Page 81 of 240

BELANGRIJK
78)Druk nooit op knop C fig. 58tijdens het
rijden.
79)Onthoud dat passagiers op de
achterbank die geen gordel dragen bij een
ongeval blootgesteld worden aan een
groot risico en bovendien een gevaar
opleveren voor de inzittenden voorin.80)De veiligheidsgordel (voor bepaalde
versies/markten) van de middelste stoel
achterin is voorzien van een servicegesp
fig. 62. Gebruik de veiligheidsgordel niet
zonder vastgemaakte servicegesp. In dat
geval bestaat er bij een ongeval een hoog
risico op letsel of dood. Controleer altijd,
alvorens de riem te gebruiken, of de
servicegesp correct bevestigd is.
81)De veiligheidsgordels links- en
rechtsachter zijn voorzien van een
verstelmechanisme voor de metalen gesp
(metalen haak). Verstel de metalen gesp
ten opzichte van de veiligheidsgordels voor
meer comfort en om het lawaai in het
interieur te beperken.
82)Stel de veiligheidsgordels af wanneer
de auto stil staat.
83)Controleer na de hoogteafstelling altijd
of de beugel, waaraan de ring is bevestigd,
in één van de vaste standen is
geblokkeerd. Om dit te doen, met knop A
fig. 61 losgelaten, iets meer druk omlaag
uitoefenen om het
vergrendelingsmechanisme vast te laten
klikken als dit niet in een van de van te
voren ingestelde standen gebeurd is.
SBR-SYSTEEM (Seat
Belt Reminder)
Het SBR-systeem waarschuwt de
passagiers op de voorstoel en
achterbank (voor bepaalde versies/
markten) als hun veiligheidsgordel niet
is omgelegd.
Het systeem signaleert niet
vastgemaakte veiligheidsgordels met
visuele waarschuwingen
(waarschuwingslampjes branden op het
instrumentenpaneel en pictogrammen
op het display) en een geluidssignaal
(zie de volgende paragrafen).
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk om dit geluidssignaal
permanent te laten uitschakelen. Het
geluidssignaal kan te allen tijde via het
display van het Setup-menu weer
ingeschakeld worden.
Werking controlelampje
veiligheidsgordels
De op het display weergegeven
pictogrammen fig. 63 geven aan:
1: veiligheidsgordel linksvoor;
2: veiligheidsgordel linksachter;
3: veiligheidsgordel middenachter;
4: veiligheidsgordel rechtsachter;
5: veiligheidsgordel rechtsvoor;
A: veiligheidsgordel niet
vastgemaakt;
61F1D0053
62F1D0777
79
Page 82 of 240

B: veiligheidsgordel vastgemaakt; Als de veiligheidsgordels aan
bestuurders en/of passagierszijde (als
er een passagier aanwezig is) niet
zijn vastgemaakt, klinkt er, bij het
overschrijden van 20 km/h of wanneer
langer dan 5 seconden met een
snelheid tussen 10 en 20 km/h wordt
gereden, een akoestische signaalcyclus
voor de voorstoelen (6 seconden
durend geluidssignaal gevolgd door een
extra piepsignaal van 90 seconden) en
het waarschuwingslampje gaat
knipperen. Als de cyclus voltooid is,
blijft het waarschuwingslampje
permanent branden tot de motor wordt
uitgeschakeld of de veiligheidsgordel
wordt vastgemaakt.
Als de veiligheidsgordel tijdens het
rijden opnieuw wordt losgemaakt, klinkt
het geluidssignaal weer zoals hiervoor
is beschreven en wordt het pictogram
weergegeven.
Voor de achterbank treedt de
herinneringscyclus alleen in werking als
er een veiligheidsgordel wordt
losgemaakt, samen met een
geluidssignaal (drie piepjes). Als de
toestand van elke willekeurige
veiligheidsgordel (voor of achter)
verandert, wordt ook de toestand van
de andere veiligheidsgordels (voor/
achter) gemeld.De visuele indicatie (weergave van het
pictogram
) verschijnt en verdwijnt
voor elk waarschuwingslampje als
meerdere veiligheidsgordels niet zijn
vastgemaakt. De visuele indicatie
verandert (weergave van het pictogram
) nadat de betreffende
veiligheidsgordel weer is vastgemaakt.
BELANGRIJK Wanneer de
contactsleutel naar MAR wordt
gedraaid en alle veiligheidsgordels voor-
en achterin zijn al vastgemaakt, gaan
de lampjes
nog 30 seconden
branden.
63F1D0054
80
VEILIGHEID
Page 83 of 240

VOORAANSPANNERS
84) 85) 86) 87)
37)
Het voertuig is uitgerust met
veiligheidsgordels voor met
gordelspanners die bij een heftige
frontale botsing de gordel enige
centimeters aantrekken. Op die manier
worden de inzittenden veel beter op
hun plaats gehouden en wordt de
voorwaartse beweging beperkt.
Wanneer de gordelspanners hebben
gewerkt; rolt de gordel niet meer op. Dit
voertuig is ook uitgerust met een
tweede gordelspanner (in de zone van
de dorpellijst). De activering hiervan kan
herkend worden aan de verkorting
van de metalen kabel.
Tijdens de werking van de
gordelspanner kan er wat rook
ontsnappen. Deze rook is niet
schadelijk en duidt niet op brandgevaar.
De gordelspanner vereist geen
onderhoud of smering. Elke
verandering van de oorspronkelijke
conditie zal de werking ervan
benadelen.Als de gordelspanner door
uitzonderlijke natuurlijke gebeurtenissen
(bijv. overstromingen, vloedgolven
enz.) met water en/of modder in
contact is geweest, neem dan contact
op met het Fiat Servicenetwerk om
hem te laten vervangen.
BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en
bekken aansluit.
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van
de inzittenden bij een ongeval, zijn
de oprolautomaten van de gordels voor
voorzien van een krachtbegrenzer die
bij een frontale aanrijding de
piekbelasting op de borst en schouders
beperkt.ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
VOOR HET GEBRUIK VAN
DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren
kind wordt het risico op verwondingen
bij een ongeval fors ingeperkt als de
gordel wordt gedragen. Natuurlijk
moeten zwangere vrouwen wel het
onderste deel van de gordel lager
omleggen, zodat de gordel over het
bekken en onder de buik komt (zie fig.
64). Naar gelang de zwangerschap
verder gevorderd is, moet de
bestuurder zowel de stoel als het
stuurwiel zodanig verstellen dat
volledige controle over het voertuig
mogelijk is (pedalen en stuurwiel
moeten gemakkelijk bereikbaar zijn). De
maximale speling tussen de buik en
het stuurwiel moet aangehouden
worden.
81
Page 84 of 240

Zorg dat de gordelband nooit gedraaid
is. Het bovenste gordelgedeelte moet
over de schouder en schuin over de
borst liggen. Het onderste
gordelgedeelte moet over het bekken
(zoals aangegeven in fig. 65) en dus
niet over de buik liggen. Gebruik nooit
voorwerpen (clips, klemmen enz.)
die een goede aansluiting van de gordel
op het lichaam verhinderen.Elke gordel mag slechts door één
iemand gebruikt worden. Vervoer nooit
kinderen op de schoot van inzittenden
met één veiligheidsgordel voor beiden
fig. 66. Steek geen enkel voorwerp
tussen de gordel en het lichaam van
een inzittende.
ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Volg voor het juiste onderhoud van de
veiligheidsgordels de volgende
aanwijzingen zorgvuldig op:
zorg altijd dat de gordel goed
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat niet
haperend werkt;
controleer de werking van de
veiligheidsgordel als volgt: maak de
gordel vast en trek hard aan de gordel;
vervang de gordels na een ongeval,
ook al lijken ze niet beschadigd.
Vervang de gordels ook altijd als de
gordelspanners in werking zijn
getreden;
zorg dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede werking
ervan is alleen gegarandeerd als ze
droog blijven;
vervang de gordels als ze sporen
van slijtage of beschadiging vertonen.
gebruik water en neutrale zeep
om de gordels met de hand te wassen.
Spoel de gordels en laat ze in de
schaduw drogen. Gebruik nooit
agressieve reinigingsmiddelen,
bleekwater of verf of welke chemische
middelen of stoffen die het weefsel
van de gordel kunnen aantasten.
BELANGRIJK
84)De gordelspanner is voor éénmalig
gebruik bestemd. Neem contact op met
het Fiat Servicenetwerk om de
gordelspanners te laten vervangen nadat
ze in werking zijn getreden.
64F1D0123
65F1D0124
66F1D0125
82
VEILIGHEID
Page 85 of 240

85)Voor optimale veiligheid moet de
rugleuning rechtop gezet worden, moet
men goed tegen de rugleuning aanzitten en
moet de gordel goed aansluiten op de
borst en het bekken. Draag altijd
veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin!
Rijden zonder veiligheidsgordels doet bij
een ongeval het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan zelfs de
dood tot gevolg hebben.
86)Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste verboden.
Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en bevoegd personeel.
Wendt u altijd tot het Fiat Servicenetwerk.
87)Nadat een gordel aan een zware
belasting is blootgesteld (bijvoorbeeld bij
een ongeval), moet de veiligheidsgordel
compleet met de verankeringen,
bevestigingsbouten en de gordelspanner
worden vervangen. Ook als er geen
zichtbare schade is, kan de gordel toch
verzwakt zijn.
BELANGRIJK
37)Werkzaamheden die leiden tot stoten,
trillingen of plaatselijke verhitting in de zone
rondom de gordelspanners (meer dan
100 °C gedurende ten hoogste zes uur)
kunnen de gordelspanners beschadigen of
in werking doen treden. Neem contact
op met een dealer van het Fiat
Servicenetwerk voor eventuele
werkzaamheden aan deze componenten.
KINDERZITJES
KINDEREN VEILIG
VERVOEREN
88) 89) 90) 91)
Om een optimale bescherming bij een
ongeval te kunnen garanderen, moeten
alle inzittenden zitten en gebruik maken
van goedgekeurde
beveiligingssystemen, ook
pasgeborenen en kinderen! Dit is een
wettelijke verplichting in alle EU-landen,
conform de Europese richtlijn
2003/20/EG. Kinderen met een lengte
van minder dan 1,50 meter en tot de
leeftijd van 12 jaar moeten beschermd
worden door geschikte kinderzitjes
en moeten op de achterbank zitten.
Statistieken over ongevallen tonen aan
dat de achterbank een betere
bescherming biedt voor kinderen.
Vergeleken met een volwassene, is het
hoofd van kleine kinderen in verhouding
tot de rest van het lichaam groter en
zwaarder, maar de spieren en de
botstructuur van kinderen zijn nog niet
volledig ontwikkeld. Daarom zijn
correcte beveiligingssystemen, naast
veiligheidsgordels voor volwassenen,
noodzakelijk om het gevaar van letsel in
geval van een aanrijding, remmen of
plotselinge manoeuvres, zo veel
mogelijk te beperken.Kinderen moeten veilig en comfortabel
zitten. Afhankelijk van de
eigenschappen van de gebruikte
kinderzitjes, wordt geadviseerd om
kinderzitjes zo lang mogelijk tegen de
rijrichting in te monteren (tot het kind
minstens 3–4 jaar oud is), omdat die
stand bij een ongeval de meeste
bescherming biedt.
De keuze van het meest geschikte
kinderzitje is afhankelijk van het gewicht
en de lengte van het kind. Er zijn
verschillende types kinderzitjes, die aan
het voertuig bevestigd kunnen worden
met behulp van de veiligheidsgordels of
met de ISOFIX-bevestigingsbeugels.
Het wordt geadviseerd altijd het voor
het kind meest geschikte kinderzitje te
kiezen; raadpleeg daarom altijd de
Gebruiksaanwijzing die bij het
kinderzitje geleverd is, om er zeker van
te zijn dat dit het juiste type is voor
de kinderen waarvoor het is bedoeld.
In Europa vallen de eigenschappen van
kinderzitjes onder de norm ECE-R44,
die ze in vijf gewichtsgroepen indeelt:
Groep Gewichtsgroep
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9 - 18 kg
Groep 2 15 - 25 kg
83
Groep 3 22 - 36 kg
Page 86 of 240

Alle beveiligingssystemen moeten
voorzien zijn van de
typegoedkeuringsgegevens en het
keurmerk op een label dat stevig
bevestigd moet zijn op het kinderzitje
en dat absoluut niet verwijderd mag
worden.
In het Lineaccessori MOPAR
®
assortiment zijn kinderzitjes voor elke
gewichtsgroep opgenomen. Deze
kinderzitjes worden aanbevolen,
aangezien ze speciaal voor Fiat
voertuigen ontworpen zijn.
KINDERZITJE MONTEREN
MET DE
VEILIGHEIDSGORDELS
92) 93) 94)
De Universele kinderzitjes die
gemonteerd worden met de
veiligheidsgordels zijn alleen
goedgekeurd op basis van de ECE R44
norm en zijn ingedeeld in verschillende
gewichtsgroepen.
BELANGRIJK De afbeeldingen zijn
indicatief en dienen slechts ter illustratie
van de montage. Monteer het
kinderzitje overeenkomstig de
aanwijzingen, die bijgesloten moeten
zijn.BELANGRIJK Aanbevolen wordt om na
een ongeval zowel het kinderzitje als
de veiligheidsgordel waarmee het
vastzat te vervangen.
Groep 0 en 0+
Baby's tot 13 kg moeten in kinderzitjes
worden vervoerd die tegen de rijrichting
in worden geplaatst, zoals afgebeeld
in fig. 67; hierbij wordt het achterhoofd
gesteund en wordt bij abrupte
vertragingen de nek niet belast.
Het kinderzitje wordt op zijn plaats
gehouden door de veiligheidsgordels
van het voertuig, zoals afgebeeld in fig.
67 en moet het kind beschermen
met de eigen gordels.
Groep 1
Kinderen met een gewicht van 9 tot 18
kg mogen in een in de rijrichting
gemonteerd kinderzitje vervoerd
worden fig. 68.Groep 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en
25 kg mogen rechtstreeks de
veiligheidsgordels van het voertuig
gebruiken fig. 69.
Het kinderzitje is in dit geval nodig om
het kind correct ten opzichte van de
gordels te plaatsen, zodat het
diagonale gordelgedeelte schuin over
de borst en nooit langs de nek ligt; het
onderste gordelgedeelte moet over
het bekken en niet over de buik liggen.
67F1D0055
68F1D0056
69F1D0057
84
VEILIGHEID
Page 87 of 240
Groep 3
Voor kinderen met een gewicht tussen
22 en 36 kg bestaan er geschikte
verhogingen om de veiligheidsgordel
correct te kunnen omleggen.
In de fig. 70 afbeelding is de juiste
plaatsing van het kinderzitje op
de achterstoel weergegeven.
Kinderen langer dan 1,50 m kunnen de
veiligheidsgordels net zoals
volwassenen dragen.
70F1D0058
85
Page 88 of 240

GESCHIKTHEID VAN DE PASSAGIERSSTOELEN VOOR HET GEBRUIK VAN
UNIVERSELE KINDERZITJES
Het voertuig voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EG-richtlijn inzake de montage van kinderzitjes op de verschillende
plaatsen in de auto overeenkomstig de volgende tabel:
Groep GewichtsgroepPassagiersstoel voor(*)Passagier achterin
in het midden (voor
bepaalde versies/
markten)Passagiers
achterin aan de
zijkanten Airbag
ingeschakeldAirbag
uitgeschakeld
Groep 0 tot 10 kgXUXU
Groep 0+ tot 13 kgXUXU
Groep 1 9-18 kgXUXU
Groep 2 15-25 kgUU X U
Groep 3 22-36 kgUU X U
X= Ongeschikte zitplaats voor kinderen in deze gewichtscategorie
U= Geschikt voor "Universele" kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-norm voor de aangegeven "Groepen".
(*) BELANGRIJK: Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de voorstoel als de airbag actief is. Als u een achterstevoren
geplaatst kinderzitje op de voorstoel wilt plaatsen, deactiveer dan eerst de betreffende airbag (zie instructies in de paragraaf
“Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) - Airbag”)
86
VEILIGHEID