Page 25 of 384

23
C5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Op 0 zetten van de
o nderhoudsintervaldicatorDe afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
enkele seconden de sleutel knipperen om aan
te geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display van het instrumentenpaneel het
volgende aan:
De sleutel blijft branden naast de kilometerteller
om aan te geven dat er onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd hadden moeten worden.
bij de blueHDi-uitvoeringen met
dieselmotor kan de sleutel afhankelijk
van de mate van vervuiling van de
motorolie ook eerder gaan branden, wat
afhankelijk is van de rijomstandigheden
van de auto. De onderhoudsintervalindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0
gezet worden.
Voer dit als volgt uit:
F
zet
het contact af,
F
d
ruk op de resetknop van de dagteller en
houd deze ingedrukt,
F
z
et het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
F
l
aat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht
minimaal 5
minuten. Het op 0 zetten van de
onderhoudsindicator zal anders niet worden
opgeslagen.
bi
j de
b
l
ueHDi-uitvoeringen met
dieselmotor gaat bij het aanzetten van
het contact in combinatie met deze
waarschuwing ook het verklikkerlampje
Service branden. De sleutel kan gaan branden als het interval
in tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt, zoals
vermeld in het onderhoudsschema van de
fabrikant, is overschreden.
1
Controle tijdens het rijden
Page 26 of 384

24
C5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Motorolieniveaumeter*
bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter
wordt bij het aanzetten van het contact eerst
de onderhoudsindicator weergegeven en
vervolgens gedurende enkele seconden het
motorolieniveau.Olieniveau correct
Als het motorolieniveau te laag is, wordt
de melding "te laag olieniveau" op het
instrumentenpaneel weergegeven in
combinatie met het branden van het
verklikkerlampje
s
er
vice en een geluidssignaal.
Storing van de motorolieniveaumeter
* Volgens uitvoering. Als de motorolieniveaumeter niet
werkt, wordt het motoroliepeil niet meer
gecontroleerd.
Zolang het systeem niet werkt, moet
u het motoroliepeil controleren met de
peilstok in de motorruimte.
ra
adpleeg de rubriek "
ni
veaus
controleren".
Te weinig olie
Als de melding "on geldige meting olieniveau"
wordt weergegeven, duidt dit op een storing in
de motorolieniveaumeter.
ra
adpleeg het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Controleer het olieniveau met de
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te
laag is, moet olie worden bijgevuld om
te voorkomen dat ernstige motorschade
ontstaat.
ra
adpleeg de rubriek "
ni
veaus
controleren".
ee
n controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
vlakke, horizontale ondergrond staat
en de motor minstens 30
minuten niet
heeft gedraaid.
Controle tijdens het rijden
Page 27 of 384

25
C5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Kilometerteller en dagtellerDimmer dashboardverlichting
F Druk op de knop A om de lichtsterkte van
de dashboardverlichting te verlagen.
F
D
ruk op de knop B om de lichtsterkte van
de dashboardverlichting te verhogen.
Inactief
De dashboardverlichting kan niet worden
ingesteld als de verlichting van de auto is
uitgeschakeld of, bij auto's met appèlverlichting,
in de dagstand staat.
Kilometerteller
Voor reizen in het buitenland kan
de eenheid van de afstand worden
aangepast: de snelheid moet namelijk
worden weergegeven in de officiële
eenheid van het land (km of mijl). De
eenheid kan bij stilstaande auto worden
gewijzigd via het configuratiemenu van
het display.
De kilometerteller en dagteller worden
gedurende 30
seconden weergegeven bij het
afzetten van het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergrendelen en
ontgrendelen van de auto.
u
kunt de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving.
Dagteller
Deze teller geeft de totale kilometerstand van
de auto aan.
Werking
Deze teller geeft het aantal gereden kilometers
weer sinds de bestuurder de teller op 0 heeft gezet.
F Druk bij aangezet contact op de knop tot de dagteller op 0 staat.
1
Controle tijdens het rijden
Page 28 of 384

26
C5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing (waarschuwingslampje)
of geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan sommige
waarschuwingslampjes enkele seconden
branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.Bijbehorende waarschuwingen
so
mmige verklikkerlampjes kunnen gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden
één van de volgende verklikkerlampjes
gaat branden, wijst dit op een storing in het
desbetreffende systeem en moet de bestuurder
actie ondernemen.
een
waarschuwingslampje gaat altijd branden
in combinatie met een aanvullende melding om
u te helpen bij het opsporen van de storing.
ra
adpleeg indien nodig het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Controle tijdens het rijden
Page 29 of 384

27
C5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
ControlelampjebrandtOorzaak Acties / Opmerkingen
STOP permanent in
combinatie
met een ander
waarschuwingslampje. Dit waarschuwingslampje brandt
bij een storing met betrekking tot
het remsysteem of bij een te hoge
koelvloeistoftemperatuur. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Zet het contact af en neem contact op met het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Service tijdelijk, in combinatie
met een melding.
er z
ijn één of meer kleine storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
verklikkerlampje gaat branden. Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van
de melding op het display.
bep
aalde storingen kunt u zelf verhelpen, zoals een
geopend portier of een roetfilter dat verstopt dreigt te
raken (rijd om het roetfilter te regenereren, zodra de
omstandigheden dit toelaten, met een snelheid van
minimaal 60
km/h totdat het verklikkerlampje dooft).
ra
adpleeg in andere gevallen, zoals een storing in
het controlesysteem bandenspanning, het CI
tro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
permanent, in
combinatie met een
melding.
er z
ijn één of meer ernstige storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
verklikkerlampje gaat branden. Identificeer de oorzaak van de storing met behulp
van de melding op het display en raadpleeg het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
permanent, in
combinatie met het
knipperen en vervolgens
blijven branden van de
onderhoudssleutel.Het onderhoudsinterval is
overschreden.Alleen bij
bl ueHDi uitvoeringen met dieselmotor.
Laat het onderhoud aan uw auto zo snel mogelijk
uitvoeren.
1
Controle tijdens het rijden
Page 30 of 384

28
C5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Remsysteempermanent, in
combinatie met het
s
to
P
-lampje.Het remvloeistofniveau is te laag.s
top onmiddellijk op een veilige plek.
Vul het niveau bij met remvloeistof voorzien van een
artikelnummer van CI
tro
Ën.
A
ls het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem
dan controleren door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of door
eengekwalificeerde werkplaats.
+
permanent, in
combinatie met het
waarschuwingslampje
A
b
s en het sto
P
-lampje.er is een storing in de elektronische
remdrukregelaar (ebD ).s top onmiddellijk op een veilige plek.
Laat het systeem controleren door het CIt roËn-
n
etwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Controlelampje
brandtOorzaak Acties / Opmerkingen
Antiblokkeersysteem
(ABS)permanent.er is een storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.ri
jd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg
zo snel mogelijk het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Elektrische
parkeerrem knippert.
Het aantrekken van de elektrische
parkeerrem is onderbroken.
Het aantrekken/vrijzetten werkt niet. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Parkeer de auto op een vlakke, horizontale
ondergrond, schakel een versnelling in (auto met
automatische transmissie: zet de selectiehendel
in de stand P
), zet het contact af en raadpleeg het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
elektrische
parkeerrem permanent.
st
oring in de elektrische parkeerrem.
ra
adpleeg zo snel mogelijk het CI
t
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
ra
adpleeg voor meer informatie over de elektrische
parkeerrem de desbetreffende rubriek.
Controle tijdens het rijden
Page 31 of 384

29
C5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
Dynamische
stabiliteitscontrole
( ESP /ASR)knippert. De esP -/As r- regeling is actief. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor
een betere koersstabiliteit als de wielen te weinig grip
hebben of de auto uit de koers dreigt te raken.
permanent.
st
oring in het es
P
-/A
s
r
-
systeem. Laat het systeem controleren door het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Controlelampje
brandtOorzaak Acties / Opmerkingen
Slijtage van de
remblokken permanent, in
combinatie met een
geluidssignaal en
een melding op het
display. De remblokken zijn aan vervanging
toe.
Laat de remblokken vervangen door het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Uitschakeling
van de
automatische
werking van
de elektrische
parkeerrem
permanent.
De functies "automatisch aantrekken"
(bij het afzetten van de motor)
en "automatisch vrijzetten" zijn
uitgeschakeld of werken niet. Activeer de functie (volgens land van bestemming)
via het configuratiemenu van de auto of raadpleeg het
CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
als de parkeerrem niet meer automatisch wordt
aangetrokken of vrijgezet.
ra
adpleeg voor meer informatie over de elektrische
parkeerrem de desbetreffende rubriek.
Bandenspanning
te laag permanent.
De bandenspanning van een of
meerdere wielen is te laag. Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
De controle dient bij voorkeur bij koude banden te
worden uitgevoerd.
+ knipperend en
vervolgens permanent,
in combinatie met
het verklikkerlampje
se
rvice. Het controlesysteem voor de
bandenspanning is defect of de
sensor van een van de wielen wordt
niet gedetecteerd.
De bandenspanning wordt niet meer gecontroleerd.
Laat het systeem controleren door het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
1
Controle tijdens het rijden
Page 32 of 384

30
C5_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2015
ControlelampjebrandtOorzaak Acties / Opmerkingen
Te h o g e
koelvloeistoftemperatuurpermanent.De temperatuur van de koelvloeistof
is te hoog. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof
tot de motor is afgekoeld.
Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg
dan het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laadstroom
accu permanent.
er i
s een storing in het
laadstroomcircuit van de accu
(vervuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo
ontspannen of gebroken...). Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan.
ra
adpleeg het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als dit niet het geval is.
+ Autogordel niet
vastgemaakt /
losgemaakt
permanent.
De bestuurder en/of de
voor-/achterpassagier heeft zijn
autogordel niet vastgemaakt of
losgemaakt.
tr
ek aan de gordel en klik de gesp vast in de
gesphouder.
Autogordels
losgemaakt of
niet vastgemaakt permanent, in
combinatie met het
waarschuwingslampje
autogordel
losgemaakt/niet
vastgemaakt. De verlichte punten stellen de passagiers voor die
geen autogordel dragen.
De punten:
- branden gedurende 30
seconden na het starten van
de auto,
- branden in de loop van de rit bij een wagensnelheid tussen 0 en 20 km/h,
- knipperen bij een wagensnelheid hoger dan 20 k m/h ongeveer
120 seconden in combinatie met een geluidssignaal.
Controle tijdens het rijden