Page 177 of 384

175
C5_nl_Chap07_securite-enfant_ed01-2015
overzicht voor het bevestigen van IsoF IX-kinderzitjesDit overzicht, dat conform de europese regelgeving is opgesteld, toont op welke manier er een kinderzitje kan worden geplaatst dat kan worden
vastgezet op de plaatsen die voorzien zijn van Is oF IX-verankeringspunten.
I UF:
Z
itplaats geschikt voor het plaatsen van een universeel I
s
o
F
IX-kinderzitje met het gezicht in
de rijrichting dat vastgezet wordt met de bovenste riem.
IL- SU: Zitplaats geschikt voor het plaatsen van een semi-universeel I
s
o
F
IX-kinderzitje:
-
"
met de rug in de rijrichting", voorzien van een bovenste bevestigingsriem of een bevestigingssteun,
-
"
met het gezicht in de rijrichting", voorzien van een bevestigingssteun,
-
e
en reiswieg, voorzien van een bovenste bevestigingsriem of een bevestigingssteun.
ra
adpleeg de rubriek "I
s
o
F
IX-bevestigingspunten" voor meer informatie over het vastmaken van
de bovenste bevestigingsriem. Gewicht van het kind/
leeftijdsindicatie
Tot 10
kg
(groep 0)
to
t circa
6
maandenTot 10
kg
(groep 0) Tot 13
kg
(groep 0+)
to
t ongeveer 1 jaar9
tot 18 kg (groep 1)
Van ongeveer 1
tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg“rug in rijrichting”
“rug in rijrichting”“gezicht in rijrichting”
ISOFIX-lengtemaat F G C D E C D A B B1
Universele en semi-universele ISOFIX-
kinderzitjes die geplaatst kunnen worden op
de buitenste zitplaatsen achter IL- SU
* IL- SU IL- SUIUF / IL- SU
* De IsoFIX-reiswieg, die met de onderste bevestigingspunten op een Is oF IX-zitplaats wordt vastgezet, neemt
twee zitplaatsen achterin in beslag.
Voor universeel of semi-universeel gehomologeerde Is oF IX-kinderzitjes geldt dat de Is oF IX-lengtemaat van het kinderzitje, aangeduid door de letters
A tot en met G , naast het Is
oF IX-logo op het kinderzitje is aangebracht.
Ver wijder de hoofdsteun en berg
hem op alvorens een kinderzitje met
een rugleuning te bevestigen op een
passagiersstoel. Plaats de hoofdsteun
terug zodra het kinderzitje is verwijderd.
7
Veilig vervoeren van kinderen
Page 178 of 384

176
C5_nl_Chap07_securite-enfant_ed01-2015
elektrische kinderbeveiliging
Inschakelen
F Druk op de knop A.
Het controlelampje van de knop A gaat
branden en er verschijnt een melding op het
display van het instrumentenpaneel. De elektrische kinderbeveiliging voorkomt dat beide achterportieren van binnenuit kunnen worden
geopend en blokkeert de bediening van de achterportierruiten.
De schakelaar bevindt zich bij de schakelaars van de ruitbediening op het bestuurdersportier.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op de knop A .
Het controlelampje van de knop A gaat uit en
er verschijnt een melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Het lampje blijft uit zolang de elektrische
kinderbeveiliging is uitgeschakeld. Dit systeem werkt onafhankelijk van
de centrale vergrendeling; gebruik het
nooit in plaats daarvan.
Controleer bij het aanzetten van
het contact altijd de stand van de
kinderbeveiliging.
ne
em vóór het verlaten van de auto
altijd de sleutel uit het contact, zelfs
voor korte periodes.
bi
j een ernstige aanrijding wordt
de elektrische kinderbeveiliging
automatisch uitgeschakeld, zodat de
achterpassagiers de auto ongehinderd
kunnen verlaten. Als het lampje een ander signaal geeft,
wijst dit op een storing in de elektrische
kinderbeveiliging. Laat dit controleren
door het CI
t
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Veilig vervoeren van kinderen
Page 179 of 384

177
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
brandstoftank
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 71 liter*.
Minimumbrandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau
is bereikt, gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel
branden, in combinatie met
een geluidssignaal en een melding op het
display. Als dit lampje gaat branden, zit er nog
ongeveer 5
liter brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan.
F
D
ruk linksboven op de klep en trek
vervolgens aan de rand om de klep te
openen. De brandstoftank mag alleen gevuld
worden als het contact uit staat.
F
D
raai de sleutel een kwartslag om de
tankdop te openen of te sluiten.
F
P
laats de tankdop tijdens het tanken op de
daarvoor bestemde steun A .
F
V
ul de brandstoftank, maar stop met
tanken als het vulpistool al drie keer
is afgeslagen , aangezien er anders
storingen in de werking van uw auto
kunnen optreden.
Voor benzinemotoren met een katalysator
moet u loodvrije benzine tanken.
De opening in de vulhals heeft een aangepaste
diameter, waardoor u uitsluitend loodvrije
brandstof kunt tanken.
Openen van de
brandstoftankklep Brandstof tanken
Voor een juiste weergave van de
brandstofmeter is het raadzaam
minimaal 5
liter brandstof te tanken.
bi
j het openen van de brandstoftankdop
kan een aanzuiggeluid van lucht
hoorbaar zijn. Dit is normaal en
komt doordat de afdichting van
het brandstofcircuit een onderdruk
veroorzaakt.
ta
nk nooit als de motor door het
st
op & s
t
art-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de
sleutel.
* 55
liter voor s
l
owakije.
8
Praktische informatie
Page 180 of 384
178
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
tankbeveiliging (diesel)*
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep,
waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet
getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool. Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te tanken. Hiermee
wordt schade aan motoren, ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de brandstoftankdop ver wijdert.
Werking
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht,
druk deze niet tegen de klep van de
vulpistoolrestrictie en giet voorzichtig
om ervoor te zorgen dat de brandstof
netjes in de vulopening stroomt.
* Volgens land van verkoop.
Praktische informatie
Page 181 of 384

179
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
Brandstof voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen rijden
op biobrandstoffen van het type e1 0 (deze
bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de
eu
ropese richtlijnen en 228 en en 15376.
br
andstoffen van het type e
8
5 (deze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (
bi
oFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de
e
u
ropese richtlijn
e
n
15
293.
Brandstof voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen rijden
op biobrandstoffen die aan de huidige
en toekomstige e
u
ropese richtlijnen
voldoen (diesel die voldoet aan de richtlijn
e
n 590 gemengd met biobrandstof die voldoet
aan de richtlijn
en 14214) en die aan de pomp
getankt kunnen worden (met een gehalte aan
methyl-estervetzuren van 0
tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof
b
3
0 is bij
bepaalde dieselmotoren mogelijk. Maar
als deze brandstof, ook al is het slechts
incidenteel, wordt gebruikt, moeten de
bijzondere onderhoudsvoorschriften strikt
worden nageleefd.
r
a
adpleeg het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof
(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke
olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
Reizen naar het buitenland
omdat de tankpistolen voor het tanken
van Diesel per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
ni
et alle auto's met een dieselmotor
zijn voorzien van een tankbeveiliging.
Daarom adviseren wij u voordat u naar
het buitenland afreist bij het CI
t
ro
Ën-
n
etwerk te informeren of uw auto
geschikt is om in het desbetreffende
land te kunnen tanken.
8
Praktische informatie
Page 182 of 384

180
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
In de HDi-motoren is veel
hoogwaardige technologie toegepast.
Laat werkzaamheden aan deze
motoren daarom altijd over aan het
personeel van het CI
t
ro
Ën-
netwerk,
dat daar speciaal voor is opgeleid, of
aan een gekwalificeerde werkplaats
die over het benodigde gereedschap
beschikt.
BlueHDi motoren
brandstofpech (Diesel)
Ontluchten van het brandstofcircuit
HDi 160-motor
In geval van brandstofpech:
F v ul de brandstoftank met minimaal 5 liter
brandstof en ver wijder de afdekkap om de
opvoerpomp te kunnen bedienen.
F
b
edien vervolgens de opvoerpomp tot u
weerstand voelt,
F
s
tart de motor ter wijl u het gaspedaal iets
intrapt, totdat de motor aanslaat. Indien de motor niet bij de eerste poging wil
aanslaan, wacht dan 15
seconden alvorens
opnieuw te starten.
Als de motor na enkele pogingen nog niet
aanslaat, bedien dan opnieuw de opvoerpomp
en probeer vervolgens weer te starten.
Geef, ter wijl de motor stationair draait, iets gas
om het ontluchten te voltooien. F
V ul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
F
H
erhaal de handelingen 10
keer.
F
b
e
dien de startmotor om de motor te
starten.
Praktische informatie
Page 183 of 384

181
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
noodreparatieset voor banden
De noodreparatieset bevindt zich onder de
vloerplaat van de bagageruimte.
De volledige set voor de reparatie van een band
bestaat uit een compressor en een flacon met
afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band tijdelijk
repareren
, zodat u de dichtstbijzijnde garage
kunt bereiken. Deze reparatieset is verkrijgbaar
bij het CI
t
ro
Ën-
netwerk of bij een
gekwalificeerde werkplaats.
Met deze reparatieset kunnen gaten
met een diameter van maximaal
6
mm in het loopvlak of de hiel van de
band worden gedicht. Haal scherpe
voor werpen die in de band steken er
niet uit.
De elektrische installatie van de auto
biedt de mogelijkheid een compressor
aan te sluiten en te gebruiken voor de
duur die nodig is om een gerepareerde
lekke band op spanning te brengen of
om een klein opblaasartikel op te blazen.
Alle uitvoeringen*, behalve Diesel
BlueHDi
Uitvoering Diesel BlueHDi
* Volgens land van bestemming.
8
Praktische informatie
Page 184 of 384
182
C5_nl_Chap08_information_ed01-2015
Gebruik van de set
F Zet het contact af.
F P lak de bijgeleverde sticker met de
snelheidslimiet op het stuur wiel om u er
aan te herinneren dat u met een tijdelijk
gerepareerd wiel rijdt. F
C ontroleer of de schakelaar A in de stand
"0" staat.
F
s
l
uit de slang van de flacon 1 aan op het
ventiel van de lekke band. F
sl uit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting in de auto.
F
s
t
art de motor en laat deze draaien.
Praktische informatie