscherm weergegeven met de
vraag "Are you sure you want to reset this
location?" (weet u zeker dat u dit adres wilt
resetten?) Druk op "Reset" (resetten) om
het wissen te bevestigen. Stel aan de hand
van de voorgaande instructies een nieuwe
thuislocatie in.MULTIMEDIA
332
OPMERKING:
Alle binnenkomende sms-berichten die zijn
ontvangen tijdens de huidige contactcyclus
worden gewist uit het Uconnect systeem wan-
neer het contact in de stand OFF wordt gezet.
Handige tips en veelgestelde vragen voor
het verbeteren van de Bluetooth-
prestaties met uw Uconnect systeem
Mobiele telefoon kan niet opnieuw verbinden
met systeem na het koppelen:
• Stel de mobiele telefoon in om automatisch
te verbinden of als vertrouwd apparaat in de
Bluetooth-instellingen van de mobiele tele-
foon (Blackberry-apparaten).
• Veel mobiele telefoons maken niet automa-
tisch opnieuw verbinding na opnieuw te
worden opgestart (harde start). Uw mobiele
telefoon kan nog steeds handmatig worden
verbonden. Sluit alle toepassingen die mo-
gelijk actief zijn (raadpleeg de instructies
van de fabrikant van de mobiele telefoon)
en volg "Uw mobiele telefoon koppelen
(draadloos verbinden) aan het Uconnect
systeem".• Herstel de fabrieksinstellingen van uw mo-
biele telefoon. Raadpleeg de fabrikant van
uw mobiele telefoon of uw mobiele provider
voor instructies. Dit dient alleen als laatste
redmiddel te worden gebruikt.
Mobiele telefoon kan niet worden gekoppeld
aan het systeem:
• Verwijder de koppelingsgeschiedenis van
de mobiele telefoon en het Uconnect sys-
teem; meestal vindt u deze in de Bluetooth-
verbindingsinstellingen van de telefoon.
• Controleer of u "Uconnect" selecteert in de
gedetecteerde Bluetooth-apparaten op uw
mobiele telefoon.
• Als uw voertuigsysteem een PIN-code gene-
reert, is de standaardinstelling 0000.
• Voer een harde reset van de mobiele tele-
foon uit door de batterij te verwijderen
(indien verwijderbaar — zie de gebruikers-
handleiding van uw mobiele telefoon). Dit
dient alleen als laatste redmiddel te worden
gebruikt.Mobiele telefoonboek is niet gedownload:
• Schakel "Do not ask again" (niet opnieuw
vragen) in en accepteer vervolgens het ver-
zoek voor het downloaden van het telefoon-
boek op uw mobiele telefoon.
• Tot 5000 namen van contactpersonen met
vier nummers per contactpersoon kunnen
worden overgebracht naar het telefoonboek
van het Uconnect 4C/4C NAV systeem.
• Tot 2000 namen van contactpersonen met
zes nummers per contactpersoon kunnen
worden overgebracht naar het telefoonboek
van het Uconnect 4 systeem.
Kan geen vergadergesprekken beginnen:
• CDMA (Code-Division Multiple Access)-
providers bieden geen ondersteuning voor
vergadergesprekken. Raadpleeg de gebrui-
kershandleiding van uw mobiele telefoon
voor meer informatie.
Oproepen plaatsen tijdens verbinding met AUX:
• Als u uw mobiele telefoon aansluit op AUX
terwijl u bent verbonden met Bluetooth,
wordt handsfree bellen uitgeschakeld. Bel
niet terwijl uw mobiele telefoon is aange-
sloten op de AUX-aansluiting.
345