Page 225 of 384
223
C5_nl_Chap09_verification_ed01-2015
totAL & CItroËn
Partners in prestaties en
respect voor het milieu
Innovatie voor nog betere prestaties
sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de re search
& Development-teams van totA L voor CIt roËn
smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste
technologieën die in auto’s van het merk CI
t
ro
Ën
worden toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden als
gebruik in het dagelijkse leven.
Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van de
motor.
Een optimale bescherming
van uw motor
Het gebruik van totA L smeermiddelen
bij het onderhoud van uw CIt roËn
zorgt voor een langere levensduur en
betere prestaties van de motor, waarbij
het milieu zo min mogelijk wordt belast.
9
onderhoud
Page 226 of 384

224
C5_nl_Chap09_verification_ed01-2015
Motorkap
Openen
F til de hendel B op en open de motorkap.F
n
e
em de motorkapsteun C
uit de houder
en klap hem uit om de steun in de met een
gele pijl aangegeven uitsparing D te kunnen
plaatsen.
F
b
e
vestig de motorkapsteun in de uitsparing
om de motorkap geopend te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F b evestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap zakken en druk deze aan
het einde van de slag in het slot.
F
t
r
ek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.
F
o
p
en het linker voorportier.
F
t
rek
de hendel A aan de onderzijde van
het portierkader naar u toe.
sc
hakel het
s
t
op &
s
t
art-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren, om letsel
door het automatisch activeren van de
s
t
Ar
t
-
stand te voorkomen.
De plaats van de ontgrendelingshendel in
het interieur zorgt ervoor dat de motorkap
niet geopend kan worden als het portier
aan bestuurderszijde is gesloten.
Verricht deze handeling uitsluitend bij
stilstaande auto.
Mijd het openen van de motorkap bij
harde wind.
Als de motor heet is, let dan goed op. De
hendel en de motorkapsteun kunnen in dat
geval ook heet zijn (brand uw handen niet).
In verband met de aanwezigheid van
elektrische uitrustingen in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan
water (regen, wassen, ...) te beperken.
De koelventilator kan ook nog gaan
draaien nadat de motor is afgezet:
houd daarom voor werpen en kleding
uit de buur t van de ventilator.
onderhoud
Page 227 of 384
225
C5_nl_Chap09_verification_ed01-2015
Dit overzicht is een hulpmiddel bij
het controleren van de verschillende
vloeistofniveaus en het vervangen van
bepaalde onderdelen.THP
benzinemotoren
1. reservoir ruiten- en koplampsproeiervloeistof.
2.
r
e
servoir vloeistof stuurbekrachtiging
of
r
eservoir vloeistof stuurbekrachtiging/
vering Hydractive III +.
3.
r
e
servoir koelvloeistof.
4.
o
l
iepeilstok.
5.
M
otorolie (bij)vullen.
6.
r
e
servoir remvloeistof.
7.
Accu.
8.
Luchtfilter.
9
onderhoud
Page 228 of 384
226
C5_nl_Chap09_verification_ed01-2015
Dieselmotoren
HDi 160
BlueHDi 150
/ BlueHDi 180
Dit overzicht is een hulpmiddel bij
het controleren van de verschillende
vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde
onderdelen en het ontluchten van het
brandstofcircuit.
1.
r
e
servoir ruiten- en
koplampsproeiervloeistof.
2.
r
e
servoir vloeistof stuurbekrachtiging
of
r
eservoir vloeistof stuurbekrachtiging/
vering Hydractive III +.
3.
r
e
servoir koelvloeistof.
4.
o
l
iepeilstok.
5.
M
otorolie (bij)vullen.
6.
Luchtfilter.
7.
re
servoir remvloeistof.
8.
Accu.
Het brandstofcircuit staat onder hoge druk:
-
V
oer nooit werkzaamheden aan dit
circuit uit.
-
I
n de HDi-motoren is veel
hoogwaardige technologie toegepast.
Laat werkzaamheden aan deze motoren
daarom altijd over aan het personeel van
het CI
t
ro
Ën-
netwerk, dat daar speciaal
voor is opgeleid.
onderhoud
Page 229 of 384

227
C5_nl_Chap09_verification_ed01-2015
niveaus controleren
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd
via de motorolieniveaumeter op
het instrumentenpaneel (volgens
uitvoering) of met de oliepeilstok.
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CItroËn- netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken
A of onder het merkteken B ligt, star t de
motor dan niet.
-
A
ls het oliepeil boven het merkteken MAXI
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het CI
t
ro
Ën-
netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het merkteken
MINI , vul dan altijd motorolie bij.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer heet
zijn (kans op brandwonden) en de
motorventilateur kan ieder moment
aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
De controle van het motorolieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een horizontale
ondergrond staat en de motor ten minste
30
minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
CI
t
ro
Ën
adviseert u om elke 5000
km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen.
Controle met de oliepeilstok
F kijk waar de oliepeilstok zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
ra
adpleeg de rubriek "
be
nzinemotor" of
"Dieselmotor".
F
t
r
ek aan het gekleurde uiteinde om de
oliepeilstok volledig uit de schacht te
trekken.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
s
t
eek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek hem er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt. A = MA XI
B = MI
nI
9
onderhoud
Page 230 of 384

228
C5_nl_Chap09_verification_ed01-2015
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ververst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
F kijk waar de olievuldop zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
ra
adpleeg de rubriek "
be
nzinemotor" of
"Dieselmotor".
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
vervolgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
na
het bijvullen zal de olieniveaumeter
op het dashboard bij het aanzetten van
het contact na 30
minuten de juiste
waarde aangeven.
Olie ver versen
raadpleeg het onderhoudsschema van de
f abrikant voor het verversingsinterval voor uw
auto.
Maak om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen nooit gebruik van additieven in de
motorolie.
Onderhoud
Page 231 of 384

229
C5_nl_Chap09_verification_ed01-2015
Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MAXI" te bevinden. Controleer indien
dit niet het geval is of de remblokken
van uw auto zijn versleten.
Remvloeistof ver versen
raadpleeg het onderhoudsschema van
d e fabrikant voor het voorgeschreven
verversingsinterval.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
remvloeistof.
Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau
of niveau vloeistof
stuurbekrachtiging en vering
neem voor het bijvullen van het
niveau contact op met het CIt roËn-
n
etwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Koelvloeistofniveau
Het koelvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MA XI" te bevinden, maar mag
beslist niet hoger zijn.
Aftappen van het systeem
Deze koelvloeistof hoeft niet ververst te
worden.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
koelvloeistof. De koelventilator kan ook nog gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voor werpen en kleding uit de buur t van de
ventilator.
Wacht bovendien alvorens werkzaamheden
aan het koelsysteem uit te voeren ten minste
1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het
koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop
eerst 2 omwentelingen los om de druk te laten
dalen. Ver wijder, als de druk eenmaal gedaald
is, de dop en vul koelvloeistof bij. Als de motor warm is, wordt de temperatuur
van de koelvloeistof geregeld door de
koelventilator.
9
Onderhoud
Page 232 of 384

230
C5_nl_Chap09_verification_ed01-2015
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het CItroËn- netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Afgewerkte producten
een te laag additiefniveau
wordt aangegeven door dit
verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Niveau ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Wanneer uw auto is voorzien van
koplampsproeiers, wordt een te laag
vloeistofniveau van de ruiten- en
koplampsproeiers aangegeven door een
geluidssignaal en een melding op het display.
Type ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het
bevriezen van de sproeiers te voorkomen is
het (bij)vullen van het reservoir met water niet
toegestaan.
Inhoud reservoir (volgens uitvoering):
-
r
uitensproeiervloeistof: circa 3,5
liter,
-
v
loeistof ruitensproeiers en
koplampwissers: circa 6,15
liter.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid het
reservoir bij.
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers
bij het CIt roËn- netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Onderhoud