KATALYSATOR
De spoelinrichtingen voor de
uitlaatgassen die met een katalysator
worden gebruikt, zijn uiterst efficiënt in
de reductie van giftige gassen. De
katalysator wordt in het uitlaatsysteem
geïnstalleerd.
Het is belangrijk dat de motor goed
afgestemd blijft om ervoor te zorgen dat
de katalysator naar behoren werkt en
om eventuele schade aan de
katalysator te voorkomen.
77)
Opmerking Gebruik brandstof van het
type dat wordt aanbevolen in
"Brandstofkeuze".
BELANGRIJK
77)Parkeer of gebruik dit voertuig, net als
ieder ander voertuig, niet in omgevingen
waar brandbare materialen, zoals droog
gras of bladeren, in contact kunnen komen
met een hete uitlaat, aangezien hierdoor
brand kan ontstaan.
DIESELROETFILTER
(DPF)
(indien aanwezig)
Het dieselroetfilter (DPF) is een element
dat de meeste roetdeeltjes (PM) in de
uitlaatgassen van een dieselmotor
opvangt. Het DPF verbrandt
automatisch de opgevangen vaste
deeltjes tijdens gebruik van het
voertuig. Onder bepaalde
rijomstandigheden is het DPF echter
niet in staat alle opgevangen
roetdeeltjes te verbranden, waardoor
zich te veel roetdeeltjes in het filter
verzamelen.
78)
27)
Opmerking Probeer lange tijd met lage
snelheid rijden en herhaaldelijk korte
afstanden rijden te voorkomen, om de
kans op een te grote accumulatie van
roetdeeltjes te verkleinen en probeer
zoveel mogelijk op een hoog
motortoerental te rijden.
Opmerking Tijdens de automatische
verbranding van roetdeeltjes door het
DPF, klinkt de motor enigszins anders
dan normaal. De verandering in het
motorgeluid duidt niet op een storing.
DPF-waarschuwingslampje
Bij storingen in het DPF-systeem gaat
het DPF-waarschuwingslampje
branden.Als het DPF-waarschuwingslampje
tijdens gebruik van het voertuig
gaat branden
Als het DPF-waarschuwingslampje
constant brandt, geeft dat aan dat het
DPF niet alle opgevangen roetdeeltjes
heeft kunnen verbranden en dat zich
daardoor te veel roetdeeltjes in het filter
hebben verzameld. Probeer als volgt
met het voertuig te rijden om ervoor te
zorgen dat het DPF de roetdeeltjes kan
verbranden:
Rijd ongeveer 20 minuten met een
snelheid van ten minste 40 km/u, terwijl
het staafdiagram van de
motorkoelvloeistoftemperatuur min of
meer stabiel in het midden van de
schaal wordt weergegeven.
28) 29)
141AHA104948
80
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
De weergegeven eenheden van het
rijbereik en het gemiddelde
brandstofverbruik worden
overgeschakeld, maar de eenheden
van de snelheidsmeter, de
kilometerteller, de tripmeter en de
herinnering voor onderhoud blijven
ongewijzigd.
Als de accu wordt ontkoppeld, wordt
het geheugen van de instelling van de
eenheid gewist en wordt automatisch
de fabrieksinstelling hersteld.
De eenheden van de afstand worden in
overeenstemming met de
geselecteerde eenheid van het
brandstofverbruik ook in de
onderstaande volgorde veranderd.
Brandstof-
km/l km
l/100 km km
mpg mijl(en)
De temperatuureenheid veranderen
De weergegeven eenheid van de
buitentemperatuur kan worden
gewijzigd.
1. Als u de knop van het
multi-informatiedisplay een paar keer
zachtjes indrukt, schakelt de
informatieweergave over naar de
weergave van de buitentemperatuur.
Raadpleeg “Informatieweergave”.
2. Iedere keer dat tijdens de weergave
van de buitentemperatuur de knop van
het multi-informatiedisplay 2 seconden
of meer wordt ingedrukt, kunt u de
weergegeven eenheid van de
buitentemperatuur overschakelen van
°C naar °F of van °F naar °C.
De temperatuurwaarde op het paneel
van de airconditioning wordt op het
multi-informatiedisplay afgewisseld met
de weergave van de buitentemperatuur.
"°C" of "°F" wordt echter niet op het
temperatuurdisplay van een
airconditioning weergegeven.
BELANGRIJK
107)Zelfs als dit symbool niet knippert, zou
er ijs op de weg kunnen liggen, dus rijd
voorzichtig.
108)Als de koelvloeistof oververhit raakt,
gaat "
" knipperen. Het staafdiagram
staat in dit geval in de rode zone. Zet
onmiddellijk het voertuig stil op een veilige
plaats en tref de vereiste maatregelen.
Raadpleeg "Oververhitting van de motor".
109)De bestuurder dient het display niet te
bedienen tijdens het rijden.
110)Zet het voertuig op een veilige plek
stil, voordat u het systeem bedient.
BELANGRIJK
44)Ga niet rijden met een extreem laag
brandstofpeil, een laag brandstofpeil kan
schade aan het brandstofsysteem
veroorzaken.
45)Het is de verantwoordelijkheid van de
klant om ervoor te zorgen dat de periodieke
inspectie en het geprogrammeerde
onderhoud worden verricht. Inspecties en
onderhoud moeten worden verricht om
ongelukken en storingen te voorkomen.
193AHA101367
105
verbruik Afstand (rijbereik)