Page 97 of 332

5. Sluit de tankdop door hem rechtsom
te draaien totdat u klikgeluiden hoort en
duw dan voorzichtig het
brandstoftankklepje dicht.
BELANGRIJK
94)Neem bij de omgang met brandstof
altijd de veiligheidsvoorschriften opgegeven
door garages en tankstations in acht.
95)Brandstof is licht ontvlambaar en
explosief. U zou tijdens gebruik
brandwonden of ernstig letsel op kunnen
lopen. Zet tijdens het tanken altijd de motor
af en blijf uit de buurt van vlammen, vonken
en rokend materiaal. Hanteer brandstof
altijd in goed geventileerde
buitenomgevingen.
96)Zorg ervoor dat uw lichaam statisch is
ontladen door een metalen deel van het
voertuig of de brandstofpomp aan te
raken, voordat u de tankdop verwijdert.
Statische elektriciteit van uw lichaam zou
een vonk kunnen genereren, waardoor
brandstofdampen zouden kunnen
ontbranden.
97)Voer de hele tankprocedure
(brandstoftankklepje openen, vuldop
verwijderen, enz.) zelf uit. Laat geen
anderen in de buurt van de vulopening
komen. Als u de hulp inschakelt van
iemand die statisch is geladen, zouden
brandstofdampen kunnen ontbranden.
98)Verlaat de vulopening niet voordat u
klaar bent met tanken. Als u halverwege de
tankprocedure de vulopening verlaat en
iets anders gaat doen (zoals op een stoel
zitten), zou u weer statisch geladen kunnen
raken.99)Adem geen brandstofdampen in.
Brandstof bevat giftige stoffen.
100)Houd tijdens het tanken portieren en
ruiten gesloten. Als de portieren of ruiten
openstaan, kunnen brandstofdampen in
het interieur terechtkomen.
101)Als de tankdop moet worden
vervangen, gebruik dan alleen originele
Fiat-onderdelen.
102)Verwijder de tankdop langzaam,
aangezien het brandstofsysteem onder
druk zou kunnen staan. Hierdoor komt
eventuele in de brandstoftank ontstane
druk of vacuüm vrij. Als u een sissend
geluid hoort, wacht dan tot het is
opgehouden voordat u de dop verwijdert.
Anders kan brandstof naar buiten spuiten,
en kunt u zelf of kunnen anderen letsel
oplopen.
103)Monteer geen voorwerp/dop op de
rand van de vulopening die niet geschikt is
voor het voertuig. Het gebruik van
voorwerpen/doppen van het verkeerde
type kan de druk in de tank doen
toenemen, waardoor gevaarlijke situaties
kunnen ontstaan.
104)Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon in de buurt van de benzinepomp:
brandgevaar.
105)Kantel de spuitmond niet.
IN OF UIT HET
VOERTUIG STAPPEN
106)
BELANGRIJK
106)Om te voorkomen dat u uitglijdt en
daardoor het geschilderde oppervlak
beschadigt, niet op de afdekking van de
zijtrede gaan staan (A).
180AHA113612
95
Page 98 of 332
KENNISMAKING MET HET
INSTRUMENTENPANEEL
In dit deel van het instructieboek vindt u
alle informatie die u nodig hebt om het
instrumentenpaneel goed te begrijpen,
te interpreteren en te gebruiken.INSTRUMENTEN.............97
MULTI-INFORMATIEDISPLAY.....97
INDICATIE- EN
WAARSCHUWINGSLAMPJES. . . .106
96
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 99 of 332

INSTRUMENTEN
1. Toerenteller — De toerenteller duidt
het motortoerental (t/min) aan. De
toerenteller kan u helpen zuiniger te
rijden en waarschuwt u ook voor een te
hoog motortoerental (rode zone).
2. Multi-informatiedisplay
3. Snelheidsmeter (km/h of mph
+ km/h) 4. Schakelaar multi-
informatiedisplay
43)
BELANGRIJK
43)Houd tijdens het rijden de toerenteller in
de gaten om ervoor te zorgen dat het
motortoerental niet tot in de rode zone stijgt
(te hoog motortoerental).
MULTI-
INFORMATIEDISPLAY
Zet het voertuig vóór gebruik altijd eerst
op een veilige plek stil. Het
multi-informatiedisplay bevat de
volgende informatie: kilometerteller,
tripteller, gemiddeld brandstofverbruik,
enz.
1. Weergave
motorkoelvloeistoftemperatuur
2. Weergave stand versnellingspook*
3. Weergave snelheidsbegrenzer*
4. Schakelindicator* 5. Weergave
resterende brandstof 6. Waarschuwing
bevroren wegdek
7. Informatieweergave 8. Herinnering
voor onderhoud* — indien aanwezig
181AHA103361
182AA0110510
183AHA106463
97
Page 100 of 332
Opmerking Als de contactschakelaar of
de bedieningsmodus op "OFF" staat,
worden de snelheidsbegrenzer,
schakelindicator, de stand van de
versnellingspook, de resterende
brandstof, de
motorkoelvloeistoftemperatuur en de
waarschuwing voor een bevroren
wegdek niet weergegeven.
98
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 101 of 332
INFORMATIEWEERGAVE
Iedere keer dat u de schakelaar (A) van het multi-informatiedisplay zachtjes indrukt, schakelt het display in de onderstaande
volgorde over.
1. Kilometerteller 2. Tripteller A 3. Tripteller B 4. Regeling meterverlichting 5. Weergave rijbereik 6. Weergave gemiddeld
brandstofverbruik 7. Start&Stop-bewaking* 8. Buitentemperatuurweergave* 9. Herinnering onderhoud (afstand)
10. Herinnering onderhoud (maand)
* — indien aanwezig
Opmerking Als de contactschakelaar of de bedieningsmodus op "OFF" staat, worden het rijbereik, het gemiddelde
brandstofverbruik en de buitentemperatuur niet weergegeven.
Opmerking De herinnering voor onderhoud wordt tijdens het rijden zelfs niet weergegeven als u de knop van het
multi-informatiedisplay gebruikt.
184AH1100371
99
Page 102 of 332

Kilometerteller
De kilometerteller geeft de afgelegde
afstand weer.
Tripteller
De tripteller geeft de afgelegde afstand
tussen twee punten weer.
Voorbeeld van gebruik van tripteller A
en tripteller B.
Het is mogelijk twee afgelegde
afstanden tegelijkertijd te meten, bijv.
van huis met tripmeter A en vanaf een
specifiek punt onderweg met tripmeter
B.
De tripmeter resetten
Houd de knop van het multi-
informatiedisplay ongeveer 2 seconden
of meer ingedrukt om de weergave
terug te zetten op 0. Alleen de
momenteel weergegeven waarde wordt
gereset.
Voorbeeld
Als tripmeter A wordt weergegeven,
wordt alleen tripmeter A gereset.
Opmerking Als de accupool wordt
ontkoppeld, worden de geheugens van
tripmeter A en B gewist, en wordt de
weergave weer op "0" gezet.Regeling meterverlichting
Iedere keer dat u de knop (2) van het
multi-informatiedisplay ongeveer
2 seconden of meer indrukt en
ingedrukt houdt, wordt een
geluidssignaal afgegeven en verandert
de helderheid van de
instrumentenverlichting.
Opmerking Er kunnen 8 verschillende
niveaus worden ingesteld,
respectievelijk voor als de positielichten
branden en als ze niet branden. Iedere
keer dat u twee helderheidsniveaus
verlaagt, neemt de segmentweergave
van het helderheidsniveau met één
niveau per keer af.
Opmerking Als het voertuig is uitgerust
met een automatische lampbediening
en de lampschakelaar op een andere
stand staat dan "OFF", schakelt de
meterverlichting automatisch naar de
afgestelde helderheid, ongeacht de
lichtomstandigheden buiten het
voertuig.Opmerking Het helderheidsniveau van
de instrumentenverlichting wordt
opgeslagen zodra de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "OFF" wordt
gezet.
Weergave rijbereik
Hier wordt weergegeven wat het
rijbereik ongeveer is (hoeveel kilometer
of mijl u nog kunt rijden). Als het
rijbereik daalt tot onder ongeveer 50 km
(30 mijl), wordt "---" weergegeven.
Opmerking Het rijbereik is gebaseerd
op de gegevens van het
brandstofverbruik. Dit kan variëren
afhankelijk van de rijomstandigheden en
-gewoonten. Behandel de
weergegeven afstand als een grove
indicatie.
Opmerking Na het tanken wordt de
weergave van het rijbereik bijgewerkt.
Als u echter maar een kleine
hoeveelheid tankt, wordt de juiste
waarde niet weergegeven. Vul de tank
zo vaak mogelijk.
Opmerking In bepaalde gevallen kan
de weergegeven waarde van het
rijbereik veranderen als het voertuig op
een bijzonder steile helling is
geparkeerd. Dat komt door de
beweging van de brandstof in de tank
en duidt niet op een storing.
185AHA101282
100
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 103 of 332

Opmerking De weergave kan op de
voorkeurseenheid worden ingesteld (km
of mijlen). Raadpleeg "De
functie-instellingen wijzigen".
Weergave gemiddeld
brandstofverbruik
Hier wordt het gemiddelde
brandstofverbruik vanaf de laatste reset
tot heden weergegeven. De instellingen
van de resetmodus van de weergave
van het gemiddelde brandstofverbruik
kunnen worden overgeschakeld tussen
"Auto reset" (automatisch resetten) en
"Manual reset" (handmatig resetten).
Raadpleeg "De functie-instellingen
wijzigen" voor meer informatie over het
wijzigen van de weergave-instellingen
van het gemiddelde brandstofverbruik.
Opmerking De weergave van het
gemiddelde brandstofverbruik kan
afzonderlijk voor de automatische
resetmodus en de handmatige
resetmodus worden gereset.
Opmerking Als het gemiddelde
brandstofverbruik niet kan worden
gemeten, wordt "---" weergegeven.
Opmerking De oorspronkelijke
(standaard) instelling is "Auto reset
mode" (automatische resetmodus).
Opmerking Het gemiddelde
brandstofverbruik is afhankelijk van de
rijomstandigheden
(wegomstandigheden, rijstijl, enz.).Het weergegeven gemiddelde
brandstofverbruik kan afwijken van het
daadwerkelijke brandstofverbruik.
Behandel het weergegeven
brandstofverbruik als een grove
indicatie.
Opmerking Het geheugen van de
handmatige resetmodus of de
automatische resetmodus van de
weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik wordt gewist, als de
accu wordt ontkoppeld.
Opmerking De weergave kan op de
voorkeurseenheid worden ingesteld
(km/l, l/100 km, mpg). Raadpleeg "De
functie-instellingen wijzigen".
Start&Stop-bewaking
De totale tijd dat de motor door het
Start&Stop-systeem is afgezet, wordt
weergegeven. Raadpleeg
Start&Stop-bewaking.
Opmerking Als de contactschakelaar of
het bedieningsmodus weer op "ON"
wordt gezet, wordt de totale tijd
gereset.
Buitentemperatuurdisplay (indien
aanwezig)
Hier wordt de temperatuur buiten het
voertuig weergegeven.
Opmerking De weergave kan op de
voorkeurseenheid worden ingesteld (°C
of °F). Raadpleeg "De functie-
instellingen wijzigen".Opmerking De weergegeven
temperatuur kan afwijken van de
daadwerkelijke buitentemperatuur,
afhankelijk van factoren zoals de
rijomstandigheden.
Waarschuwing bevroren wegdek
Als de buitentemperatuur daalt tot
onder ongeveer 3°C (37°F), gaat het
alarm af en knippert het
waarschuwingssymbool (A) van de
buitentemperatuur gedurende ongeveer
10 seconden.
107)
Weergave
motorkoelvloeistoftemperatuur
Hier wordt de
motorkoelvloeistoftemperatuur
weergegeven. Als de koelvloeistof heet
wordt, gaat
knipperen.
Houd de weergave van de
motorkoelvloeistoftemperatuur tijdens
het rijden in de gaten.
186AHA101295
101
Page 104 of 332

108)
Weergave resterende brandstof
De weergave van de resterende
brandstof geeft het brandstofpeil in de
brandstoftank weer, als de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" staat.
1—Vol
0 — Leeg
Opmerking Na het tanken kan het
enkele seconden duren voordat de
weergave is gestabiliseerd.
Opmerking Als wordt getankt terwijl de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" staat, kan
de brandstofmeter het brandstofpeil
verkeerd weergeven.
Opmerking Het symbool van de
brandstoftankklep (A) geeft aan dat de
vulopening aan de linkerkant van het
voertuig zit.Waarschuwing resterende
brandstof
Als de resterende brandstof ongeveer
10 liter of minder bedraagt (weergave
van één segment), wanneer de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet,
gaat het laatste segment van de
brandstofmeter knipperen. Als de
resterende brandstof nog verder
afneemt, gaat het laatste segment van
de brandstofmeter uit en gaat
knipperen.
44)
Opmerking Op hellingen of in bochten
zou de weergave incorrect kunnen zijn
door de beweging van de brandstof in
de tank.Herinnering voor onderhoud
Hier wordt de tijd bij benadering
weergegeven tot de volgende
periodieke inspectie aanbevolen door
Fiat. Als het tijd is voor de inspectie,
wordt "---" weergegeven.
Het symbool van de moersleutel duidt
de periodieke inspectie aan.
Opmerking Afhankelijk van de
voertuigspecificaties, kan de
weergegeven tijd tot de volgende
periodieke inspectie afwijken van de
aanbevelingen van FCA Italy SpA.
Bovendien kunnen de weergave-
instellingen voor de tijd tot de volgende
periodieke inspectie worden aangepast.
Laat de weergave-instellingen, indien
nodig, wijzigen bij een Fiat Servicepunt.
Neem voor nadere informatie contact
op met het Fiat Servicenetwerk.
1. Hier wordt de tijd tot de volgende
periodieke inspectie weergegeven.
187AHA101309
188AHA101312
189AHA101325
102
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL