C5_nl_Chap00_couv-debut_ed01-2014
De online-gebruiksaanwijzing
Als de rubriek "MycItroËn" niet beschikbaar is op de website van citroën voor uw land, kunt u uw
gebruiksaanwijzing op het volgende internetadres raadplegen:
http://service.citroen.com/ddb/
u
w gebruiksaanwijzing is ook te vinden op de website van c itroën, in de rubriek "My c I tro Ë n ".
s
electeer:
s
electeer een van de volgende toegangen om
uw gebruiksaanwijzing online te raadplegen...
o
p deze persoonlijke pagina vindt u informatie over onze producten en die\
nsten en kunt u
rechtstreeks contact opnemen met het merk.
de taal,
het model van uw auto en de carrosserie-uitvoering,
de uitgifteperiode van uw gebruiksaanwijzing die overeenkomt met de eers\
te registratiedatum van
uw auto.
s
can deze code voor directe toegang tot uw gebruiksaanwijzing.
Als u de gebruiksaanwijzing online raadpleegt,
hebt u tevens toegang tot de meest recente
informatie. Deze informatie is gemakkelijk te
herkennen aan de paginamarkering die wordt
weergegeven met dit pictogram:
24
c5_nl_ chap01_controle-de-marche_ed01-2014
Motorolietemperatuurmeter
onder normale weersomstandigheden worden
alleen de blokjes in zone 1
weergegeven.
ond
er zware gebruiksomstandigheden kunnen
ook de blokjes in zone 2
w
orden weergegeven.
Matig in dat geval uw snelheid, zet indien nodig
de motor af en controleer de niveaus (zie het
desbetreffende hoofdstuk).
Koelvloeistoftemperatuurmeter
onder normale omstandigheden worden alleen
de blokjes in zone 1 weergegeven.
on
der zware omstandigheden kunnen ook
de blokjes in zone 2
worden weergegeven
en kunnen het waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur A en het
waarschuwingslampje STOP op het
instrumentenpaneel gaan branden. Stop in
dat geval onmiddellijk. Zet het contact af.
De koelventilator kan nog enige tijd blijven
draaien.
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer het lampje SERVICE gaat branden,
controleer dan de vloeistofniveaus
(zie het desbetreffende hoofdstuk). Wanneer de auto op een horizontale en vlakke
ondergrond staat, geeft het controlelampje
minimumbrandstofniveau aan dat u het
reserveniveau hebt bereikt.
er v
erschijnt een waarschuwingsmelding op
het display van het instrumentenpaneel.
Brandstofmeter
controle tijdens het rijden
26
c5_nl_ chap01_controle-de-marche_ed01-2014
Verklikkerlampjes
Controlelampje brandtOorzaak Acties / Opmerkingen
STOP
permanent in combinatie
met een ander
waarschuwingslampje.Dit waarschuwingslampje brandt bij een
lekke band, een storing met betrekking
tot het remsysteem of bij een te hoge
koelvloeistoftemperatuur.Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.Zet het contact af en neem contact op met het cIt roËn- netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Service tijdelijk.
er i
s een kleine storing
opgetreden waarbij geen specifiek
waarschuwingslampje gaat branden. Identificeer de storing met behulp van de melding op het
display, bijvoorbeeld:
-
h
et sluiten van de portieren, de achterklep, de
achterruit of de motorkap,
-
d
e batterij van de afstandsbediening,
-
d
e bandenspanning,
-
v
ervuiling van het roetfilter (diesel).
ra
adpleeg in andere gevallen het c
It
ro
Ën-
netwerk of
eengekwalificeerde werkplaats.
permanent.
er i
s een ernstige storing
opgetreden waarbij geen specifiek
waarschuwingslampje gaat branden. Identificeer de storing met behulp van de melding op
het display en raadpleeg het
c
It
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
De verklikkerlampjes waarschuwen de bestuurder in het geval van een storing
(waarschuwingslampje) of geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem
(ingeschakeld of uitgeschakeld).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan sommige waarschuwingslampjes enkele seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
so
mmige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display.
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden
één van de volgende verklikkerlampjes
gaat branden, wijst dit op een storing in het
desbetreffende systeem en moet de bestuurder
actie ondernemen.
een
waarschuwingslampje gaat altijd branden
in combinatie met een aanvullende melding om
u te helpen bij het opsporen van de storing.
ra
adpleeg indien nodig het c
It
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
controle tijdens het rijden
123
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Inschakelen
bij een storing in het systeem gaat het
verklikkerlampje in de schakelaar "ECO OFF"
knipperen en vervolgens constant branden.
Laat het systeem controleren door het
cIt
ro
Ën-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Als er in de
sto
P
-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet
meer wil aanslaan of direct afslaat: alle
verklikkerlampjes branden. Zet in dat geval het
contact af en start de auto dan met behulp van
de sleutel.
Storingen Onderhoud
Dit systeem heeft specifieke kenmerken en maakt
gebruik van een speciale 12V-accu (raadpleeg
voor meer informatie het
c
It
ro
Ën-
netwerk).
Het gebruik van een andere dan de door
cIt
ro
Ën
voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Maak voor het opladen van de 12V-accu
gebruik van een 12V-acculader. De polariteiten
mogen hierbij niet worden omgekeerd.
sc
hakel omwille van de veiligheid het
st
op & s
t
art-systeem altijd uit als u
handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren.
Het
s
t
op & s
t
art-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden
uitvoeren bij een gekwalificeerde
werkplaats, bijvoorbeeld een
servicepunt van het
c
It
ro
Ën-
netwerk,
die over alle deskundigheid en speciale
gereedschappen beschikt.
Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra u het contact
opnieuw aanzet.
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF"
.
Het systeem is dan weer ingeschakeld; het
verklikkerlampje in de schakelaar gaat uit en er
wordt een melding op het display weergegeven.
4
rijden
125
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
een lagere bandenspanning is niet altijd
zichtbaar aan een vervorming van de
band.
b
e
perk u daarom niet alleen tot
een visuele controle. De waarschuwing wordt weergegeven
zolang de desbetreffende band(en) niet
op spanning is (zijn) gebracht, is (zijn)
gerepareerd of is (zijn) vervangen.
Het reservewiel (noodreservewiel of
wiel met stalen velg) is niet voorzien
van een sensor.
Waarschuwing te lage
bandenspanning
bij een te lage bandenspanning brandt
dit verklikkerlampje in combinatie met
een geluidssignaal en, afhankelijk van
de uitrusting, in combinatie met de
weergave van een melding.
Als er een afwijking in de bandenspanning
van één band wordt geconstateerd, kan deze
band worden herkend aan het pictogram of,
afhankelijk van de uitvoering, de weergegeven
melding.
F
V
erlaag onmiddellijk de snelheid, maak
geen bruuske stuurbewegingen en rem niet
plotseling hard af.
F
Z
et uw auto stil zodra de verkeerssituatie
dit toelaat. F
co ntroleer de spanning van de vier
banden (bij koude banden) als u over een
compressor beschikt, bijvoorbeeld die van
de bandenreparatieset.
r
i
jd voorzichtig met lage snelheid verder
als u niet direct de bandenspanning kunt
controleren.
of
F
G
ebruik in geval van een lekke band
de noodreparatieset of het reservewiel
(volgens uitrusting).
Storing
Als het verklikkerlampje "te lage
bandenspanning" knippert en
vervolgens permanent brandt in
combinatie met het verklikkerlampje "service",
duidt dit op een storing in het systeem.
In dat geval wordt de bandenspanning niet
meer gecontroleerd.
Deze waarschuwing wordt ook weergegeven als
een of meerdere wielen niet zijn voorzien van
een sensor (bijvoorbeeld een noodreservewiel
of een reservewiel met stalen velg).
ra
adpleeg het c
It
ro
Ën-
netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren of monteer na
een lekke band het wiel met de originele
velg, dat is voorzien van een sensor.
Alle reparaties aan een wiel dat met dit
systeem is uitgerust en het vervangen
van een band moeten worden
uitgevoerd door het
c
It
ro
Ën-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer bij het verwisselen een wiel is
gemonteerd dat niet door uw auto wordt
gedetecteerd (voorbeeld: montage van
winterbanden), dient het systeem door
het
c
It
ro
Ën-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats opnieuw
geïnitialiseerd te worden.
4
rijden
130
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Het gaspedaal heeft aan het einde van de slag
een mechanisch “zwaar punt”. Door het pedaal
volledig in te trappen kunt u op elk gewenst
moment de ingestelde maximumsnelheid
overschrijden. Gedurende de tijd dat de
maximumsnelheid wordt overschreden,
knippert de weergegeven snelheid bij A . De
snelheidsbegrenzer treedt automatisch weer in
werking als u het gas loslaat en de rijsnelheid
weer onder de ingestelde waarde komt.
Functie uitschakelen
F Door op toets 5 te drukken.
F D oor de functie snelheidsbegrenzer te
selecteren.
F
D
oor de motor af te zetten.
Storing
Als er een storing in het systeem optreedt,
verschijnt er een bericht op het display, klinkt er
een geluidssignaal en gaat het controlelampje
SERVICE branden.
Laat dit controleren door het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Ingestelde snelheid
overschrijden
De snelheidsbegrenzer, die geen
invloed heeft op het remsysteem van de
auto, is bij een steile afdaling of een te
snelle acceleratie niet altijd in staat de
ingestelde snelheid te handhaven.
bi
j het gebruik van andere dan door
cIt
ro
Ën g
oedgekeurde matten
bestaat de kans dat het intrappen van
het gaspedaal gehinderd wordt en de
werking van de snelheidsbegrenzer
belemmerd wordt.
De door
c
It
ro
Ën
goedgekeurde
matten hebben een derde
bevestigingspunt bij de pedalen
waardoor ze de beweging van de
pedalen niet kunnen hinderen.
De snelheid knippert ook als de begrenzer niet
in staat is de ingestelde snelheid te handhaven
(bij een steile afdaling of een te snelle
acceleratie).
Laat om de begrenzer weer te activeren het
gas los, zodat de snelheid weer onder de
ingestelde waarde komt.
rijden
133
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Opnieuw inschakelen
- Door het oproepen van de opgeslagen
snelheid
D
ruk na het uitschakelen op toets 3 .
Het systeem vertraagt of versnelt de
auto automatisch tot de opgeslagen
kruissnelheid is bereikt. De opgeslagen
snelheid en de informatie " ON" worden bij
A weergegeven.
A
ls de opgeslagen kruissnelheid
aanzienlijk hoger is dan de actuele
snelheid, versnelt de auto vlot tot de
ingestelde snelheid is bereikt.
-
D
oor de huidige rijsnelheid te kiezen
D
ruk op toets 1 of 2 zodra de gewenste
snelheid is bereikt.
D
e nieuwe gewenste snelheid en de
informatie " ON" worden bij A weergegeven.
Snelheidsregelaar
uitschakelen
F Door op de toets 5 te drukken.
F D oor selectie van de functie
snelheidsregelaar.
F
D
oor de motor af te zetten.
De ingestelde snelheid wordt uit het geheugen
gewist.
bi
j deze handelingen wordt de informatie
“ PAUS E ” bij A weergegeven op het
instrumentenpaneel.
bi
j deze handelingen wordt de kruissnelheid
niet gewist; deze blijft zichtbaar op het
instrumentenpaneel.
Storing
Als er een storing in het systeem optreedt ,
verschijnt er een bericht op het display, klinkt er
een geluidssignaal en gaat het controlelampje
SERVICE branden.
Laat dit controleren door het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Gebruik de snelheidsregelaar alleen als
de verkeersomstandigheden het rijden
met een constante snelheid toelaten.
Gebruik het systeem niet als het druk is,
op slechte wegen of wegen met weinig
grip, of onder andere omstandigheden
die het rijden bemoeilijken.
bl
ijf attent en houd de auto altijd onder
controle .
Het is raadzaam om uw voeten in de
buurt van de pedalen te houden.
Onderbreken/hervatten
F Door het intrappen van rem- of koppelingspedaal.
F
o
f d
oor het indrukken van toets 3 .
F
o
f d
oor het ingrijpen van het c
Ds
of de A
s
r
.bi
j auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak wordt de snelheidsregelaar
uitgeschakeld als de versnellingspook in de
neutraalstand staat.
4
rijden
03
264
c5_nl_chap11b_rt6-2-8_ed01-2014
Door de draaiknop in te
drukken krijgt u toegang tot de
snelkeuzemenu's.
Weergave afhankelijk van de context
RADIO:
Veranderen van frequentieband
MULTIMEDIASPELERS,
CD OF USB (afhankelijk van
media):
Afspeelwijze:
Normaal
Willekeurig
Willekeurig op elk medium
Herhalen
TELEFOON
(tijdens communicatie):
Privémodus
KAARTWEERGAVE OP VOLLEDIG
OF VERKLEIND SCHERM:
Navigatie stoppen / hervatten
Een bestemming kiezen
Adres invoeren
Index
GPS-coördinaten
Alternatieve route
De kaart verplaatsen
Info plaats
Als bestemm. Kiezen Als etappe kiezen
Deze plaats opslaan (contacten)
Kaartmodus verlaten
Navigatiecriteria
In de wacht zetten
DTMF-tonen
Ophangen
1
1
1
1
1
1
1
2
2
2
2
2
1
2
2
2
1
1
1
1
1
1FM
Verkeersinformatie (TA) AM
Nieuws
Ontspanning
Speciaal of Urgent2
2
2
2
2
2
Serviceberichten1
ALGEMENE WERKING