Page 161 of 344

159
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
CDS/ASR
De systemen cDs en As r zorgen voor
meer veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer risico's of
te hard rijden.
In situaties die tot gladheid kunnen leiden
(regen, sneeuw, ijzel) wordt de kans dat
de wielen hun grip verliezen groter. Het
is voor uw veiligheid dus van het grootste
belang dat de systemen
c
Ds
en A
s
r
altijd ingeschakeld zijn, zeker als de
omstandigheden gevaarlijker worden.
De goede werking van deze systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de fabrikant met
betrekking tot de wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen alsmede de
montageprocedure en het uitvoeren van
werkzaamheden door het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk. Voor een doeltreffende werking van de
systemen
cDs en As r onder winterse
omstandigheden is het noodzakelijk de
auto te voorzien van winterbanden voor en
achter die ervoor zorgen dat de wegligging
zo neutraal mogelijk is. Laat het systeem na een aanrijding
controleren door het
cIt roËn- netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
6
Veiligheid
Page 162 of 344

160
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Autogordels
Autogordels voor
Vast maken
F trek de gordel rustig naar voren en let erop
dat hij niet verdraaid komt te zitten.
F
s
t
eek de gordelgesp in de sluiting.
F
c
o
ntroleer of de gesp goed vergrendeld is
door even aan de gordel te trekken.
F
Z
org ervoor dat het heupgedeelte zo laag
mogelijk over uw middel loopt en zo strak
mogelijk zit.
F
Z
org ervoor dat het bovendeel van de
gordel precies in de schouderholte valt.
el
ke gordel is voorzien van een
oprolmechanisme waarmee de gordellengte
automatisch op uw postuur wordt afgestemd.
De autogordels voor zijn voorzien van
pyrotechnische gordelspanners met
spankrachtbegrenzing.
Dit systeem verbetert de veiligheid van de
passagiers op de zitplaatsen voor in geval van
een frontale aanrijding.
Afhankelijk van de kracht van de aanrijding
worden de gordels in een fractie van een
seconde door het pyrotechnische systeem strak
tegen het lichaam van de inzittenden getrokken. Zodra het contact wordt aangezet, worden de
pyrotechnische gordels geactiveerd.
De spankrachtbegrenzing vermindert de kracht
die wordt uitgeoefend op het bovenlichaam van
de inzittende, waardoor deze beter beschermd
wordt.
Verstellen in hoogte
De gordel is correct ingesteld als deze over het
midden van de schouder loopt.
F
o
m d
e gordel te verstellen, drukt u
de bedieningsknop op de bovenste
gordelbevestiging in en schuift u deze in de
gewenste richting.
Losmaken
F om de gordel los te maken, drukt u op de rode knop op de houder.
De gordel rolt automatisch op nadat deze is
losgemaakt.
Veiligheid
Page 163 of 344

161
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Veiligheidsgordels achter
Gordel vastmaken
F trek aan de gordel en steek vervolgens de
gesp in de gordelsluiting.
F
c
o
ntroleer of de gesp goed vergrendeld is
door even aan de riem te trekken.
Gordel losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
De drie zitplaatsen achter zijn voorzien van
driepuntsgordels met oprolautomaat met
gordelkrachtbegrenzer.
Dit display is in de dakconsole aangebracht.
Als de veiligheidsgordel niet is vastgemaakt, zal
het waarschuwingslampje van de desbetreffende
zitplaats gaan branden of knipperen.
A.
Waarschuwingslampje niet vastgemaakte/
losgemaakte veiligheidsgordels voor en/of achter.
B. W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksvoor.
C.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsvoor.
D.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsachter.
E.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
middenachter.
F.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksachter.
G. controlelampje passagiersairbag uitgeschakeld.
H. co ntrolelampje passagiersairbag ingeschakeld.
Display waarschuwingslampjes
veiligheidsgordels en
passagiersairbag vóór
6
Veiligheid
Page 164 of 344

162
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
co
ntroleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto.
u kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold. Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel
niet goed werkt, niets aan worden
gewijzigd.Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1 ,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
ra
adpleeg voor meer informatie de rubriek
"
kin
derzitjes".
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het
cIt
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, die tevens voor de garantie
zorgt en de werkzaamheden volgens de
voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
re
inig de veiligheidsgordels met zeepsop
of een reinigingsmiddel voor textiel,
verkrijgbaar bij het
c
It
ro
Ën-
netwerk.
co
ntroleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding ,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
cIt
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid
Page 165 of 344

163
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Airbags
De airbags zijn ontworpen om de veiligheid
van de inzittenden (uitgezonderd de middelste
passagier achter) te verbeteren bij ernstige
aanrijdingen. De airbags vormen een aanvulling
op de werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren en
analyseren de krachten die vrijkomen bij een
frontale en zijdelingse aanrijding en waaraan
de detectiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen om de veiligheid van
de inzittenden van de auto (uitgezonderd de
middelste passagier achter) te verbeteren.
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas
snel uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags mogelijk niet in werking.
De veiligheidsgordels zorgen in deze
situaties voor een afdoende bescherming
Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór
B. Imp
actzone opzij
De airbags werken alleen
als het contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), werken de airbags niet meer. Het activeren van een airbag gaat
gepaard met rookvorming en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan van een
airbag wordt geproduceerd, kan het
gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
6
Veiligheid
Page 166 of 344

164
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Frontairbags
Activering
De beide airbags worden geactiveerd - behalve
de frontairbag aan passagierszijde wanneer
deze is uitgeschakeld - bij een krachtige
frontale aanrijding binnen de zone voor frontale
aanrijdingen ( A), waarbij de botsingsenergie de
hartlijn van de auto in het horizontale vlak volgt
richting de achterzijde van de auto.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de
borst en het hoofd van de inzittende voorin
en het stuur wiel (bestuurderszijde) of het
dashboard (passagierszijde), om de inzittende
op te vangen bij het naar voren bewegen. Dit controlelampje brandt op het
display van de dakconsole bij
aangezet contact, zolang de airbag is
uitgeschakeld.
Uitschakelen
u kunt alleen de frontairbag aan
pa ssagierszijde uitschakelen:
F
z
et het contact af , steek de sleutel in de
schakelaar voor uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde 1 ,
F
d
raai deze in de stand "OFF" ,
F
v
er wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
sc
hakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" hebt ver wijderd, zet dan de
schakelaar 1
weer op "ON" om de airbag
opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van
uw passagier te garanderen.
De frontairbags verbeteren de veiligheid van de
bestuurder en de voorpassagier bij een frontale
aanrijding door de kans op letsel aan hoofd en
borst te beperken.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Veiligheid
Page 167 of 344

165
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Zijairbags*
Activering
De zijairbags worden bij een ernstige
zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte
van) de impactzone aan de zijkant ( B) aan
de desbetreffende zijde opgeblazen. De
krachten die vrijkomen bij de aanrijding moeten
loodrecht op de lengteas van de auto inwerken,
en in een horizontaal vlak van de buitenzijde
naar de binnenzijde van de auto zijn gericht.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de heup
en de schouder van de inzittende vóór en het
desbetreffende portierpaneel.
Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór
B. Imp actzone opzij
StoringDe zijairbags verbeteren de veiligheid van de
bestuurder en voorpassagier bij een ernstige
zijdelingse aanrijding en verkleinen de kans op
letsel aan het bovenlichaam, tussen de heup
en de schouder.
De zijairbags zijn aan de zijde van de portieren
in de rugleuningen van de voorstoelen
aangebracht.
Als dit pictogram op het display
van het instrumentenpaneel
wordt
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal en een melding, laat
het systeem dan zo snel mogelijk
controleren door het
c
It
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. De
kans bestaat dat de airbags bij een
zware aanrijding niet afgaan.
Plaats geen kinderzitje op de voorstoel en
laat ook geen volwassenen op deze zitplaats
plaatsnemen als het pictogram en het
controlelampje permanent blijven branden.
Laat het systeem controleren door
het cIt roËn- netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats als
dit controlelampje knippert.
* Volgens land van bestemming.
6
Veiligheid
Page 168 of 344

166
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Hoofdairbags*
Activering Storing
Als dit pictogram op het display
van het instrumentenpaneel wordt
weergegeven in combinatie met
een geluidssignaal en een melding,
raadpleeg dan het
c I tro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren. De kans bestaat dat de
airbags bij een ernstige aanrijding
niet worden geactiveerd.
bi
j een lichte zijdelingse aanrijding of bij
over de kop slaan, kan het zijn dat de
airbags niet worden geactiveerd.
bi
j een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding worden de zijairbags
niet geactiveerd.
De hoofdairbag wordt gelijktijdig met de zijairbag
aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een
ernstige aanrijding van opzij binnen (een gedeelte
van) de impactzone aan de zijkant (
B). De
krachten die vrijkomen bij de aanrijding moeten
loodrecht op de lengteas van de auto inwerken,
en in een horizontaal vlak van de buitenzijde naar
de binnenzijde van de auto zijn gericht.
De hoofdairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende vóór of achter in de auto en de ruiten.
De hoofdairbags verbeteren de veiligheid van
de bestuurder en de passagiers (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij een ernstige
zijdelingse aanrijding en verkleinen de kans op
letsel aan de zijkant van het hoofd.
De hoofdairbags zijn aangebracht in de stijlen
en het bovenste gedeelte van het interieur.
* Volgens land van bestemming.
Veiligheid