Page 121 of 384

119
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
een lagere bandenspanning is niet altijd
zichtbaar aan een vervorming van de
band. b
e
perk u daarom niet alleen tot
een visuele controle. De waarschuwing wordt weergegeven
zolang de desbetreffende band(en) niet
op spanning is (zijn) gebracht, is (zijn)
gerepareerd of is (zijn) vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel of
wiel met stalen velg) is niet voorzien
van een sensor.
Waarschuwing te lage
bandenspanning
bij een te lage bandenspanning brandt
dit verklikkerlampje in combinatie met
een geluidssignaal en, afhankelijk van
de uitrusting, in combinatie met de
weergave van een melding.
Als er een afwijking in de bandenspanning
van één band wordt geconstateerd, kan deze
band worden herkend aan het pictogram of,
afhankelijk van de uitvoering, de weergegeven
melding.
F
V
erlaag onmiddellijk de snelheid, maak
geen bruuske stuurbewegingen en rem niet
plotseling hard af.
F
Z
et uw auto stil zodra de verkeerssituatie
dit toelaat. F
C ontroleer de spanning van de vier
banden (bij koude banden) als u over een
compressor beschikt, bijvoorbeeld die van
de bandenreparatieset.
r
i
jd voorzichtig met lage snelheid verder
als u niet direct de bandenspanning kunt
controleren.
of
F
G
ebruik in geval van een lekke band
de noodreparatieset of het reservewiel
(volgens uitrusting).
Storing
Als het verklikkerlampje "te lage
bandenspanning" knippert en
vervolgens permanent brandt in
combinatie met het verklikkerlampje "service",
duidt dit op een storing in het systeem.
In dat geval wordt de bandenspanning niet
meer gecontroleerd.
Deze waarschuwing wordt ook weergegeven als
een of meerdere wielen niet zijn voorzien van
een sensor (bijvoorbeeld een noodreservewiel
of een reservewiel met stalen velg).
ra
adpleeg het CI
t
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren of monteer na
een lekke band het wiel met de originele
velg, dat is voorzien van een sensor.
Alle reparaties aan een wiel dat met dit
systeem is uitgerust en het vervangen
van een band moeten worden
uitgevoerd door het CI
t
ro
Ën-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer bij het verwisselen een wiel is
gemonteerd dat niet door uw auto wordt
gedetecteerd (voorbeeld: montage van
winterbanden), dient het systeem door
het CI
t
ro
Ën-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats opnieuw
geïnitialiseerd te worden.
4
rijden
Page 122 of 384

120
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
stuurwiel met bedieningstoetsen op vaste naaf
1Draaien
● Scrollen door de verschillende informatiepagina's van het display van het instrumentenpaneel.
● Scrollen door de verschillende menu's van het display van het instrumentenpaneel.
● Verhogen/verlagen
van waarden.
kort indrukken● Openen van het hoofdmenu van het display van het instrumentenpaneel (al leen bij stilstaande auto).
● Selecteren en bevestigen van informatie.
Lang indrukkenre setten van de gegevens van het geselecteerde traject (als de desbetreffende
pagina van de boordcomputer wordt weergegeven).
2
ko
rt indrukken ● Annuleren
van de huidige opdracht.
● Terug
naar de vorige weergave van het display van het instrumentenpaneel.
Lang indrukken
te
rug naar de oorspronkelijke weergave van het display van het instrumentenpaneel.
3
ko
rt indrukken Verhogen van de snelheid in stappen van 1
km/h / o
p
slaan van de snelheid.
Ingedrukt houden Verhogen van de snelheid in stappen van 5
km/h.
4
ko
rt indrukken Verlagen van de snelheid in stappen van 1
km/h / o
p
slaan van de snelheid.
Ingedrukt houden Verlagen van de snelheid in stappen van 5
km/h.
5
ko
rt indrukken
on
derbreken of hervatten van de snelheidsregelaar/-begrenzer (afhankelijk van
de geselecteerde functie).
6
ko
rt indrukken
se
lecteren van de functie snelheidsregelaar of snelheidsbegrenzer (de cyclus van
deze toets begint altijd met het selecteren van de snelheidsbegrenzer).
7
ko
rt indrukken
ui
tschakelen van de snelheidsregelaar/-begrenzer.
8
ko
rt indrukken ● Inkomend
gesprek aannemen.
● Gesprek
a
fbreken.
● Openen
snelkeuzemenu voor telefoon.
● Bevestigen
in de lijst en in het telefoonmenu.
Lang indrukken Inkomende oproep weigeren.
9
kort indrukken/Lang indrukkenClaxon.
10
ko
rt indrukken
Activeren/deactiveren van de bl ack Panel-functie (comfortweergave voor rijden in het donker).
11Lang indrukken Activeren van de spraakherkenning van de telefoon via MirrorLink.
rijden
Page 123 of 384

121
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
12Draaien
● Radio: door de opgeslagen zenders scrollen.
● CD/MP3/jukebox: door de tracks of de speellijsten scrollen.
● Menu's van het multifunctionele display: navigeren en verhogen/verlagen.
ko
rt indrukken ● Menu's
van het multifunctionele display: bevestigen van de selectie.
● Openen
van snelkeuzemenu's (afhankelijk van de weergegeven pagina op het
m
ultifunctionele display).
13
ko
rt indrukken ● Annuleren
van de bewerking en terug naar het vorige scherm van het
m
ultifunctionele display.
● Inkomende
o
proep
w
eigeren.
Lang indrukken
te
rug naar de oorspronkelijke weergave van het multifunctionele display.
14
ko
rt indrukken
to
egang tot het hoofdmenu van het multifunctionele display.
15
kort indrukken/Ingedrukt houdenVerhogen van het volume.
16
kort indrukken/Ingedrukt houdenVerlagen van het volume.
17
ko
rt indrukken ● Eerste
maal drukken: geluid onderbreken.
● Tweede
maal drukken: geluid weer inschakelen.
18
ko
rt indrukken ● Radio:
automatisch zoeken naar de hogere frequenties.
● CD/MP3/jukebox:
zoeken naar de volgende track.
Ingedrukt houden CD/MP3/jukebox: Versneld vooruitspoelen.
19
ko
rt indrukken ● Radio:
automatisch naar lagere frequenties zoeken.
● Cd-speler/MP3 -cd/cd-wisselaar/jukebox:
zoeken naar de vorige track.
Ingedrukt houden Cd-speler/MP3-cd/cd-wisselaar/jukebox: Versneld terugspoelen.
20
ko
rt indrukken ● Radio:
weergeven van de zenderlijst.
● CD/MP3:
weergeven van de tracks en de speellijsten.
● Jukebox:
weergeven van de albumlijst.
Lang indrukken Lijst met zenders actualiseren.
21
kort indrukken/Lang indrukkenClaxon.
22
ko
rt indrukken M
oDe
: selecteren van de op het multifunctionele display weergegeven functie.
4
rijden
Page 124 of 384

122
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
snelheidsbegrenzer
Bediening op het stuurwiel
De toetsen van de snelheidsbegrenzer
bevinden zich op het linker gedeelte van het
stuurwiel.
1.
V
erhogen van de ingestelde snelheid.
2.
V
erlagen van de ingestelde snelheid.
3.
In
schakelen/onderbreken van de
snelheidsbegrenzer.
4.
s
e
lecteren van de snelheidsbegrenzer.
5.
u
it
schakelen van de snelheidsbegrenzer.
Weergave op het
instrumentenpaneel
De informatie met betrekking tot de
snelheidsbegrenzer wordt op het
instrumentenpaneel bij A weergegeven.
Dit systeem voorkomt dat de wagensnelheid
boven een vooraf door de bestuurder
ingestelde waarde komt.
Als deze snelheid is bereikt, heeft het intrappen
van het gaspedaal geen effect meer.
De snelheidsbegrenzer wordt handmatig
ingeschakeld: de ingestelde wagensnelheid
moet minimaal 30
km/h bedragen.
bi
j het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
rijden
Page 125 of 384

123
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
F Druk op de toets 4 om de
snelheidsbegrenzer "LIMIT" te selecteren.
De selectie wordt bevestigd door de
weergave van de functie "LIMIT" op het
instrumentenpaneel bij A .
Activeren
F Druk op de toets 3 als de gewenste
maximumsnelheid wordt weergegeven.
De informatie "ON" wordt bij A op het
instrumentenpaneel getoond.
bi
j het selecteren van de functie wordt de
laatst opgeslagen snelheid en de informatie
" PAUS E " weergegeven.
u
kunt, bij draaiende motor, de opgeslagen
maximumsnelheid die bij A wordt
weergegeven, veranderen door te drukken op:
F
t
o
e t s 1
om de ingestelde
maximumsnelheid te verhogen.
F
t
o
e t s 2
om de ingestelde
maximumsnelheid te verlagen.
Druk de toets achter elkaar opnieuw in om
de ingestelde snelheidslimiet in stappen van
1
km/h te verhogen. Houd de toets ingedrukt
om de snelheidslimiet in stappen van 5
km/h te
verhogen.
Instellen
F Druk op de toets 3 .bi
j deze handeling wordt de informatie
" PAUS E " op het instrumentenpaneel
weergegeven bij A .
Deze handeling annuleert de ingestelde
maximumsnelheid niet; op het
instrumentenpaneel bij A wordt deze nog
steeds weergegeven.
Onderbreken / hervatten
4
rijden
Page 126 of 384

124
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Het gaspedaal heeft aan het einde van de slag
een mechanisch “zwaar punt”. Door het pedaal
volledig in te trappen kunt u op elk gewenst
moment de ingestelde maximumsnelheid
overschrijden. Gedurende de tijd dat de
maximumsnelheid wordt overschreden,
knippert de weergegeven snelheid bij A. De
snelheidsbegrenzer treedt automatisch weer in
werking als u het gas loslaat en de rijsnelheid
weer onder de ingestelde waarde komt.
Functie uitschakelen Storing
Als er een storing in het systeem optreedt,
verschijnt er een bericht op het display, klinkt er
een geluidssignaal en gaat het controlelampje
SERVICE branden.
Laat dit controleren door het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Ingestelde snelheid
overschrijden
De snelheidsbegrenzer, die geen
invloed heeft op het remsysteem van de
auto, is bij een steile afdaling of een te
snelle acceleratie niet altijd in staat de
ingestelde snelheid te handhaven.
bi
j het gebruik van andere dan door
CI
t
ro
Ën g
oedgekeurde matten
bestaat de kans dat het intrappen van
het gaspedaal gehinderd wordt en de
werking van de snelheidsbegrenzer
belemmerd wordt.
De door CI
t
ro
Ën
goedgekeurde
matten hebben een derde
bevestigingspunt bij de pedalen
waardoor ze de beweging van de
pedalen niet kunnen hinderen.
De snelheid knippert ook als de begrenzer niet
in staat is de ingestelde snelheid te handhaven
(bij een steile afdaling of een te snelle
acceleratie).
Laat om de begrenzer weer te activeren het
gas los, zodat de snelheid weer onder de
ingestelde waarde komt. F
D
oor op de toets 5
te drukken.
F
D
oor de functie snelheidsbegrenzer te
selecteren.
F
D
oor de motor af te zetten.
rijden
Page 127 of 384

125
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
snelheidsregelaarWeergave op het
instrumentenpaneel
De informatie over de snelheidsregelaar wordt
op het instrumentenpaneel bij A weergegeven.
Bediening op het stuurwiel
De toetsen van de snelheidsregelaar bevinden
zich op het linker gedeelte van het stuur wiel.
1.
A
ctiveren van de snelheidsregelaar met
de actuele wagensnelheid als ingestelde
snelheid, en vervolgens verhogen van de
ingestelde snelheid.
2.
A
ctiveren van de snelheidsregelaar met
de actuele wagensnelheid als ingestelde
snelheid, en vervolgens verlagen van de
ingestelde snelheid.
3.
o
nd
erbreken/hervatten van de
snelheidsregeling.
4.
s electeren van de snelheidsregelaar.
5.
u
it
schakelen van de snelheidsregelaar.
Dit systeem stelt u in staat om constant met
een door u ingestelde snelheid te rijden zonder
het gaspedaal aan te raken.
Dit systeem kan handmatig worden
ingeschakeld vanaf 40
km/h en wanneer:
-
u m
inimaal de vierde versnelling hebt
ingeschakeld bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
-
m
inimaal de tweede versnelling is
ingeschakeld bij een automatische
transmissie.
bl
ijf attent en houd de auto altijd onder
controle .
Het is raadzaam om uw voeten in de
buurt van de pedalen te houden.
4
rijden
Page 128 of 384

126
C5_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Ingestelde snelheid
overschrijden
tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar
kunt u door het gaspedaal in te trappen op elk
willekeurig moment de ingestelde snelheid
overschrijden (bijvoorbeeld om in te halen).
De bij A weergegeven snelheid knippert.
Als u vervolgens het gaspedaal loslaat,
vertraagt de auto weer tot de ingestelde
snelheid is bereikt.
Instellen
De selectie wordt bevestigd door de
weergave van de functie "CRUISE" op het
instrumentenpaneel bij A .
bi
j het selecteren van de functie is er geen
kruissnelheid opgeslagen.
Druk op toets 1
of 2 wanneer u de gewenste
snelheid met behulp van het gaspedaal
hebt bereikt. De kruissnelheid wordt dan
opgeslagen en de regelaar ingeschakeld. De
snelheid en de informatie " ON" worden op het
instrumentenpaneel bij A weergegeven.
Aanpassen van de
ingestelde snelheid bij
ingeschakelde regelaar
u kunt de ingestelde snelheid, weergegeven
bij A , aanpassen door te drukken op:
-
toets 1, om de snelheid te verhogen,
-
toets 2, om de snelheid te verlagen.
Druk de toets achter elkaar opnieuw in om de
ingestelde kruissnelheid in stappen van 1
km/h
te verhogen. Houd de toets ingedrukt om de
snelheid in stappen van 5
km/h te verhogen.
u
kunt nu het gaspedaal loslaten. de auto
houdt de gekozen snelheid automatisch aan.
De snelheid van uw auto kan iets afwijken ten
opzichte van de gekozen snelheid.
Als het systeem niet in staat is de ingestelde
kruissnelheid te handhaven (bijvoorbeeld bij
een steile afdaling), zal de snelheid op het
display knipperen. Pas zo nodig uw snelheid
aan.
F
D
ruk op toets 4
om de snelheidsregelaar
"CRUISE" te selecteren.
rijden