VERANDERINGEN/WIJZIGINGEN AAN HET VOERTUIG
BELANGRIJK
Elke verandering of wijziging aan het voertuig kan ernstige negatieve invloed hebben op de veiligheid en de wegligging ervan,
hetgeen kan leiden tot ongevallen waarbij de inzittenden zelfs dodelijk gewond kunnen raken.
OPTIONELE ACCESSOIRES
Als na aanschaf van het voertuig besloten wordt elektrische accessoires te monteren die constante elektrische voeding nodig
hebben (radio, satellietbewaking diefstalalarm enz.) of accessoires die veel stroom verbruiken, contact opnemen met het Fiat
Servicenetwerk. Het gespecialiseerde personeel kan het totale stroomverbruik beoordelen en controleren of de elektrische
installatie van het voertuig hierop berekend is en of het noodzakelijk is een accu met een grotere capaciteit te monteren.
BELANGRIJK Let op bij het monteren van aanvullende spoilers, lichtmetalen velgen of niet originele wieldeksels: deze kunnen
namelijk de ventilatie van de remmen beperken, wat de remefficiëntie tijdens hard remmen, herhaald remmen en op lange
afdalingen beïnvloedt. Let erop dat de slag van de pedalen nergens door wordt belemmerd (matten, enz.).
INSTALLATIE VAN ELEKTRISCHE / ELEKTRONISCHE SYSTEMEN
Elektrische en elektronische systemen die na aanschaf van de auto door de aftersales-service worden gemonteerd, moeten van
het volgende merkteken zijn voorzien: FCA Italy S.p.A. autoriseert de montage van zend-/ontvangstapparatuur op
voorwaarde dat deze door een gespecialiseerd bedrijf op vakkundige wijze en overeenkomstig de aanwijzingen van de fabrikant
wordt uitgevoerd.
In geval van montage van systemen waarbij de kenmerken van het voertuig worden gewijzigd, kan het kentekenbewijs door de
bevoegde instanties ingenomen worden. Dit kan ook de ongeldigheid van de garantie met zich meebrengen voor defecten
veroorzaakt door voornoemde wijziging of die direct of indirect hierop terug te voeren zijn.
FCA Italy S.p.A. wijst elke aansprakelijkheid af voor schade die het gevolg is van montage van accessoires die niet door FCA
Italy S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en die niet conform de verschafte aanwijzingen zijn gemonteerd.
RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparatuur (autotelefoons, CB-zenders, radioamateurs e.d.) mag alleen in het voertuig worden gebruikt met een
aparte antenne die aan de buitenkant is gemonteerd. De zend- en ontvangstkwaliteit kan beperkt worden door het
afschermingseffect van de carrosserie. Voor wat betreft het gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS, LTE) met het
officiële EU-keurmerk, wordt verwezen naar de gebruiksaanwijzingen van de fabrikant van de mobiele telefoon. Het gebruik van
deze apparaten in de auto (zonder buitenantenne) kan storingen in de elektrische systemen van de auto veroorzaken. Dit kan
de veiligheid van het voertuig in gevaar brengen en een potentieel gevaar voor de gezondheid van de passagiers opleveren.
Indien mobiele telefoons/laptops/smartphones/tablets in het voertuig en/of dichtbij de elektronische sleutel gebruikt worden,
dan kunnen de prestaties van het Passive Entry/Keyless Entry-N-Go systeem beperkt worden.
5
INSTALLATIE VAN ACCESSOIRES
Voor het installeren van accessoires, raadpleeg eerst uw bevoegde Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Uw voertuig is uitgerust met een diagnose-connector om het elektronische regelsysteem te controleren en te
onderhouden. Sluit geen ander apparaat aan dan een diagnose-instrument voor inspecties en onderhoud op deze connector.
Anders kan de batterij leeg gaan, de elektronische apparatuur van het voertuig kan gaan storen, of andere onverwachte
problemen zouden kunnen optreden. Bovendien zijn storingen veroorzaakt door het aansluiten van een ander apparaat dan een
diagnose-instrument misschien niet gedekt door de garantie.
De installatie van accessoires, optionele onderdelen, etc. zou alleen uitgevoerd mogen worden binnen de door de wet in uw
land voorgeschreven beperkingen en in overeenstemming met de richtlijnen en waarschuwingen in de documenten die bij dit
voertuig horen. Uitsluitend accessoires goedgekeurd door FCA Italy S.p.A.mogen in uw auto worden gemonteerd.
Onjuiste installatie van elektrische delen kunnen brand veroorzaken, raadpleeg de hoofdtukken over modificatie/alteratie aan de
elektrische of brandstofsystemen in deze handleiding.
Het gebruik van een mobiele telefoon of een radioset in het voertuig zonder een externe antenne kan storingen aan het
elektrische systeem veroorzaken, hetgeen kan leiden tot onveilige bediening van het voertuig.
Banden en wielen die niet aan de specificaties voldoen, mogen niet gebruikt worden. Raadpleeg het hoofdstuk “Specificaties”
voor informatie over afmetingen van wielen en banden.
Lees altijd de handleidingen van de accessoires, onderdelen of andere wijzigingen door alvorens ze te installeren!
BELANGRIJKE PUNTEN!
Doordat er een groot aantal accessoires en vervangingsonderdelen van verschillende fabrikanten beschikbaar is op de markt, is
het niet mogelijk, niet alleen voor FCA Italy S.p.A. maar ook voor bevoegde Fiat Servicenetwerken, om te controleren of de
bevestiging of installatie van dergelijke onderdelen invloed heeft op de algemene veiligheid van uw voertuig.
Zelfs wanneer dergelijke onderdelen officieel zijn goedgekeurd, bijvoorbeeld door een “general operators permit” (een
beoordeling voor het onderdeel) of door de toepassing van het onderdeel op een officieel goedgekeurde constructiewijze, of
wanneer er een afzonderlijke toestemming wordt verleend voor de bevestiging of installatie van die onderdelen, kan niet alleen
daarvan worden afgeleid of de rijveiligheid van uw voertuig werd beïnvloedt.
Houd er ook rekening mee dat er geen aansprakelijkheid bestaat aan de kant van de beoordelaar of de beambte. Maximale
veiligheid kan alleen worden gegarandeerd wanneer onderdelen zijn aanbevolen, verkocht en geplaatst of geïnstalleerdd door
een bevoegd Fiat Servicenetwerk (vervanging door originele reserveonderdelen van FCA Italy S.p.A.). Dit geldt ook voor
modificaties van voertuigen in naleving met de productiespecificaties. Om veiligheidsredenen moeten geen andere modificaties
worden geprobeerd dan de modificaties volgend op de aanbevelingen van een bevoegd Fiat Servicenetwerk.
6
Opmerking De buitenspiegels kunnen
door de volgende handelingen ingeklapt
of uitgeklapt worden, zelfs bij iedere
bovenstaande wijziging. Na het
indrukken van de
vergrendelingsschakelaar om de
portieren te vergrendelen, als de
vergrendelingsschakelaar twee keer
achtereenvolgens binnen ongeveer
30 seconden wordt ingedrukt, worden
de buitenspiegels ingeklapt. Na het
indrukken van de
ontgrendelingsschakelaar om de
portieren te ontgrendelen, als de
ontgrendelingsschakelaar twee keer
achtereenvolgens binnen ongeveer
30 seconden wordt ingedrukt, worden
de buitenspiegels weer uitgeklapt.
Opmerking Het Keyless Entry-systeem
werkt niet onder de volgende
omstandigheden:
Als de sleutel nog in het contactslot
zit (behalve voor voertuigen met het
Keyless Operation-systeem).
Als de bedieningsmodus niet op
"OFF" staat (voertuigen met het Keyless
Operation-systeem).
Als het portier openstaat.
Opmerking De knop op de sleutel
werkt binnen een afstand van ongeveer
4 m tot het voertuig. Het werkbereik
van de knop op de sleutel kan echter
afwijken als het voertuig zich in de buurt
van een televisiezendmast,
energiecentrale of radiozendstation
bevindt.Opmerking Als een van de volgende
problemen zich voordoet, zou de
batterij leeg kunnen zijn.
De knop op de sleutel wordt op de
juiste afstand tot het voertuig bediend,
maar de portieren worden niet
vergrendeld/ontgrendeld.
Het indicatielampje (3) is uit en gaat
niet aan. Neem voor meer informatie
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
Raadpleeg "Procedure voor het
vervangen van de batterijen van de
sleutel", als u de batterij zelf vervangt.
Opmerking Als de sleutel kwijt of
beschadigd is, wendt u dan tot het Fiat
Servicenetwerk voor een vervangende
sleutel.
Opmerking Als u een extra sleutel wilt,
wendt u dan tot het Fiat
Servicenetwerk. De volgende aantallen
sleutels zijn beschikbaar:
Sleutel voor het Keyless
Entry-systeem: max. 4 sleutels
Sleutel voor het Keyless
Operation-systeem: max. 4 sleutels
Procedure voor het vervangen van
de batterij van de sleutel
1)
3)
Zorg ervoor dat u statisch ontladen
bent door een geaard metalen
voorwerp aan te raken, voordat u de
batterij vervangt.
Opmerking Vervangende batterijen zijn
verkrijgbaar bij een elektronicazaak.Indien gewenst, kan de batterij bij een
Fiat Servicepunt worden vervangen.
1. Verwijder de schroef (A) uit de sleutel
(uitsluitend Keyless Entry Key).
2. Houd het Fiat-merk naar u toe
gericht en plaats een in stof gewikkelde
platte schroevendraaier in de uitsparing
in de sleutelhoes en gebruik de
schroevendraaier om de hoes te
openen.
10AHA106809
11AHA109044
17
De werking van het Keyless
Operation-systeem kan beperkt
worden. Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk.
De Keyless Operation-sleutel werkt met
een bijzonder zwakke
elektromagnetische golf. In de volgende
gevallen zou het Keyless
Operation-systeem niet naar behoren
kunnen werken of instabiel kunnen zijn.
In de buurt van apparatuur die sterke
radiogolven uitzendt, zoals een
energiecentrale, een radio-/
televisiezendstation of een vliegveld.
In de buurt van een
communicatieapparaat, zoals een
mobiele telefoon of radiotoestel, of in de
buurt van een elektronisch apparaat,
zoals een pc.
Als de Keyless Operation-sleutel een
metalen voorwerp raakt of erdoor wordt
afgedekt.
Als een Keyless Entry-systeem in de
buurt wordt gebruikt.
Als de batterij van de Keyless
Operation-sleutel op is.
Als de Keyless Operation-sleutel in
een omgeving met sterke radiogolven
of lawaai wordt bewaard. Gebruik in
dergelijke gevallen de reservesleutel.
Raadpleeg "Vergrendelen/ontgrendelen
zonder Keyless Operation-functie".Opmerking Doordat de Keyless
Operation-sleutel constant
communicatiesignalen van de zenders
in het voertuig ontvangt, loopt de
batterij zelfs leeg, als de Keyless
Operation-sleutel niet wordt gebruikt.
De levensduur van de batterij is 1 à
2 jaar, afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden. Als de
batterij leeg raakt, vervang hem dan
volgens de beschrijving in deze
handleiding, of laat hem vervangen bij
een Fiat Servicepunt. Raadpleeg
"Procedure voor het vervangen van de
batterij van de sleutel".
Opmerking Doordat de Keyless
Operation-sleutel constant signalen
ontvangt, kan de ontvangst van sterke
radiogolven van invloed zijn op de
levensduur van de batterij. Bewaar de
sleutel niet in de buurt van een tv, pc of
ander elektronisch apparaat.
Werkingsbereik van het Keyless
Operation-systeem
Als u de Keyless Operation-sleutel bij u
draagt en binnen het werkingsbereik
van het Keyless Operation-systeem op
de knop voor het vergrendelen/
ontgrendelen van het
bestuurdersportier of voorste
passagiersportier drukt, wordt de
ID-code van uw sleutel gecontroleerd.
U kunt alleen de portieren vergrendelen
en ontgrendelen, de motor starten en
de bedieningsmodus wijzigen, als de
ID-code van uw KeylessOperation-sleutel overeenkomt met die
van het voertuig.
Opmerking Als de batterij van de
Keyless Operation-sleutel leeg raakt of
er sprake is van sterke
elektromagnetische golven of lawaai,
kan het werkingsbereik kleiner zijn en
de werking instabiel worden.
Werkingsbereik voor
portiervergrendeling en
-ontgrendeling
Het werkingsbereik is ongeveer 70 cm
vanaf de vergrendel-/ontgrendelknop
van het bestuurdersportier of voorste
passagiersportier.
Opmerking De portieren kunnen alleen
vergrendeld en ontgrendeld worden als
u op een portierknop drukt die de
Keyless Operation-sleutel detecteert.
Opmerking Als u te dichtbij het
voorportier of de ruit van het portier
bent, werkt het systeem mogelijk niet.
Opmerking Als de sleutel zich laag bij
de grond of hoog in de lucht bevindt,
werkt het systeem mogelijk niet, zelfs
niet als de Keyless Operation-sleutel
zich binnen 70 cm van de
vergrendel-/ontgrendelknop van het
bestuurdersportier of voorste
passagiersportier bevindt.
19
Zoemer Item Oorzaak Opmerking / oplossing
KnipperenDe externe
zoemer gaat
ongeveer
3 seconden af.Preventief
systeem voor
niet goed
gesloten
portierenAls de bedieningsmodus op "OFF"
staat en u de portieren probeert te
vergrendelen door op de
vergrendel-/ontgrendelknop van
het bestuurdersportier of voorste
passagiersportier te drukken,
terwijl een van de portieren niet
goed is gesloten.—
Knipperen Geen geluidKeyless
Operation-
systeemDe batterij van de Keyless
Operation-sleutel is leeg.Vervang de batterij zo snel mogelijk bij een Fiat
Servicepunt.
Branden Geen geluidKeyless
Operation-
systeemDe stroomvoorziening wordt niet
overgeschakeld van "OFF", omdat
de Keyless Operation-sleutel in
het voertuig niet kan worden
gedetecteerd. Als een
waarschuwing wordt afgegeven
dat de sleutel zich in het voertuig
bevindt, komt dit doordat de
batterij van de Keyless
Operation-sleutel leeg is of de
toestand van de radiogolven in de
omgeving slecht is.Bevestig dat de Keyless Operation-sleutel zich in het
voertuig bevindt. Als de sleutel zich in het voertuig
bevindt, steek hem dan in het contactslot. Nu zou
de motor gestart en de bedieningsmodus gewijzigd
moeten kunnen worden.
Branden Geen geluidKeyless
Operation-
systeemEr is sprake van een storing in het
Keyless Operation-systeem.Als het waarschuwingslampje gaat branden, neem
dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BrandenInterne zoemer
gaat af
(intermitterende
geluiden)Keyless
Operation-
systeemEr is sprake van een storing in het
elektrische systeem.Als het waarschuwingslampje gaat branden, neem
dan contact op met het Fiat Servicenetwerk.
24
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Zoemer Item Oorzaak Opmerking / oplossing
KnipperenDe interne
zoemer gaat afStuurslot Het stuurslot blijft op slot.de procedure van de referentiepagina. Raadpleeg
"Stuurslot".
Branden Geen geluiden StuurslotHet stuurslot werkt niet naar
behoren.Raadpleeg "Stuurslot".
BELANGRIJK
1)Als u in een vliegtuig een sleutel bij zich
draagt, druk dan niet op een van de
knoppen op de sleutel. Als in een vliegtuig
op een van de knoppen wordt gedrukt,
zendt de sleutel elektromagnetische golven
uit, die de werking van het vliegtuig nadelig
zouden kunnen beïnvloeden. Als u een
sleutel in een tas hebt, zorg er dan voor dat
de knoppen op de sleutel niet gemakkelijk
abusievelijk kunnen worden ingedrukt.
2)Breng geen wijzigingen of toevoegingen
aan het startonderbrekingssysteem aan;
wijzigingen of toevoegingen zouden kunnen
leiden tot een slechte werking van de
startonderbreker.
3)Als de sleutelhoes wordt geopend, zorg
er dan voor dat geen water, stof, enz.
binnentreedt. Raak ook de interne
componenten niet aan.4)Mensen met een implanteerbare
pacemaker of een implanteerbare
cardioverter defibrillator mogen niet in de
buurt van de externe zenders (A) of de
interne zenders (B) komen. De radiogolven
die het Keyless Operation-systeem
gebruikt, kunnen een negatieve invloed
hebben op implanteerbare pacemakers of
implanteerbare cardioverter defibrillators.
5)Als u gebruik maakt van andere
elektromedische apparaten dan
implanteerbare pacemakers of
implanteerbare cardioverter defibrillators,
neem dan van tevoren contact op met de
producent van het elektromedische
apparaat om te bepalen of de radiogolven
het apparaat negatief kunnen beïnvloeden.
De werking van elektromedische apparaten
zou kunnen worden beïnvloed door
radiogolven.
BELANGRIJK
1)Lege batterijen zijn schadelijk voor het
milieu. Lege batterijen moeten
overeenkomstig de wet in speciale bakken
gedeponeerd worden. Ze kunnen ook
ingeleverd worden bij het Fiat
Servicenetwerk dat voor hun verwerking zal
zorgen.
26
KENNISMAKING MET HET VOERTUIG
Gebruik van de achteruitkijkcamera
Als u met de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON", de
versnellingspook in de stand "R" zet,
wordt automatisch het beeld achter het
voertuig op het scherm van het
Multicommunicatiesysteem (MCS), het
Smartphone Link Display Audio of het
DISPLAY AUDIO weergegeven. Als u de
versnellingspook in een andere stand
zet, wordt de oorspronkelijke weergave
hersteld.
159)
Opmerking Doordat de
achteruitkijkcamera een speciale lens
heeft, zou het kunnen dat de lijnen
tussen de parkeerplaatsen op de
grond, op het scherm niet parallel lijken
te lopen.
Opmerking In de volgende situaties zou
het beeld op het scherm slecht te zien
kunnen zijn. Dit duidt niet op storingen.
Gedimd grootlicht ('s nachts)
Als het licht van de zon of van de
koplampen van een ander voertuig
direct in de lens schijnt
Als fluorescent licht direct in de lens
schijnt, zou het beeld op het scherm
kunnen flakkeren. Dit duidt niet op
storingen.
Opmerking Als de camera warm is en
vervolgens afkoelt door regenwater of
doordat de auto wordt gewassen, kan
de lens beslaan. Dit verschijnsel duidt
niet op een storing.Opmerking Als de
omgevingstemperatuur bijzonder warm
of bijzonder koud is, is het camerabeeld
mogelijk niet duidelijk. Dit duidt niet op
storingen.
Opmerking Als een radiotoestel in de
buurt van de camera wordt
geïnstalleerd, zou de
achteruitkijkcamera elektrische
interferentie kunnen veroorzaken en zou
het systeem kunnen stoppen met
werken.
Opmerking Obstakels zijn niet goed
zichtbaar als de lens vuil is. Als de lens
vuil wordt door waterdruppels, sneeuw,
modder of olie, veeg dan de
verontreiniging weg en zorg ervoor dat
u daarbij de lens niet krast.
Opmerking Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dit
niet doet, zou dit afbreuk kunnen doen
aan de werking van de camera.
Onderwerp de camera niet aan
fysieke schokken door er tegen te slaan
of er iets tegenaan te gooien.
Breng geen organische stoffen,
autowax, olieverwijderaars en
glasreinigers op de camera aan. Als
deze op de camera terechtkomen,
veeg dan direct de camera af.
Mors geen kokend water over de
camera.
Mors of spetter nooit water op of
rondom de camera.
Ontkoppel, demonteer of modificeer
de camera niet.
Maak geen krassen op de camera,
aangezien dit afbreuk aan de
camerabeelden zou kunnen doen.
Referentielijnen op het scherm
Op het scherm worden referentielijnen
en de bovenkant van de achterbumper
(A) weergegeven.
De rode lijn (B) duidt een afstand van
ongeveer 50 cm vanaf de
achterbumper aan.
Twee groene lijnen (C) duiden een
afstand van ongeveer 20 cm vanaf de
buitenkant van de carrosserie aan
Korte dwarslijnen (1 t/m 3) duiden de
afstand vanaf de achterbumper aan.
1. Ongeveer bij de achterrand van de
achterbumper 2. Ongeveer 100 cm
3. Ongeveer 200 cm
160)
345AG0027115
216
STARTEN EN RIJDEN
Testmodus
U kunt controleren of het systeem in de
normale standby staat via het volgende
proces. Voor de bediening het voertuig
op een veilige plek met goed zicht
stilzetten, waar radiogolven kunnen
worden uitgezonden en ontvangen.
Veranderen naar Testmodus
1 — Wanneer de contactschakelaar of
de werkmodus op “OFF” staat, de
contactschakelaar of de werkmodus op
“ON” zetten terwijl u de SOS-
schakelaar indrukt.
2 — Na dat u de contactschakelaar op
“ON” heeft gezet, stappen 3 en
4 binnen 10 seconden uitvoeren.
3 — Neem uw vinger van de
SOS-schakelaar.
4 — Druk 3 keer of vaker op de
SOS-schakelaar.
5 — Na ongeveer 10 seconden van
Stap 2, gaan de rode en de groene
lamp uit. Hierna klinkt de zoemer
3 keer.
Opmerking Als de zoemer niet klinkt,
herhaal het proces dan vanaf Stap 1.
6 - Ongeveer 60 seconden later
knippert de groene lamp. Als u de
SOS-schakelaar binnen 20 seconden
indrukt, verandert de modus in de
testmodus.Opmerking Wanneer de rode lamp in
plaats van de groene lamp knippert, rijd
het voertuig dan naar een veilige plek
met goede zichtbaarheid, waar
radiogolven kunnen worden verzonden
en ontvangen en herhaal het proces
vanaf Stap 1.
Binnen ongeveer 20 seconden nadat
de modus is gewijzigd in de testmodus,
op de SOS-schakelaar drukken voor
een van de volgende periodes om het
gewenste testtype te selecteren.
10 seconden of langer:
rapportagetest naar de alarmcentrale
Minder dan 10 seconden: test van
de ERA-GLONASS-systeemuitrusting
van het voertuig
Opmerking Als u de SOS-schakelaar
niet binnen ongeveer 20 seconden
indrukt, eindigt de testmodus.
Als u een bepaalde afstand aflegt in de
testmodus, eindigt de testmodus.
Rapportagetest naar de
alarmcentrale
1 - Het groene lampje gaat branden en
de rapportagetest naar de
alarmcentrale wordt gestart.
Opmerking Als het rode lampje
ongeveer 60 seconden blijft branden, is
het voertuig op een plaats waar
radiogolven niet kunnen worden
verzonden of ontvangen. Daarom kunt
u niet rapporteren naar de
alarmcentrale.2 - Wanneer het groene lampje uit gaat,
is de testmodus voltooid.
Test van de ERA-GLONASS-
systeemuitrusting van het voertuig
1 — Nadat de zoemer een keer klinkt,
drukt u op de SOS-schakelaar.
Lampcontrole: wanneer de zoemer
een keer klinkt en het rode lampje en
het groene lampje afwisselend branden,
werken ze normaal.
2 — Wanneer de lampjes normaal zijn,
drukt u op de SOS-schakelaar.
Wanneer de lampjes niet normaal
oplichten, wacht dan ongeveer
20 seconden.
Speakercontrole: wanneer de
zoemer twee keer klinkt en blijft klinken,
betekent dit dat ze normaal werken
3 — Wanneer de speakers normaal zijn,
drukt u op de SOS-schakelaar.
Wanneer de zoemer niet normaal klinkt,
wacht dan ongeveer 20 seconden.
Microfooncontrole: nadat de zoemer
3 keer klinkt, iets zeggen in de
microfoon. Als uw stem uit de speakers
klinkt, werken ze normaal.
4 — Wanneer de microfoon normaal is,
drukt u op de SOS-schakelaar.
Wanneer deze niet normaal werkt,
wacht dan ongeveer 20 seconden.
5 - Als alle controleresultaten normaal
zijn, gaat het groene lampje branden
(gedurende ongeveer 5 seconden) en
klinkt de zoemer een keer.
224
NOODGEVALLEN