SLEUTELS
1. Hoofdsleutel 2. Keyless
Entry-sleutel 3. Keyless
Operation-sleutel 4. Reservesleutel
1)
Opmerking De sleutel is een
elektronisch precisieonderdeel met een
ingebouwde signaalzender. Neem de
onderstaande informatie in acht om een
slechte werking te voorkomen.
Niet blootstellen aan direct zonlicht,
bijv. op het dashboard.
Niet demonteren of modificeren.
Niet overmatig buigen of blootstellen
aan te grote botskrachten.
Niet blootstellen aan water.
Uit de buurt van magnetische
sleutelhangers houden.
Uit de buurt van audiosystemen,
pc's, tv's en andere apparaten houden
die een magnetisch veld genereren.
Uit de buurt van apparaten houden
die sterke elektromagnetische golven
uitzenden, zoals mobiele telefoons,
draadloze apparaten en apparatuur met
een hoge frequentie (inclusief medische
apparatuur).
Niet reinigen met ultrasone
reinigingstoestellen of vergelijkbare
apparatuur.
Niet blootstellen aan hoge
temperaturen of vochtigheid.
Opmerking De motor is dusdanig
ontworpen dat die niet start als de
ID-code die in de computer van de
startonderbreker is geregistreerd niet
overeenkomt met de ID-code van de
sleutel. Raadpleeg het hoofdstuk
"Elektronische startonderbreker" voor
nadere informatie en sleutelgebruik.
LABEL MET
SLEUTELNUMMER
Het sleutelnummer is op het label
gedrukt, zoals weergegeven op de
afbeelding. Noteer het sleutelnummer
en bewaar de sleutel en het label met
het sleutelnummer op verschillende
plaatsen, zodat u een sleutel bij het Fiat
Servicenetwerk kunt bestellen, mocht
de sleutel kwijt raken.
ELEKTRONISCHE
STARTONDERBREKER
(indien aanwezig)
2)
De elektronische startonderbreker is
ontworpen om het risico op autodiefstal
aanmerkelijk te verkleinen. Het doel van
het systeem is om het voertuig te
immobiliseren als het onbevoegd wordt
gestart. Een startpoging is alleen geldig
als er een sleutel voor wordt gebruikt
die is "geregistreerd" in de
startonderbreker.
4AH3101213
5AA0109480
14
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
CONTACTSLOT
(indien aanwezig)
LOCK
De motor is afgezet en het stuurwiel zit
op slot. De sleutel kan in deze stand
alleen worden ingestoken of
uitgenomen.
ACC
De motor is afgezet, maar het
audiosysteem en de andere elektrische
systemen kunnen nog worden bediend.
ON
Alle elektrische systemen van het
voertuig kunnen worden bediend.
START
De startmotor treedt in werking. Laat de
sleutel los zodra de motor is gestart; de
sleutel keert automatisch terug naar de
stand "ON".Opmerking Als het voertuig is uitgerust
met een elektronische startonderbreker.
Om de motor te starten, moet de
ID-code die de zender in de sleutel
verzendt, overeenkomen met de
ID-code die in de computer van de
startonderbreker is geregistreerd.
Raadpleeg "Elektronische
startonderbreker (antidiefstalsysteem)".
De sleutel uitnemen
Als op voertuigen uitgerust met een
handgeschakelde versnellingsbak de
sleutel wordt uitgenomen, druk dan de
sleutel in op de stand "ACC", houd de
sleutel ingedrukt tot die naar de stand
"LOCK" is gedraaid en neem de sleutel
uit.
Als op voertuigen uitgerust met een
automatische versnellingsbak de sleutel
wordt uitgenomen, zet dan eerst de
versnellingspook in stand "P"
(parkeren), druk de sleutel in op de
stand "ACC", houd de sleutel ingedrukt
tot die naar de stand "LOCK" is
gedraaid en neem de sleutel uit.
6) 7) 8) 9) 10)
1) 2) 3)
MOTORSCHAKELAAR
(indien aanwezig)
Om diefstal te voorkomen, start de
motor niet, als geen voorgeregistreerde
Keyless Operation-sleutel wordt
gebruikt. (Startonderbreking) Als u de
Keyless Operation-sleutel bij u hebt,
kunt u de motor starten.
22AG0004466
23AHA103488
24AHA105990
27
Als het elektrische stroomverbruik
hoog is, als bijv. de
achterruitverwarming of andere
elektrische componenten worden
gebruikt of de ventilatorsnelheid op een
hoge stand staat.
Als de accuspanning of het
accurendement laag is.
Controleer of het
waarschuwingslampje van de motor
brandt of het indicatielampje
knippert.
Als de rijmodusschakelaar op
voertuigen met 4WD, op de stand “4H”
of “4L” (Easy Select 4WD), “4HLc” of
“4LLc” (Super Select 4WD II) staat.
Opmerking In de volgende gevallen
wordt de motor zelfs niet automatisch
afgezet als het Start&Stop-
indicatielampje brandt.
Als het gaspedaal wordt ingetrapt
Als de vacuümdruk van de
rembekrachtiging laag is
Als het stuurwiel wordt gebruikt
Als op een steile helling wordt
geparkeerd
Opmerking Laat uw voet tijdens het
rijden niet op het koppelingspedaal
rusten omdat dit tot de detectie van
een defect van de
koppelingspedaalschakelaar leidt en het
indicatielampje van Start&Stop
uitschakelen knippert waardoor het
Start&Stop-systeem niet werkt.Opmerking Als het Start&Stop-systeem
werkt terwijl de airconditioning aanstaat,
wordt zowel de motor als de
aircocompressor afgezet. In dat geval
werkt alleen de ventilator en kunnen de
ruiten beslaan. Druk in dit geval op de
achterruitverwarmingsschakelaar om de
motor opnieuw op te starten.
Raadpleeg
“Achterruitverwarmingsschakelaar”.
Opmerking Als iedere keer dat de
motor is afgezet de ruiten beslaan,
raden we u aan het Start&Stop-
systeem uit te zetten door op de
schakelaar "OFF" van het
Start&Stop-systeem te drukken.
Raadpleeg "Uitschakelen"
Opmerking Als de airconditioning
aanstaat, zet dan de
temperatuurregeling hoger om de tijd
dat de motor automatisch wordt
afgezet, te verlengen.
De motor automatisch herstarten
Trap het koppelingspedaal in met de
versnellingspook in de stand "N"
(vrijstand). Het indicatielampje gaat uit
en de motor herstart automatisch.
Opmerking Zet de versnellingspook
niet in een andere stand dan "N"
(vrijstand) en laat het koppelingspedaal
niet los terwijl de motor automatisch
herstart. Hierdoor zou de startmotor
stoppen en de motor niet automatisch
herstarten.Opmerking Als de motor niet
automatisch herstart of als de motor
afslaat, gaan de waarschuwingslampjes
lading en motor controleren branden. In
dit geval herstart de motor zelfs niet als
het koppelingspedaal weer wordt
ingetrapt. Trap het rempedaal en het
koppelingspedaal tegelijkertijd volledig
in en draai de contactschakelaar naar
de stand "START" of druk op de
motorschakelaar om de motor te
starten. Raadpleeg voor nadere
informatie "De motor starten en
afzetten".
104)
Opmerking In de volgende gevallen
herstart de motor niet automatisch
Als de motor automatisch is afgezet,
is de “OFF” schakelaar van Start&Stop
ingedrukt om het Start&Stop-systeem
uit te schakelen.
Als de motorkap open is.
Opmerking Als de motor automatisch
herstart, kan het audiovolume tijdelijk
lager staan. Dit duidt niet op een
storing.
Opmerking Als de motor automatisch
is afgezet, kan het luchtvolume van de
airconditioning tijdelijk veranderen. Dit
duidt niet op een storing.
167
SNELHEIDS-
BEGRENZER
De snelheidsbegrenzer (Speed Limiter)
is een hulpfunctie voor de bestuurder
om te voorkomen dat de snelheid
ingesteld door de bestuurder met de
motorvermogensregeling wordt
overschreden.
153)
Opmerking Als het koppelingspedaal
(handgeschakelde versnellingsbak)
wordt ingetrapt, wordt de
snelheidsbegrenzer (Speed Limiter) niet
ingeschakeld.
Als de voertuigsnelheid de
instelsnelheid overschrijdt, gaan de
symbolen van de controlestatus "LIMIT"
en van de snelheidsbegrenzer (Speed
Limiter) op de combinatiemeter
knipperen.
Als de voertuigsnelheid de
instelsnelheid overschrijdt, na het
aangeven van de controlestatus
"LIMIT", klinkt er een bepaalde periode
een piepgeluid.
Als de symbolen van de controlestatus
"LIMIT" en de snelheidsbegrenzer
(Speed Limiter) niet knipperen, u de
instelsnelheid verlaagt en het voertuig
sneller gaat dan de instelsnelheid, gaan
de symbolen van de controlestatus
"LIMIT" en van de snelheidsbegrenzer
(Speed Limiter) knipperen, maar wordt
het geluidssignaal uitgesteld.Als de voertuigsnelheid in dit geval de
instelsnelheid gedurende ongeveer
30 seconden blijft overschrijden, nadat
de symbolen van de controlestatus
"LIMIT" en van de snelheidsbegrenzer
(Speed Limiter) zijn gaan knipperen,
klinkt er een bepaalde periode een
piepgeluid.
Als de voertuigsnelheid afneemt tot
minder dan de instelsnelheid, stoppen
de symbolen van de controlestatus
"LIMIT" en van de snelheidsbegrenzer
(Speed Limiter) met knipperen. Als het
piepgeluid afging, gaat dat ook uit.
Opmerking Uit veiligheidsoverwegingen
of op verzoek van de bestuurder, wordt
echter prioriteit gegeven aan de
audiovisuele waarschuwingen. Als de
instelsnelheid is bedoeld om de huidige
schakelstand te verlagen, zou het
kunnen dat de snelheidsbegrenzer
(Speed Limiter) de voertuigsnelheid niet
beperkt om te voorkomen dat de motor
afslaat.
Bedieningsschakelaars
snelheidsbegrenzer (Speed Limiter)
Op het stuurwiel zitten 4 schakelaars
om de snelheidsbegrenzer (Speed
Limiter) mee te bedienen.Type 1
Type 2
A - Aan-/uitschakelaar SPEED
LIMITER
Om de snelheidsbegrenzer (Speed
Limiter) in/uit te schakelen.
B — Schakelaar - SET
Om de huidige voertuigsnelheid op een
vaste snelheid in te stellen of de
instelsnelheid te verlagen.
310AA0113771
311AHA110510
205
Type 2
De snelheidsbegrenzer (Speed Limiter)
begint echter direct met de
snelheidsregeling en als de
voertuigsnelheid hoger is dan de
instelsnelheid mindert het voertuig vaart
alsof het gaspedaal volledig wordt
losgelaten.
243)
BELANGRIJK
153)Aangezien het systeem geen gebruik
maakt van de bedrijfsrem (hydraulische
rem), zou het voertuig de instelsnelheid
kunnen overschrijden, als het
heuvelafwaarts rijdt.
BELANGRIJK
240)De mogelijkheid bestaat om met de
snelheidsbegrenzer (Speed Limiter) een
plotselinge versnelling toe te laten,
afhankelijk van de stand van het gaspedaal.
Wees dus voorzichtig met plotselinge
versnellingen.
241)Wees voorzichtig met te hoge
toerentallen.
242)De mogelijkheid bestaat om met de
snelheidsbegrenzer (Speed Limiter) een
plotselinge versnelling toe te laten,
afhankelijk van de stand van het gaspedaal,
waardoor de snelheidsbegrenzer (Speed
Limiter) wordt uitgeschakeld. Wees
voorzichtig.
243)Afhankelijk van de rijomstandigheden,
zou het voertuig kunnen schokken. Wees
voorzichtig.
RIJSTROOK-
WAARSCHUWING
(indien aanwezig)
Doordat door middel van een camera
(A) de rijstrook wordt herkend waarover
het voertuig rijdt, laat de
rijstrookwaarschuwing (LDW) een
audiovisueel alarm afgaan op het
informatiescherm van het
multi-informatiedisplay, als uw voertuig
de rijstrook dreigt te verlaten.
333AHA110536
334AA0114055
211
157)Volg de onderstaande instructies om
ervoor te zorgen dat de LDW goed blijft
werken: houd altijd de voorruit schoon;
vermijd harde stoten of grote druk op de
LDW-camera. Probeer de camera niet te
demonteren; manipulatie of verwijdering
van de LDW-camera is onder geen beding
toegestaan. De camera is in de fabriek
nauwkeurig gericht; plak geen stickers en
dergelijke op het gebied van de voorruit
voor de lens van de LDW-camera; gebruik
alleen ORIGINELE onderdelen voor de
vervanging van de wisserbladen.ACHTERUITKIJK-
CAMERA
(indien aanwezig)
De achteruitkijkcamera is een systeem
waarmee het zicht achter het voertuig
op een scherm van het
multicommunicatiesysteem (MCS), het
Smartphone Link Display Audio of het
DISPLAY AUDIO wordt weergegeven.
247) 248) 249)
158)
Blikveld van de achteruitkijkcamera
Het blikveld van de achteruitkijkcamera
is beperkt tot het gebied dat in de
afbeeldingen wordt weergegeven. De
camera kan niet beide zijden en de
onderkant van de achterbumper, enz.
weergeven. Controleer voordat u
achteruitrijdt de veiligheid rondom het
voertuig.Locatie van de achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera (A) is in het
gedeelte in de buurt van de handgreep
van de achterklep verwerkt.
342AHA103707
343AHA103723
344AHA103710
215
Gebruik van de achteruitkijkcamera
Als u met de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON", de
versnellingspook in de stand "R" zet,
wordt automatisch het beeld achter het
voertuig op het scherm van het
Multicommunicatiesysteem (MCS), het
Smartphone Link Display Audio of het
DISPLAY AUDIO weergegeven. Als u de
versnellingspook in een andere stand
zet, wordt de oorspronkelijke weergave
hersteld.
159)
Opmerking Doordat de
achteruitkijkcamera een speciale lens
heeft, zou het kunnen dat de lijnen
tussen de parkeerplaatsen op de
grond, op het scherm niet parallel lijken
te lopen.
Opmerking In de volgende situaties zou
het beeld op het scherm slecht te zien
kunnen zijn. Dit duidt niet op storingen.
Gedimd grootlicht ('s nachts)
Als het licht van de zon of van de
koplampen van een ander voertuig
direct in de lens schijnt
Als fluorescent licht direct in de lens
schijnt, zou het beeld op het scherm
kunnen flakkeren. Dit duidt niet op
storingen.
Opmerking Als de camera warm is en
vervolgens afkoelt door regenwater of
doordat de auto wordt gewassen, kan
de lens beslaan. Dit verschijnsel duidt
niet op een storing.Opmerking Als de
omgevingstemperatuur bijzonder warm
of bijzonder koud is, is het camerabeeld
mogelijk niet duidelijk. Dit duidt niet op
storingen.
Opmerking Als een radiotoestel in de
buurt van de camera wordt
geïnstalleerd, zou de
achteruitkijkcamera elektrische
interferentie kunnen veroorzaken en zou
het systeem kunnen stoppen met
werken.
Opmerking Obstakels zijn niet goed
zichtbaar als de lens vuil is. Als de lens
vuil wordt door waterdruppels, sneeuw,
modder of olie, veeg dan de
verontreiniging weg en zorg ervoor dat
u daarbij de lens niet krast.
Opmerking Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dit
niet doet, zou dit afbreuk kunnen doen
aan de werking van de camera.
Onderwerp de camera niet aan
fysieke schokken door er tegen te slaan
of er iets tegenaan te gooien.
Breng geen organische stoffen,
autowax, olieverwijderaars en
glasreinigers op de camera aan. Als
deze op de camera terechtkomen,
veeg dan direct de camera af.
Mors geen kokend water over de
camera.
Mors of spetter nooit water op of
rondom de camera.
Ontkoppel, demonteer of modificeer
de camera niet.
Maak geen krassen op de camera,
aangezien dit afbreuk aan de
camerabeelden zou kunnen doen.
Referentielijnen op het scherm
Op het scherm worden referentielijnen
en de bovenkant van de achterbumper
(A) weergegeven.
De rode lijn (B) duidt een afstand van
ongeveer 50 cm vanaf de
achterbumper aan.
Twee groene lijnen (C) duiden een
afstand van ongeveer 20 cm vanaf de
buitenkant van de carrosserie aan
Korte dwarslijnen (1 t/m 3) duiden de
afstand vanaf de achterbumper aan.
1. Ongeveer bij de achterrand van de
achterbumper 2. Ongeveer 100 cm
3. Ongeveer 200 cm
160)
345AG0027115
216
STARTEN EN RIJDEN
Tabel met de locatie van de zekeringen in de motorruimte
Nr. Elektrisch systeem Vulinhouden
SBF1 Zekering (+B) 30 A*
SBF2 Antiblokkeersysteem 30 A*
SBF3 Contactslot 40 A*
SBF4 Elektrische ruitbediening 30 A*
BF1 — —
BF2 Gelijkstroomomvormer (audio) 30 A
415AA3008441
252
NOODGEVALLEN