Page 137 of 240

Kabels loskoppelen
Neem, als de motor gestart is, de
kabels als volgt los:
ontkoppel het uiteinde van de
minkabel (–) van de massa op de motor
van de auto met de lege accu;
koppel het andere uiteinde van de
minkabel (–) los van de minklem (–) van
de hulpaccu;
koppel het uiteinde van de pluskabel
(+) los van de plusklem (+) van de
hulpaccu;
sluit een uiteinde van de pluskabel
(+) af van de plusklem (+) van de auto
met de lege accu.
Als het vaak nodig is om een
noodstart uit te voeren, laat de accu
en het laadsysteem van de auto dan
controleren door het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Alle accessoires (bijv.
mobiele telefoons, enz.) aangesloten op
de stopcontacten van het voertuig
verbruiken stroom, ook als ze niet
worden gebruikt. Als deze apparaten te
lang bij afgezette motor aangesloten
blijven, kan de accu leeglopen met
vermindering van de levensduur van de
accu en/of startproblemen tot gevolg.
BELANGRIJK
149)Deze startprocedure moet door
ervaren personeel verricht worden,
aangezien verkeerde handelingen
elektrische ontladingen van aanzienlijke
kracht kunnen veroorzaken. Bovendien is
accuvloeistof giftig en corrosief: vermijd
contact met huid en ogen. Houd open
vuur en brandende sigaretten uit de buurt
van de accu en veroorzaak geen vonken.
150)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijv. ringen, horloges, armbanden), die
zouden kunnen leiden tot een onbedoeld
elektrisch contact en daardoor ernstig
letsel.
BELANGRIJK
56)Verbind de startkabel niet met de
minpool (–) van de lege accu. De
afgegeven vonk kan explosie van de accu
tot gevolg hebben en ernstige schade
veroorzaken. Gebruik alleen het specifieke
massapunt; gebruik geen andere
blootgestelde metalen onderdelen.
57)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
BRANDSTOF-
AFSLUITSYSTEEM
151)
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
onderbreking van de
brandstoftoevoer met afzetten van de
motor als gevolg;
automatische ontgrendeling van de
portieren;
inschakeling van de
binnenverlichting;
inschakeling van de
alarmknipperlichten.
OPMERKING Controleer het voertuig
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
het voertuig of in de buurt van de
tank. Draai na een botsing de
contactsleutel naar STOP om te
voorkomen dat de accu leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte
werking van het voertuig te herstellen:
draai de contactsleutel naar de
stand MAR;
schakel de richtingaanwijzer rechts in;
schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links uit;
135
Page 138 of 240

schakel de richtingaanwijzer rechts in;
schakel de richtingaanwijzer rechts uit;
schakel de richtingaanwijzer links in;
schakel de richtingaanwijzer links uit;
draai de contactsleutel op STOP
en daarna op MAR.
LPG-versies: in geval van een botsing
wordt de benzinetoevoer onmiddellijk
gestopt, de LPG-veiligheidskleppen
worden gesloten en de inspuiting wordt
onderbroken waardoor de motor
uitgeschakeld wordt.
Natural Power versies: in geval van
een botsing wordt de voeding
onmiddellijk onderbroken, waardoor de
motor afgezet wordt.
BELANGRIJK
151)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem
niet opnieuw ingeschakeld worden om
brand te voorkomen.
SLEPEN VAN DE
AUTO
152) 153) 154) 155) 156)
Het sleepoog dat bij de auto wordt
geleverd, bevindt zich in de
gereedschapstas, onder de mat in de
bagageruimte.
BEVESTIGING VAN HET
SLEEPOOG
Verwijder met de hand dop A fig. 125
(voorbumper) of A fig. 126 (voor
bepaalde versies/markten) op de
achterbumper, druk op het onderste
deel, neem het sleepoog B uit zijn
zitting in de gereedschapstas en draai
het volledig vast op de pen met
schroefdraad aan de voor- of
achterzijde.Versies met Dualogic
versnellingsbak
Controleer of de versnellingsbak in de
vrijstand staat (N) (door te controleren
of de auto door te duwen verplaatst
kan worden) en ga vervolgens te werk
zoals bij een auto met
handgeschakelde versnellingsbak.
Sleep de auto niet als de
versnellingsbak niet in de vrijstand kan
worden gezet en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
Panda Cross 4x4 en Panda 4x4
versies
De auto kan alleen worden gesleept op
een van de volgende manieren (en
altijd met de motor uit, versnelling in de
vrijstand en de handrem niet
aangetrkken):
met alle wielen op het wegdek;
125F1D0094
126F1D0095
136
NOODGEVALLEN
Page 139 of 240

met de voor (of achter) wielen
opgetild of staand op een noodvoertuig
en de achter (of voor) wielen op een
specifieke trolley;
geladen op de laadbak van het
reddingsvoertuig met alle wielen op de
laadbak.
BELANGRIJK Op Cross-versies,
kunnen haken A fig. 127, indien
aanwezig, worden gebruikt om de auto
te slepen in een noodgeval.
BELANGRIJK
152)Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel op MAR en vervolgens op
STOP worden gezet, zonder de sleutel
uit het contactslot te nemen. Als de sleutel
uit het contactslot wordt genomen, wordt
automatisch het stuurslot ingeschakeld
waardoor het voertuig niet kan worden
bestuurd.153)Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of het sleepoog
volledig op de schroefdraadpen is gedraaid
alvorens de auto te slepen.
154)Houd er rekening mee dat tijdens het
slepen de rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging niet
beschikbaar zijn, waardoor voor het
bedienen van het rempedaal en het sturen
meer kracht is vereist. Gebruik voor het
slepen geen soepele kabels en vermijd
bruuske bewegingen. Zorg tijdens het
slepen dat er geen onderdelen door de
sleepverbinding kunnen worden
beschadigd. Tijdens het slepen van de
auto moeten alle specifieke
verkeersvoorschriften in acht genomen
worden, zowel voor wat betreft de
sleepvoorziening als het gedrag op de weg.
Start de motor niet wanneer de auto wordt
gesleept.
155)Gebruik de sleepogen voor en achter
(in bepaalde versies/markten) alleen voor
noodgevallen op de weg. Het is toegestaan
de auto over korte afstanden te slepen
m.b.v. geschikte middelen conform de
verkeerswetgeving (starre stang), om de
auto over de weg te verplaatsen om hem
gebruiksklaar te maken voor het slepen
of voor transport met takelwagen.
Sleepogen MOGEN NIET worden gebruikt
om auto’s off-road (d.w.z. op het terrein)
te slepen of waar hindernissen zijn en/of
voor het slepen met kabels of andere
niet-starre hulpmiddelen. In
overeenstemming met bovengenoemde
voorwaarden, moeten er voor het slepen
twee voertuigen worden gebruikt (een
slepend en een gesleept voertuig), die zich
beide zo veel mogelijk op één lijn bevinden.156)Gebruik geen sleepogen om auto’s op
schepen te blokkeren.
127F1D0120
137
Page 140 of 240
ONDERHOUD EN ZORG
Dankzij correct onderhoud kunnen de
prestaties van het voertuig, evenals
beperkte bedrijfskosten en het behoud
van de efficiëntie van de
veiligheidssystemen gedurende langere
tijd gegarandeerd worden.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe.GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD .................................139
ACCU OPLADEN ............................149
MOTORRUIMTE..............................151
REMMEN ........................................156
RUITENWISSERS/
ACHTERRUITWISSER.....................157
HET VOERTUIG OPKRIKKEN .........158
WIELEN EN BANDEN .....................158
CARROSSERIE ...............................159
INTERIEUR......................................160
138
ONDERHOUD EN ZORG
Page 141 of 240

GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van de auto onder
optimale omstandigheden. Daarom
heeft Fiat een reeks controles en
onderhoudsbeurten opgesteld die op
vaste afstandsintervallen uitgevoerd
moeten worden, en, waar aanwezig, op
vaste tijdsintervallen, zoals beschreven
in het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema.
Voor elke onderhoudsbeurt moet u
echter letten op wat er beschreven is in
het Geprogrammeerd
Onderhoudsschema (bijv. het
regelmatig controleren van
vloeistofniveaus, bandendruk, enz.).
De beurten van het Geprogrammeerde
Onderhoud worden volgens een vast
tijdsschema door het Fiat
Servicenetwerk uitgevoerd. Eventuele
reparaties die nodig blijken tijdens
het uitvoeren van de diverse inspecties
en controles van het geprogrammeerd
onderhoud, mogen uitsluitend worden
uitgevoerd na uitdrukkelijke
toestemming van de eigenaar. Als de
auto dikwijls gebruikt wordt voor het
trekken van aanhangers, dan moet een
korter interval tussen de
geprogrammeerde onderhoudsbeurten
worden aangehouden.BELANGRIJK De onderhoudsbeurten
van het Geprogrammeerde Onderhoud
zijn door de fabrikant voorgeschreven.
Het niet laten uitvoeren van deze
werkzaamheden kan leiden tot het
vervallen van de garantie. Het is
raadzaam het Fiat Servicenetwerk
onmiddellijk te informeren over
eventuele kleine defecten en niet te
wachten tot de volgende
onderhoudsbeurt.
PERIODIEKE
CONTROLES
Elke1000km of vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof; niveau
remvloeistof; niveau
ruitensproeiervloeistof; bandenspanning
en -conditie; werking
verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
enz.); werking ruitensproeier-/
wissersysteem en plaatsing/slijtage
wisserbladen voor-/achterruit.
Elke3000km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
Voor auto's met 0.9 TwinAir-
motoren: elke3.000km het
motoroliepeil controleren en zo nodig
tot het maximum bijvullen.ZWAAR GEBRUIK VAN DE
AUTO
Als de auto onder een van de volgende
omstandigheden wordt gebruikt:
trekken van een aanhanger of camper;
stoffige wegen; talrijke korte (minder
dan 7-8 km) ritten bij temperaturen
onder het vriespunt; vaak stationair
draaiende motor of rijden van lange
afstanden bij lage snelheid of lange
periodes van stilstand, dan moeten de
controles vaker worden uitgevoerd
dan aangegeven in het
Geprogrammeerd Onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
de sloten aan de zijkant en van de
motorkap en achterklep op vuil
controleren en de mechanismen op vuil
controleren en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie controleren en, indien
nodig, verversen en oliefilter / pollenfilter
/ luchtfilter vervangen.
139
Page 142 of 240

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA (benzineversies)
WAARSCHUWING: Wanneer u de laatste reparatie uit de tabel hebt uitgevoerd, moet u verder gaan met het geprogrammeerde
onderhoud. Volg daarbij de in het schema vermelde termijnen en plaats bij elke reparatie een punt of een opmerking.
Waarschuwing: als het onderhoud gewoon vanaf het begin wordt hervat, kan de voor sommige werkzaamheden geldende
interval verstrijken.
km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Conditie/slijtage banden controleren en bandendruk,
indien nodig, herstellen; vervaldatum van de "Fix&Go"
reparatiekit kit controleren (voor bepaalde versies/markten)
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel,
enz.) controleren
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen (1)
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
De diagnosestekker gebruiken om de werking van het
brandstoftoevoer-/motormanagementsysteem en de
emissie te controleren; en voor bepaalde versies/markten,
de verslechtering van de motorolie
(1) Gebruik voor het bijvullen altijd uitsluitend de in het instructieboek vermelde vloeistoffen en controleer het systeem eerst op schade.
140
ONDERHOUD EN ZORG
Page 143 of 240

km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van
carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen en
leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem) en rubber
elementen (hoezen, slangen, bussen enz.)
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/
achter controleren
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren
en zo nodig de sproeiers afstellen
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van
vuil controleren, mechanismen reinigen en smeren
Slag van handrem controleren en zo nodig afstellen
Koppelingspedaal controleren en afstellen (alleen 0.9
TwinAir 60pk/65 pk en 1.2 8V 69 pk versies)
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor
visueel controleren en de integriteit van
remblokslijtagesensor controleren
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter
visueel controleren en de integriteit van
remblokslijtagesensor controleren (alleen Panda Cross 4x4
Panda 4x4 versies)
Visueel de conditie en slijtage van de achterste
trommelremvoeringen controleren (Panda Cross 4x4 en
Panda 4x4 versies uitgesloten)
141
Page 144 of 240

km x 1000 15 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Visueel de condities van extra aandrijfriemen en besturing
controleren en (voor versies zonder automatische
aanspanner) de spanning controleren
Visueel de conditie controleren van de getande
distributieriem (alle 0.9 TwinAir-versies)
Klepspeling controleren en zo nodig afstellen (1.2 8V 69 pk
versies)
Oliepeil van de Dualogic-versnellingsbak controleren en,
indien nodig, bijvullen (2)
Oliepeil handgeschakelde versnellingsbak met
krachtoverbrenging tussenbak (PTU) controleren (alleen
versies Panda Cross 4x4 en Panda 4x4)
Oliepeil differentieel achter controleren (alleen versies
Panda Cross 4x4 en Panda 4x4)
Visueel de conditie controleren van: LPG-leidingen en
stekkers, bevestiging LPG-tank (alleen LPG-versies)
Werking en parameters van het brandstoftoevoersysteem
m.b.v diagnoseaansluiting controleren (alleen LPG-versies)
Visueel de conditie controleren van: aardgasleidingen en
verbindingen en bevestiging aardgastank, repareren indien
nodig (alleen Natural Power-versies) (3)
(2) Jaarlijks uit te voeren controle voor auto's in landen met zeer strenge klimaten (koude landen).
(3) Of elk jaar.
142
ONDERHOUD EN ZORG