Page 185 of 332

130)Rijd niet met het voertuig in de gearing
"4H" of "4L" over een droog, verhard
wegdek of op de weg. Dit zou kunnen
leiden tot overmatige slijtage van de
banden, een hoger brandstofverbruik, en
mogelijk lawaai. Bovendien zou de
temperatuur van de tussenbakolie op
kunnen lopen, waardoor het
aandrijfsysteem zou kunnen beschadigen.
Daarnaast wordt de aandrijflijn teveel
belast, waardoor olie kan gaan lekken,
componenten vast kunnen lopen en andere
ernstige problemen veroorzaakt kunnen
worden. Rijd alleen met het voertuig in de
gearing "2H" over een droog, verhard
wegdek of op de weg.
131)Gebruik de rijmodusschakelaar niet als
de achterwielen van het voertuig slippen in
sneeuw of ijs.
132)Als een probleem in de tussenbak
wordt gedetecteerd, wordt een
veiligheidsinrichting geactiveerd. Het
indicatielampje van de 2WD-/4WD-
besturing gaat knipperen (twee keer per
seconde), en schakelen met de tussenbak
wordt onmogelijk. Zet uw voertuig op een
veilige plek stil en zet de motor even af.
Herstart de motor. Het lampje zou weer
normaal moeten gaan werken. Laat het
voertuig zo snel mogelijk nakijken bij een
Fiat Servicepunt, als het lampje blijft
knipperen.SUPER SELECT 4WD
II
(indien aanwezig)
Met gebruik van de rijmodusschakelaar
(A) kan worden overgeschakeld van
achterwielaandrijving naar
vierwielaandrijving. Zet de
rijmodusschakelaar in de geschikte
stand, naargelang de
wegomstandigheden. Het
indicatielampje van de 2WD-/4WD-
besturing en het indicatielampje van de
lage gearing duiden de instelling van de
rijmodusschakelaar aan. Raadpleeg
"Indicatielampje 2WD-/4WD-besturing
en indicatielampje lage gearing".Stand rijmodusschakelaar en
indicatielampje 2WD-/4WD-
besturing
Schakel-
aarstandIndicatie-
lampjeRijom-
standig-
heden
2HAchterwiel-
aandrijving
Als over
een
droog,
verhard
wegdek
wordt
gereden
4HAltijd
vierwiel-
aandrijving
De
basispositie
voor
Superselect
4WD II.
Als over
een
droog,
verhard
wegdek of
gladde
wegen
wordt
gereden.
4HLcVierwiel-
aandrijving
met
ingeschakeld
centraal
differentieel-
slot
Als over
ruige,
zanderige
of
besneeuwde
wegen
wordt
gereden.273AHA103635
183
Page 186 of 332
Schakel-
aarstandIndicatie-
lampjeRijom-
standig-
heden
4LLcVierwiel-
aandrijving
met
ingeschakeld
centraal
differentieel-
slot lage
gearingen
Als steile
hellingen
op of af
worden
gereden,
of op ruige
of
modderige
wegen
wordt
gereden
(vooral als
extra
koppel
vereist is).
— Brandt
— Blijft uit
133) 134)
Werking rijmodusschakelaar
De rijmodus wordt weergegeven op de
rijmodusschakelaar.
Draai de rijmodusschakelaar
Houd de rijmodusschakelaar
ingedrukt en draai eraan
De rijmodusschakelaar moet worden
geplaatst naargelang de volgende
bedrijfsomstandigheden:
274AHA103648
184
STARTEN EN RIJDEN
Page 187 of 332

Schakelen van Naar Procedure voor voertuigen met handgeschakelde versnellingsbak
2H 4HDe rijmodusschakelaar kan zowel worden bediend als het voertuig in beweging is als
wanneer het stilstaat. Schakel de versnellingspook naar "N" (vrijstand), voordat de
rijmodusschakelaar wordt gebruikt, als het voertuig niet in beweging is. Laat het
gaspedaal los, voordat u de rijmodusschakelaar bedient, als het voertuig in
beweging is, maar alleen als niet hoeft te worden gestuurd. 4H 2H of 4HLc
4HLc 4H
4HLc 4LLcZet het voertuig stil, trap het koppelingspedaal volledig in en bedien de
rijmodusschakelaar. Houd het koppelingspedaal ingetrapt zolang het indicatielampje
van de 2WD-/4WD-besturing blijft knipperen. 4LLc 4HLc
Schakelen van Naar Procedure voor voertuigen met automatische versnellingsbak
2H 4HDe rijmodusschakelaar kan zowel worden bediend als het voertuig in beweging is als
wanneer het stilstaat. Schakel de versnellingspook naar "N" (vrijstand), voordat de
rijmodusschakelaar wordt gebruikt, als het voertuig niet in beweging is. Schakel de
versnellingspook naar de stand "D" (vooruit) en laat het gaspedaal los, voordat u de
rijmodusschakelaar bedient, als het voertuig in beweging is, maar alleen als niet
hoeft te worden gestuurd. 4H 2H of 4HLc
4HLc 4H
4HLc 4LLcZet het voertuig stil, schakel de versnellingspook naar "N" (vrijstand), en bedien de
rijmodusschakelaar. Als de handeling wordt verricht, terwijl de versnellingspook in
een andere stand dan "N" (vrijstand) staat, maken de versnellingen lawaai en kan
mogelijk niet naar de juiste versnelling worden geschakeld. 4LLc 4HLc
De rijmodusschakelaar dient alleen tussen "2H", "4H" en "4HLc" te worden overgeschakeld bij snelheden lager dan 100 km/u.
Probeer tijdens het rijden nooit van "4HLc" naar "4LLc" te schakelen.
Als bij koud weer wordt overgeschakeld tussen "2H", "4H" en "4HLc", terwijl het voertuig in beweging is, zou de tussenbak
enig lawaai kunnen maken. Probeer bij koud weer over te schakelen terwijl het voertuig stilstaat.
Als tussen "4LLc" en "4HLc" wordt overgeschakeld, zou de tussenbak enig lawaai kunnen maken.
Als de rijmodusschakelaar tussen "2H", "4H" en "4HLc" wordt overgeschakeld, terwijl het voertuig stilstaat, knippert het
indicatielampje van de 2WD-/4WD-besturing zolang de selectie wordt verricht. Rijd langzaam en normaal nadat u hebt
bevestigd dat het lampje is gaan branden. (Raadpleeg "Indicatielampje 2WD-/4WD-besturing en indicatielampje lage gearing").
Als de rijmodusschakelaar tussen "2H", "4H" en "4HLc" wordt overgeschakeld, terwijl de CRUISE CONTROL is ingeschakeld,
zou de tussenbak enig lawaai kunnen maken.
185
Page 188 of 332
Als de rijmodusschakelaar bij koud weer wordt overgeschakeld tussen "4HLc" en "4LLc", is het mogelijk dat de selectie niet
wordt verricht. Zet de rijmodusschakelaar terug in de vorige stand. Voer de selectie van de gearing nog een keer uit, als de
motor is opgewarmd.
135)
186
STARTEN EN RIJDEN
Page 189 of 332
Indicatielampje 2WD-/4WD-
besturing en indicatielampje lage
gearing
A. Indicatielampje voorwielen
B. Indicatielampje centraal
differentieelslot
C. Indicatielampje achterwielen
D. Indicatielampje lage gearing
Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet,
geven het indicatielampje van de
2WD-/4WD-besturing en het
indicatielampje van de lage gearing de
schakeltoestand weer. Het
indicatielampje van de 2WD-/4WD-
besturing gaat bij iedere stand van de
rijmodusschakelaar als volgt branden:Overschakelen tussen 2H en 4H
Stand rijmodus-
schakelaarIndicatielampje
2H
Bezig met
overschakelen
rijmodus
4H
Knippert
Brandt
Blijft uitOverschakelen tussen 4H en 4HLc
Stand rijmodus-
schakelaarIndicatielampje
4H
Bezig met
overschakelen
rijmodus
4HL
Knippert
Brandt
Blijft uit
275AHA104951
187
Page 190 of 332

Overschakelen tussen 4HL en 4LLc
Stand
rijmodus-
schakelaarIndicatielampje
4HLc
Bezig met
overschakelen
rijmodus
en
4LLcenen
Knippert
Brandt
Blijft uit
Opmerking Als de rijmodusschakelaar
wordt overgeschakeld tussen "2H",
"4H" en "4HLc", gaan de
indicatielampjes van de voorwielen
en/of het centrale differentieelslot
knipperen zolang de selectie wordt
verricht. Tref de volgende
voorzorgsmaatregelen als het
indicatielampje blijft knipperen.
Houd het stuurwiel in de stand voor
recht vooruit, terwijl de gearing wordt
geselecteerd. Als u tracht vooruit te
rijden met een gedraaid stuurwiel,
kunnen de versnellingen gaan ratelen of
stoten en wordt de gewenste gearing
mogelijk niet geselecteerd.
Als de rijmodusschakelaar wordt
overgeschakeld tussen "2H", "4H" en
"4HLc", terwijl het voertuig stilstaat,
gaan de indicatielampjes van de
voorwielen en/of het centrale
differentieelslot knipperen zolang de
selectie wordt verricht. Rijd langzaam
en normaal nadat u hebt bevestigd dat
het lampje is overgeschakeld.
Houd het stuurwiel in de stand voor
recht vooruit en trap het gaspedaal
enkele keren langzaam in, als de
indicatielampjes van de voorwielen en
van het centrale differentieelslot blijven
knipperen, nadat een selectie van "2H"
"4H" "4HLc" is verricht, terwijl het
voertuig in beweging was.
Opmerking De indicatielampjes van de
voor- en achterwielen knipperen als van
"4HLc" naar "4LLc", en omgekeerd,
wordt geschakeld en de tussenbak
langs de vrijstand gaat. Zorg ervoor dat
de rijmodusschakelaar wordt bediend
tot de indicatielampjes van de voor- en
achterwielen weer gaan branden.
Opmerking Gebruik bij het parkeren de
parkeerrem voordat de motor wordt
afgezet en zorg ervoor dat de
indicatielampjes van de voor- en
achterwielen, en van de lage gearing
niet knipperen als wordt
overgeschakeld tussen "4HLc"
"4LLc". Anders zou het voertuig, zelfs
als de automatische versnellingsbak in
de stand "P" (parkeren) staat,
onverwacht in beweging kunnen
komen.
Opmerking Zet de rijmodusschakelaar
terug in de vorige stand, als de
indicatielampjes van de voor- en
achterwielen blijven knipperen en de
gewenste gearing niet wordt
geselecteerd, nadat een selectie van
"4HLc" "4LLc" is gemaakt. Zet het
stuurwiel in de stand voor recht vooruit,
rijd het voertuig vooruit en laat het
gaspedaal los. Houd vervolgens het
koppelingspedaal (bij een
handgeschakelde versnellingsbak)
ingetrapt of zet de versnellingspook in
de stand "N" (vrijstand) (bij een
automatische versnellingsbak) en
verricht de selectie van de gearing nog
een keer.
188
STARTEN EN RIJDEN
Page 191 of 332

Opmerking Als het lampje van de lage
gearing knippert terwijl u probeert een
selectie van "4HLc" "4LLc" te maken,
kan de selectie van "4HLc" "4LLc"
niet gemaakt worden. Zet het voertuig
stil en laat het gaspedaal los. Houd
vervolgens het koppelingspedaal (bij
een handgeschakelde versnellingsbak)
ingetrapt of zet de versnellingspook in
de stand "N" (vrijstand) (bij een
automatische versnellingsbak) en
verricht de selectie van de gearing nog
een keer.
Opmerking De ESC-functie wordt
geannuleerd zolang "4LLc" is
geselecteerd. Het indicatielampje
brandt, zolang de regeling is
geannuleerd. Dit duidt niet op een
probleem. Zodra "2H", "4H" of "4HLc"
is geselecteerd, gaat het lampje uit en
werkt de regeling weer. Raadpleeg
"Indicatielampje ESC, Indicatielampje
ESC OFF".
136)
BELANGRIJK
133)De gearing “4LLc” biedt het
maximumkoppel om langzaam
heuvelopwaarts of op zanderige,
modderige of andere lastige ondergronden
te rijden. Ga met voertuigen met een
automatische versnellingsbak in de gearing
"4LLc" niet sneller dan ca. 70 km/u.
134)Rijd niet met het voertuig in de gearing
"4HLc" of "4LLc" over een droog, verhard
wegdek of op de weg. Dit zou kunnen
leiden tot overmatige slijtage van de
banden, een hoger brandstofverbruik, en
mogelijk lawaai. Bovendien zou de
temperatuur van de tussenbakolie op
kunnen lopen, waardoor het
aandrijfsysteem zou kunnen beschadigen.
Daarnaast wordt de aandrijflijn teveel
belast, waardoor olie kan gaan lekken,
componenten vast kunnen lopen en andere
ernstige problemen veroorzaakt kunnen
worden. Rijd alleen met het voertuig in de
gearing "2H" of "4H" over een droog,
verhard wegdek of op de weg.
135)Gebruik de rijmodusschakelaar niet als
de achterwielen van het voertuig slippen in
sneeuw of ijs.136)Als een probleem in de tussenbak
wordt gedetecteerd, wordt een
veiligheidsinrichting geactiveerd. De
indicatielampjes van de voor- en
achterwielen gaan uit, het indicatielampje
van het centrale differentieelslot knippert
snel (twee keer per seconde), en er kan niet
met de tussenbak geschakeld worden
fig. 276. Zet uw voertuig op een veilige plek
stil en zet de motor even af. Herstart de
motor. Het lampje zou weer normaal
moeten gaan werken. Laat het voertuig zo
snel mogelijk nakijken bij een Fiat
Servicepunt, als de lampjes blijven
knipperen.
276AHZ101128
189
Page 192 of 332

ACHTERSTE
DIFFERENTIEELSLOT
(indien aanwezig)
Als een van de wielen begint te spinnen
en het voertuig vast komt te zitten en
zelfs niet los kan komen met gebruik
van de vierwielaandrijving, kan de
schakelaar van het achterste
differentieelslot (A) gebruikt worden om
het achterste differentieelslot in te
schakelen voor extra tractie.
Het achterste differentieelslot
gebruiken
1. Zet het voertuig volledig stil.
2. Zet de rijmodusschakelaar in de
stand "4L" of "4H" (Easy Select 4WD),
of "4LLc" of "4HLc" (Super Select 4WD
II).
3. Druk op de schakelaar van het
achterste differentieelslot (A), om het
achterste differentieelslot in te
schakelen.4. Druk op de schakelaar van het
achterste differentieelslot (B), om het
achterste differentieelslot uit te
schakelen.
137)
Het achterste differentieelslot werkt niet
als de rijmodusschakelaar op de stand
"2H" (Easy Select 4WD), "2H" of "4H"
(Super Select 4WD II) staat.
Als het achterdifferentieel is vergrendeld
terwijl de rijmodusschakelaar in de
stand "4L" of "4H" (Easy Select 4WD),
"4LLc" of "4HLc" (Super Select 4WD II)
staat, wordt het achterdifferentieel
automatisch ontgrendeld, door de
rijmodusschakelaar over te schakelen
naar de stand "2H" (Easy Select 4WD),
"2H" of "4H" (Super Select 4WD II).Indicatielampje achterste
differentieelslot
Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" is gezet,
gaat het indicatielampje (A) van het
achterste differentieelslot op het
metercluster een paar seconden
branden en geeft de status van het
achterste differentieelslot aan
(ingeschakeld of uitgeschakeld).
277AHA106069
278AHA106072
279AHA104980
280AHA104993
190
STARTEN EN RIJDEN