Page 217 of 332

157)Volg de onderstaande instructies om
ervoor te zorgen dat de LDW goed blijft
werken: houd altijd de voorruit schoon;
vermijd harde stoten of grote druk op de
LDW-camera. Probeer de camera niet te
demonteren; manipulatie of verwijdering
van de LDW-camera is onder geen beding
toegestaan. De camera is in de fabriek
nauwkeurig gericht; plak geen stickers en
dergelijke op het gebied van de voorruit
voor de lens van de LDW-camera; gebruik
alleen ORIGINELE onderdelen voor de
vervanging van de wisserbladen.ACHTERUITKIJK-
CAMERA
(indien aanwezig)
De achteruitkijkcamera is een systeem
waarmee het zicht achter het voertuig
op een scherm van het
multicommunicatiesysteem (MCS), het
Smartphone Link Display Audio of het
DISPLAY AUDIO wordt weergegeven.
247) 248) 249)
158)
Blikveld van de achteruitkijkcamera
Het blikveld van de achteruitkijkcamera
is beperkt tot het gebied dat in de
afbeeldingen wordt weergegeven. De
camera kan niet beide zijden en de
onderkant van de achterbumper, enz.
weergeven. Controleer voordat u
achteruitrijdt de veiligheid rondom het
voertuig.Locatie van de achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera (A) is in het
gedeelte in de buurt van de handgreep
van de achterklep verwerkt.
342AHA103707
343AHA103723
344AHA103710
215
Page 218 of 332

Gebruik van de achteruitkijkcamera
Als u met de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON", de
versnellingspook in de stand "R" zet,
wordt automatisch het beeld achter het
voertuig op het scherm van het
Multicommunicatiesysteem (MCS), het
Smartphone Link Display Audio of het
DISPLAY AUDIO weergegeven. Als u de
versnellingspook in een andere stand
zet, wordt de oorspronkelijke weergave
hersteld.
159)
Opmerking Doordat de
achteruitkijkcamera een speciale lens
heeft, zou het kunnen dat de lijnen
tussen de parkeerplaatsen op de
grond, op het scherm niet parallel lijken
te lopen.
Opmerking In de volgende situaties zou
het beeld op het scherm slecht te zien
kunnen zijn. Dit duidt niet op storingen.
Gedimd grootlicht ('s nachts)
Als het licht van de zon of van de
koplampen van een ander voertuig
direct in de lens schijnt
Als fluorescent licht direct in de lens
schijnt, zou het beeld op het scherm
kunnen flakkeren. Dit duidt niet op
storingen.
Opmerking Als de camera warm is en
vervolgens afkoelt door regenwater of
doordat de auto wordt gewassen, kan
de lens beslaan. Dit verschijnsel duidt
niet op een storing.Opmerking Als de
omgevingstemperatuur bijzonder warm
of bijzonder koud is, is het camerabeeld
mogelijk niet duidelijk. Dit duidt niet op
storingen.
Opmerking Als een radiotoestel in de
buurt van de camera wordt
geïnstalleerd, zou de
achteruitkijkcamera elektrische
interferentie kunnen veroorzaken en zou
het systeem kunnen stoppen met
werken.
Opmerking Obstakels zijn niet goed
zichtbaar als de lens vuil is. Als de lens
vuil wordt door waterdruppels, sneeuw,
modder of olie, veeg dan de
verontreiniging weg en zorg ervoor dat
u daarbij de lens niet krast.
Opmerking Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dit
niet doet, zou dit afbreuk kunnen doen
aan de werking van de camera.
Onderwerp de camera niet aan
fysieke schokken door er tegen te slaan
of er iets tegenaan te gooien.
Breng geen organische stoffen,
autowax, olieverwijderaars en
glasreinigers op de camera aan. Als
deze op de camera terechtkomen,
veeg dan direct de camera af.
Mors geen kokend water over de
camera.
Mors of spetter nooit water op of
rondom de camera.
Ontkoppel, demonteer of modificeer
de camera niet.
Maak geen krassen op de camera,
aangezien dit afbreuk aan de
camerabeelden zou kunnen doen.
Referentielijnen op het scherm
Op het scherm worden referentielijnen
en de bovenkant van de achterbumper
(A) weergegeven.
De rode lijn (B) duidt een afstand van
ongeveer 50 cm vanaf de
achterbumper aan.
Twee groene lijnen (C) duiden een
afstand van ongeveer 20 cm vanaf de
buitenkant van de carrosserie aan
Korte dwarslijnen (1 t/m 3) duiden de
afstand vanaf de achterbumper aan.
1. Ongeveer bij de achterrand van de
achterbumper 2. Ongeveer 100 cm
3. Ongeveer 200 cm
160)
345AG0027115
216
STARTEN EN RIJDEN
Page 219 of 332

Afwijkingen tussen het
weergegeven en het daadwerkelijke
wegdek
De referentielijnen voor afstand en
voertuigbreedte gebaseerd op een vlak,
glad wegdek. In de volgende gevallen
wijkt de weergegeven referentie af van
de afstand op het daadwerkelijke
wegdek.
Als de achterkant van het voertuig
door het gewicht van passagiers en
bagage in het voertuig naar
beneden zakt
De referentielijnen worden dichterbij
weergegeven dan ze zijn. Als zich dus
heuvelopwaarts een obstakel bevindt,
lijkt het verder weg te zijn dan het is.
A. Werkelijke objecten
B. Objecten weergegeven op het
schermAls achter het voertuig een helling
naar boven is
De referentielijnen worden dichterbij
weergegeven dan ze zijn. Als zich dus
heuvelopwaarts een obstakel bevindt,
lijkt het verder weg te zijn dan het is.
A. Werkelijke objecten
B. Objecten weergegeven op het
scherm
Als achter het voertuig een helling
naar beneden is
De referentielijnen worden verder weg
weergegeven dan ze zijn.
Als zich dus heuvelafwaarts een
obstakel bevindt, lijkt het dichterbij te
zijn dan het is.A. Werkelijke objecten
B. Objecten weergegeven op het
scherm
Als objecten zich in de buurt van
het voertuig bevinden
Als massieve objecten zich in de buurt
van het voertuig bevinden, kan de
afstand die op het scherm wordt
weergegeven, afwijken van de
daadwerkelijke afstand.
346AHA104720
347AHA103736
348AHA103749
217
Page 220 of 332

Als massieve objecten worden
genaderd
De referentielijnen voor afstand en
voertuigbreedte zijn bedoeld om de
afstand tot een vlak object, zoals een
vlak, plat wegdek, aan te duiden.
Hierdoor zou de afstand tot een
uitstekend object die op het scherm
wordt weergegeven, kunnen afwijken
van de daadwerkelijke afstand tot het
uitstekende object.Gebruik de lijnen niet als een richtlijn
voor afstanden tot massieve objecten.
Voorbeeld: Op het scherm lijkt punt B
het dichtstbij, gevolgd door punt C en
A, in volgorde van afstand. Punt A en
punt B liggen in werkelijkheid op
dezelfde afstand tot het voertuig en
punt C is verder weg dan punt A en B.
BELANGRIJK
247)De aansprakelijkheid voor het
parkeren en andere manoeuvres ligt altijd
en in elk geval bij de bestuurder. Controleer
tijdens deze manoeuvres altijd of er geen
mensen (vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
248)De achteruitkijkcamera is een
hulpsysteem waarmee de bestuurder kan
controleren of zich obstakels achter het
voertuig bevinden. Het blikveld is beperkt
en er moet dus niet teveel op vertrouwd
worden. Rijd even voorzichtig als met een
voertuig zonder achteruitkijkcamera.
249)Controleer visueel, met uw eigen
ogen, de veiligheid rondom het voertuig.
Vertrouw niet volledig op de
achteruitkijkcamera.
349AHE100241
350AHA103765
218
STARTEN EN RIJDEN
Page 221 of 332

BELANGRIJK
158)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden gewassen,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wasstraten met
stoomreinigers of hogedrukreinigers
moeten de camera snel gewassen worden
door de spuitmond op minstens 10 cm van
de sensoren te houden. Breng geen
stickers op de camera aan.
159)De achteruitkijkcamera heeft een
speciale lens waardoor de objecten die op
het scherm worden weergegeven dichterbij
of verder weg kunnen lijken dan ze in
werkelijkheid zijn.
160)Door het aantal inzittenden in het
voertuig, de hoeveelheid brandstof, het
gewicht en de plaatsing van de bagage
en/of de toestand van het wegdek, is het
mogelijk dat de lijnen in het beeld van de
achteruitkijkcamera niet in verhouding staan
tot het daadwerkelijke wegdek. Gebruik de
referentielijnen als een richtlijn en controleer
altijd met eigen ogen de veiligheid achter en
rondom het voertuig tijdens het rijden.
219
Page 222 of 332
NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis telefoonnummer
00 800 3428 0000 bellen om de
dichtstbijzijnde Fiat dealer te vinden.ERA GLONASS.............221
PECH MET HET VOERTUIG.....226
NOODSTART...............227
OVERVERHITTING VAN DE
MOTOR..................229
HET BRANDSTOFSYSTEEM
ONTLUCHTEN..............230
GEREEDSCHAP, KRIK EN
KRIKHANDGREEP...........231
EEN BAND VERVANGEN.......235
SLEPEN..................243
BESTURING ONDER SLECHTE
RIJOMSTANDIGHEDEN........246
SMELTZEKERINGEN..........248
ZEKERINGEN..............248
LAMPEN VERVANGEN........256
220
NOODGEVALLEN
Page 223 of 332

ERA GLONASS
ERA-GLONASS is een systeem
ontworpen om de ernst van ongelukken
te beperken. De locatie en
voertuiginformatie wordt uitgezonden
vanaf het systeem naar de
alarmcentrale in het geval van een
ongeluk of plotselinge ziekte, en de
alarmcentrale regelt dat er
noodvoertuigen komen waar nodig.
250) 251) 252) 253)
Opmerking Dit systeem rapporteert
naar de alarmcentrale, maar regelt niet
rechtstreeks een noodvoertuig of pas
voor de pechhulpdienst. Dit systeem
helpt met een noodoproep voor een
verkeersongeluk of plotselinge ziekte,
maar heeft geen functie om de
inzittenden te helpen.
Doorstroming van de noodoproepA — Rode lamp
B — Groene lamp
A — Afdekking
D — SOS-schakelaar
E — Microfoon
F — Portierspeaker (alleen
passagiersstoel voor)
254)
1 — Na het instellen van de
contactschakelaar of de
werkingsmodus op “ON”, gaan het
rode lampje (A) en het groene lampje (B)
ongeveer 10 seconden branden.
Ongeveer 10 seconden nadat de
lampjes zijn uitgegaan, gaat het
systeem in de stand-bystatus.
255) 256) 257)
2 — Het systeem werkt als volgt.Automatisch Rapport:wanneer het
voertuig een botsing boven een
bepaald niveau krijgt.
Opmerking Afhankelijk van het niveau
of de hoek van de botsing kan het zijn
dat het systeem niet werkt.
Handmatig Rapport:wanneer u de
afdekking opent (C) en drukt op de
SOS-schakelaar (D).
258)
161)
Opmerking Druk alleen op de
SOS-schakelaar in geval van nood
zoals een ongeluk of plotselinge ziekte.
Wanneer er om geen noodlijdende
reden, uit baldadigheid een
noodvoertuig is opgeroepen, kan het
zijn dat de toepasbare kosten in
rekening worden gebracht.
3 - Het groene lampje gaat branden en
het systeem belt de alarmcentrale.
259)
4 — Het groene lampje knippert
langzaam en de locatie en
voertuiginformatie wordt naar de
alarmcentrale verstuurd.
5 — Wanneer het groene lampje
verandert van knipperend naar een
permanente verlichtingsstatus en de
zoemer klinkt een keer, is een gesprek
met een operator van de alarmcentrale
beschikbaar.
260) 261)351AH3101138
352AHA114143
221
(indien aanwezig)
Page 224 of 332
Opmerking Als de microfoon (E) en/of
de speakers van het voertuig het niet
doen, kunt u niet spreken met de
operator van de alarmcentrale. Een
oproep kan niet worden afgekoppeld
vanuit de zijde van het voertuig.
6 — De alarmcentrale zorgt voor het
verzenden van het noodvoertuig
wanneer dat nodig is.
222
NOODGEVALLEN