Page 145 of 240
km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Drukregelaar controleren en indien nodig het binnenfilter
vervangen (alleen Natural Power-versies) (3)
Werking en parameters van het brandstoftoevoersysteem
m.b.v zelfdiagnoseaansluiting controleren (alleen Natural
Power-versies)
Aanhaalkoppel bevestigingsbanden cilinder controleren
(alleen Natural Power versies)
Drukregelaar en afdichting verwarmingsleidingen
controleren (alleen Natural Power-versies)
Correcte plaatsing van injectoren controleren (plaatsing,
klembevestiging) (alleen Natural Power-versies)
Motorolie verversen en oliefilter vervangen (4) (O) (●)
(3) Of elk jaar.
(4) Als het voertuig voornamelijk binnen de bebouwde kom gebruikt wordt of wanneer het aantal jaarlijks afgelegde kilometers minder dan 10.000 bedraagt, moeten
de motorolie en het oliefilter elk jaar vervangen worden.
(O) Aanbevolen werkzaamheden.
(●) Verplichte werkzaamheden.
143
Page 146 of 240

km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Bougies vervangen (1.2 8V 69 pk and 0.9 TwinAir Turbo
80 pk/85 pk versies) (5)
Bougies vervangen (0.9 TwinAir 60 pk/65 pk) (5)
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen(6)
Getande distributieriem vervangen (alle 0.9 TwinAir versies
uitgesloten)(6)
Luchtfilterelement vervangen (7)
(5) Voor 0.9 TwinAir-versies zijn de volgende zaken van vitaal belang om een correcte werking te verzekeren en om ernstige schade aan de motor te voorkomen:
gebruik uitsluitend bougies die speciaal gecertificeerd zijn voor deze motoren; alle bougies moeten van hetzelfde type en merk zijn (zie de paragraaf "Motor" in
het hoofdstuk "Technische gegevens"); houd u strikt aan de vervangingsintervallen van de bougies die vermeld zijn in het Geprogrammeerde
Onderhoudsschema. Het wordt aanbevolen contact op te nemen met het FIAT Servicenetwerk om de bougies te laten vervangen.
(6) Niet-stoffige gebieden: aanbevolen maximum aantal kilometers 120.000 km. De riem moet elke 6 jaar worden vervangen, ongeacht de afgelegde afstand. In
stoffige omgevingen en/of bij gebruik van het voertuig onder zware omstandigheden (koude klimaten, gebruik in de stad, periodes van langdurige stilstand)
wordt een maximale kilometerstand van 60.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand, moet de riem om de 4 jaar vervangen worden.
(7) Als het voertuig gebruikt wordt in stoffige omgevingen, moet dit filter om de 15.000 km vervangen worden.
144
ONDERHOUD EN ZORG
Page 147 of 240
km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Remvloeistof verversen(8)
Filter in de drukregelaar vervangen (alleen LPG-versies)
Papieren filter (LPG in gasvormige toestand) vervangen
(alleen LPG-versies)
Interieurfilter vervangen (7) (O) (●)
(8) De remvloeistof moet iedere twee jaar worden vervangen, ongeacht de kilometerstand.
(7) Als het voertuig gebruikt wordt in stoffige omgevingen, moet dit filter om de 15.000 km vervangen worden.
(O) Aanbevolen werkzaamheden.
(●) Verplichte werkzaamheden.
145
Page 148 of 240

DIESELVERSIES
WAARSCHUWING: Wanneer u de laatste reparatie uit de tabel hebt uitgevoerd, moet u verder gaan met het geprogrammeerde
onderhoud. Volg daarbij de in het schema vermelde termijnen en plaats bij elke reparatie een punt of een opmerking.
Waarschuwing: als het onderhoud gewoon vanaf het begin wordt hervat, kan de voor sommige werkzaamheden geldende
interval verstrijken.
km x 1000 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Conditie/slijtage banden controleren en bandendruk,
indien nodig, herstellen; vervaldatum van de "Fix&Go"
reparatiekit kit controleren (voor bepaalde versies/markten)
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel,
enz.) controleren
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen (1)
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
De diagnosestekker gebruiken om de werking van het
brandstoftoevoer-/motormanagementsysteem en de
emissie te controleren; en voor bepaalde versies/markten,
de verslechtering van de motorolie
(1) Gebruik voor het bijvullen altijd uitsluitend de in het instructieboek vermelde vloeistoffen en controleer het systeem eerst op schade.
146
ONDERHOUD EN ZORG
Page 149 of 240

km x 1000 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van
carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen en
leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem) en rubber
elementen (hoezen, slangen, bussen enz.)
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/
achter controleren
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren
en zo nodig de sproeiers afstellen
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van
vuil controleren, mechanismen reinigen en smeren
Slag van handrem controleren en zo nodig afstellen
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor
visueel controleren en de integriteit van
remblokslijtagesensor controleren
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter
visueel controleren en de integriteit van
remblokslijtagesensor controleren (alleen Panda Cross 4x4
Panda 4x4 versies)
Visueel de conditie en slijtage van de achterste
trommelremvoeringen controleren (Panda Cross 4x4 en
Panda 4x4 versies uitgesloten)
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel
controleren
147
Page 150 of 240

km x 1000 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Oliepeil krachtoverbrenging tussenbak (PTU) controleren
(alleen versies Panda Cross 4x4 en Panda 4x4)
Oliepeil differentieel achter controleren (alleen versies
Panda Cross 4x4 en Panda 4x4)
Motorolie verversen en oliefilter vervangen(2)
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen(3)
Brandstoffilterelement vervangen (4)
Luchtfilterelement vervangen (5)
Remvloeistof verversen(6)
Interieurfilter vervangen (5) (O) (●)
(2) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van de auto en wordt aangegeven met
een brandend lampje of een bericht op het instrumentenpaneel. Het mag echter nooit meer dan 2 jaar bedragen. Wanneer het voertuig voornamelijk gebruikt
wordt voor stadsritten, dan moet het motoroliefilter elk jaar vervangen worden.
(3) Niet-stoffige gebieden: aanbevolen maximum aantal kilometers 120.000 km. De riem moet elke 6 jaar worden vervangen, ongeacht de afgelegde afstand. In
stoffige omgevingen en/of bij gebruik van het voertuig onder zware omstandigheden (koude klimaten, gebruik in de stad, periodes van langdurige stilstand)
wordt een maximale kilometerstand van 60.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand, moet de riem om de 4 jaar vervangen worden.
(4) Als de auto op brandstof rijdt van een kwaliteit die niet voldoet aan de betreffende Europese specificatie, moet dit filter om de 20.000 km worden vervangen.
(5) Als het voertuig gebruikt wordt in stoffige omgevingen, moet dit filter om de 20.000 km vervangen worden.
(6) De remvloeistof moet iedere twee jaar worden vervangen, ongeacht de kilometerstand.
(O) Aanbevolen werkzaamheden.
(●) Verplichte werkzaamheden.
148
ONDERHOUD EN ZORG
Page 151 of 240

ACCU OPLADEN
157) 158)
OPMERKING Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid
en het bestuurdersportier is gesloten,
minstens een minuut voordat u de
elektrische voeding van de accu
loskoppelt en vervolgens weer aansluit.
BELANGRIJK Het verdient aanbeveling
de accu langzaam en met een lage
stroomsterkte ongeveer 24 uur op te
laden. De accu langer opladen, kan de
accu beschadigen.
BELANGRIJK De kabels van het
elektrische systeem moeten weer
correct worden aangesloten op de
accu, d.w.z. de pluskabel (+) op de
plusklem en de minkabel (–) op de
minklem. De accuklemmen zijn
gemarkeerd met de symbolen plus (+)
en min (–), en zijn weergegeven op
het deksel van de accu. De
accuklemmen moeten ook corrosievrij
zijn.BELANGRIJK Als een acculader van
het "snelle" type wordt gebruikt terwijl
de accu in het is voertuig gemonteerd,
moeten eerst beide kabels van de
accu losgemaakt worden alvorens de
acculader aan te sluiten. Gebruik geen
"snellader" voor de levering van
startspanning.
OPMERKING De procedure voor het
opladen van de accu is uitsluitend
bedoeld ter informatie. Geadviseerd
wordt contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om deze
werkzaamheden te laten uitvoeren.
VERSIES ZONDER
START&STOP-SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
maak de klem van de minpool van
de accu los;
sluit de kabels van de acculader aan
op de accupolen; let daarbij op de
polariteit;
schakel de acculader in;
schakel na het opladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
sluit de klem weer op de minpool
van de accu aan.VERSIES MET
START&STOP-SYSTEEM
(voor bepaalde versies/markten)
Ga als volgt te werk om de accu op te
laden:
koppel de stekker A fig. 128 van de
accusensor C, de accu-condities
controlerend, op de minklem D van de
accu los (door op de knop B te
drukken);
sluit de pluskabel van de acculader
aan op de plusklem E van de accu
en de minkabel op de klem van de
sensor D;
schakel de acculader in. Schakel na
het opladen de acculader uit;
sluit na de acculader te hebben
afgekoppeld de stekker A weer op
sensor C aan.
149
Page 152 of 240
158)Probeer geen bevroren accu op te
laden: laat de accu eerst ontdooien in
verband met explosiegevaar. Als de accu
bevroren is geweest, moet door
vakbekwaam personeel worden
gecontroleerd of de cellen niet beschadigd
zijn en of de behuizing geen scheuren
vertoont, waardoor de giftige en corrosieve
vloeistof kan weglekken.
128F1D0136
150
ONDERHOUD EN ZORG
BELANGRIJK
157)Accuvloeistof is giftig en corrosief:
vermijd contact met huid en ogen. Het
opladen van de accu moet worden
uitgevoerd in een goed geventileerde
ruimte, ver van open vuur en vonken:
brand- en ontploffingsgevaar.