.
c5_nl_ chap00a_sommaire_ed01-2014
richtingaanwijzers 154
Alarmknipperlichten
154
cl
a xon
155
u
rgence-oproep of Assistance-oproep
1
55
Hulpsystemen bij het remmen
1
56
st
abiliteitscontrolesystemen
157
Autogordels
160
Airbags
163br andstoftank 1 83
Vulpistoolrestrictie (diesel) 1 84
bra
ndstofpech (Diesel)
1
87
no
odreparatieset voor banden
1
88
Wiel verwisselen
1
92
sn
eeuwkettingen
198
Lamp vervangen
1
99
Zekeringen vervangen
2
10
Accu
216
ec
o - modus
219
sl
epen van uw auto
2
20
tr
ekken van een aanhanger
2
22
Dakdragers
224
be
scherming bij winterse
omstandigheden
225
sne
euwscherm
226
ond
erhoudstips
227
Accessoires
228
Motor kap
231
ben
zinemotoren
232
Dieselmotoren
233
niv
eaus controleren
2
35
co
ntroles
239ben zinemotoren 242
Gewichten uitvoeringen
met benzinemotor
2
43
Dieselmotoren
2
45
Gewichten uitvoeringen met dieselmotor
2
47
Gewichten uitvoeringen
n1
met dieselmotor (
to
urer)
2
51
Afmetingen
252
Identificatie 256
u
rgence-oproep of Assistance-oproep
2
57
eMyWay
259
Autoradio
313
Audio en datacommunicatie
tre
fwoordenregister
Veilig vervoeren van kinderen Praktische informatie
ond
erhoud
Veiligheid
te
chnische gegevens
kinderzitjes
168
ui
tschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde
1
71
I
soF
IX-kinderzitjes
178
ki
nderbeveiliging
1
82
Inhoudsopgave
5
c5_nl_ chap00b_vue-ensemble_ed01-2014
Interieur
Voorzieningen bagageruimte
(s edan) 9 1
- sjorogenVoorzieningen bagageruimte (tou rer) 92
- sjorogen,
- haken,
-
bagagenet,bagageafdekscherm (tou rer) 9 3ba
gagenet (tou rer) 9 4-95
ba
ndenreparatieset
188-191
to
egang tot het reservewiel
1
93
kin
derzitjes
168-177
I
soF
IX-bevestigingspunten
1
78-181
ki
nderbeveiliging
182Achterzitplaatsen
6
5-66
sk
iluik
90
Voor stoelen
5 8 - 61
Veiligheidsgordels
160-162Airbags
16
3 -167
Zonneschermen zijruiten
9
0
Handschoenenkastje
8
6
.
overzicht
32
c5_nl_ chap01_controle-de-marche_ed01-2014
Controlelampje brandtOorzaak Acties / Opmerkingen
Voorgloeien
dieselmotor permanent.
Het contactslot staat in de tweede
stand (
co
ntact).Wacht met starten tot het controlelampje is gedoofd.
De wachttijd is afhankelijk van de
weersomstandigheden.
Handrem permanent. De handrem is aangetrokken. Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat;
trap het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
ra
adpleeg het hoofdstuk "
ri
jden" voor meer
informatie over de handrem.
knippert.
De handrem is niet goed
aangetrokken of vrijgezet.
Airbag
voorpassagie rpermanent.
De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "ON".
De passagiersairbag is ingeschakeld.
Plaats in dit geval geen kinderzitje
met de "rug in de rijrichting". Zet de schakelaar in de stand "
OFF" om de
passagiersairbag uit te schakelen.
u
kunt nu een kinderzitje plaatsen met de "rug in de
rijrichting", behalve in het geval van een storing in de
airbags.
Stop & Star t permanent.
Het stop & st art-systeem heeft de motor
in de stoP -stand gezet (verkeerslicht,
stopbord, opstopping, enz.).Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch
gestart als u wilt wegrijden.
knippert enkele
seconden en gaat
dan uit. De
sto
P
-stand is nu niet
beschikbaar.
of
De motor wordt automatisch in de
stAr
t
-
stand gezet.
ra
adpleeg voor meer informatie over de
bijzonderheden van de
sto
P
- en st
Ar
t
-
stand de
rubriek "
s
top & s
t
art".
controle tijdens het rijden
33
c5_nl_ chap01_controle-de-marche_ed01-2014
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
Controlelampje brandtOorzaak Acties / Opmerkingen
Passagiersairbag
vóór permanent.
De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "OFF".
De frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
u
kunt een kinderzitje met de "rug
in de rijrichting" plaatsen, behalve
in het geval van een storing in het
airbagsysteem. Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de frontairbag
aan passagierszijde in te schakelen.
be
vestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje
met de "rug in de rijrichting".
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
so
ms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.
1
controle tijdens het rijden
161
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Veiligheidsgordels achter
Gordel vastmaken
F trek aan de gordel en steek vervolgens de
gesp in de gordelsluiting.
F
c
o
ntroleer of de gesp goed vergrendeld is
door even aan de riem te trekken.
Gordel losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
De drie zitplaatsen achter zijn voorzien van
driepuntsgordels met oprolautomaat met
gordelkrachtbegrenzer.
Dit display is in de dakconsole aangebracht.
Als de veiligheidsgordel niet is vastgemaakt, zal
het waarschuwingslampje van de desbetreffende
zitplaats gaan branden of knipperen.
A.
Waarschuwingslampje niet vastgemaakte/
losgemaakte veiligheidsgordels voor en/of achter.
B. W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksvoor.
C.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsvoor.
D.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsachter.
E.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
middenachter.
F.
W
aarschuwingslampje veiligheidsgordel
linksachter.
G. controlelampje passagiersairbag uitgeschakeld.
H. co ntrolelampje passagiersairbag ingeschakeld.
Display waarschuwingslampjes
veiligheidsgordels en
passagiersairbag vóór
6
Veiligheid
162
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
co
ntroleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto.
u kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold. Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel
niet goed werkt, niets aan worden
gewijzigd.Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1 ,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
ra
adpleeg voor meer informatie de rubriek
"
kin
derzitjes".
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het
cIt
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, die tevens voor de garantie
zorgt en de werkzaamheden volgens de
voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
re
inig de veiligheidsgordels met zeepsop
of een reinigingsmiddel voor textiel,
verkrijgbaar bij het
c
It
ro
Ën-
netwerk.
co
ntroleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding ,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
cIt
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheid
163
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Airbags
De airbags zijn ontworpen om de veiligheid
van de inzittenden (uitgezonderd de middelste
passagier achter) te verbeteren bij ernstige
aanrijdingen. De airbags vormen een aanvulling
op de werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren en
analyseren de krachten die vrijkomen bij een
frontale en zijdelingse aanrijding en waaraan
de detectiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen om de veiligheid van
de inzittenden van de auto (uitgezonderd de
middelste passagier achter) te verbeteren.
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas
snel uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags mogelijk niet in werking.
De veiligheidsgordels zorgen in deze
situaties voor een afdoende bescherming
Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór
B. Imp
actzone opzij
De airbags werken alleen
als het contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), werken de airbags niet meer. Het activeren van een airbag gaat
gepaard met rookvorming en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan van een
airbag wordt geproduceerd, kan het
gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
6
Veiligheid
164
c5_nl_ chap06_securite_ed01-2014
Frontairbags
Activering
De beide airbags worden geactiveerd - behalve
de frontairbag aan passagierszijde wanneer
deze is uitgeschakeld - bij een krachtige
frontale aanrijding binnen de zone voor frontale
aanrijdingen ( A), waarbij de botsingsenergie de
hartlijn van de auto in het horizontale vlak volgt
richting de achterzijde van de auto.
De frontairbag wordt opgeblazen tussen de
borst en het hoofd van de inzittende voorin
en het stuur wiel (bestuurderszijde) of het
dashboard (passagierszijde), om de inzittende
op te vangen bij het naar voren bewegen. Dit controlelampje brandt op het
display van de dakconsole bij
aangezet contact, zolang de airbag is
uitgeschakeld.
Uitschakelen
u kunt alleen de frontairbag aan
pa ssagierszijde uitschakelen:
F
z
et het contact af , steek de sleutel in de
schakelaar voor uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde 1 ,
F
d
raai deze in de stand "OFF" ,
F
v
er wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
sc
hakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd uit
als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" hebt ver wijderd, zet dan de
schakelaar 1
weer op "ON" om de airbag
opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van
uw passagier te garanderen.
De frontairbags verbeteren de veiligheid van de
bestuurder en de voorpassagier bij een frontale
aanrijding door de kans op letsel aan hoofd en
borst te beperken.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Veiligheid