BELANGRIJK Het systeem wordtNIET
geactiveerd wanneer de
achteruitversnelling is ingeschakeld. Het
systeem wordtNIETingeschakeld als
de veiligheidsgordels van de
voorstoelen niet omgelegd zijn.
Inschakelen/uitschakelen
Het systeem kan uitgeschakeld (en
vervolgens ingeschakeld) worden via
het display van het Setup-menu.
Rijden onder bijzondere
omstandigheden
Onder bepaalde rijomstandigheden,
zoals bijvoorbeeld:
rijden in de buurt van een bocht (zie
fig. 55);
voertuigen van kleine afmetingen
en/of niet met de rijstrook uitgelijnd (zie
fig. 56);
andere voertuigen die van rijstrook
veranderen (zie fig. 57);
kan de activering van het systeem
onverwachts of vertraagd zijn. De
bestuurder moet daarom bijzonder
voorzichtig zijn en de controle over het
voertuig behouden om in alle veiligheid
te blijven rijden.BELANGRIJK Als op wegen met
bomen met uitstekende takken wordt
gereden, wordt geadviseerd om het
systeem uit te schakelen om te
voorkomen dat takken ter hoogte van
de motorkap of de voorruit interfereren
met het systeem.iTPMS-systeem (indirect
Tyre Pressure
Monitoring System)
(voor bepaalde versies/markten)
72) 73) 74) 75) 76) 77)
De auto kan uitgerust zijn met het
iTPMS (indirect Tyre Pressure
Monitoring System) dat via de
wielsnelheidsensoren de toestand van
de bandendruk controleert.
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn met een permanent brandend
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel en een
waarschuwingsbericht op het display.
Als slechts een band leeg is, kan het
systeem aangeven om welke band het
gaat: het wordt in elk geval aanbevolen
om de spanning van alle vier de banden
te controleren.
55F1D0042
56F1D0043
57F1D0044
74
VEILIGHEID