Page 105 of 344

103
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Handmatige bediening
Handrem aantrekken
Wanneer de auto stilstaat en u bij draaiende of
afgezette motor de handrem wilt aantrekken,
trekt u aan de hendel A .
De aangetrokken toestand van de handrem
wordt aangegeven door:
-
h
et branden van het
controlelampje P op de hendel A ,
-
d
e melding "handrem aangetrokken" op het
display van het instrumentenpaneel. -
h
et branden van dit controlelampje
op het instrumentenpaneel,
Wanneer u het bestuurdersportier
opent bij draaiende motor ter wijl de
handrem niet is aangetrokken, klinkt er
een geluidssignaal en verschijnt er een
melding op het display.
Het is altijd mogelijk de handrem handmatig te
bedienen.
Handrem vrijzetten
om bij aangezet contact of draaiende motor de
handrem vrij te zetten, trapt u het rempedaal
in, drukt
u de hendel A in en laat u deze
vervolgens weer los .
De vrijgezette toestand van de handrem wordt
aangegeven door: -
h
et doven van het controlelampje
P op de hendel A ,
-
d
e melding "handrem vrijgezet" op het
display van het instrumentenpaneel. -
h
et doven van dit controlelampje
op het instrumentenpaneel,
Geef, wanneer de auto stilstaat met
draaiende motor, niet onnodig gas,
omdat u dan het risico loopt dat de
handrem wordt vrijgezet.
Als u de hendel A indrukt zonder het
rempedaal in te trappen, wordt de handrem niet
vrijgezet en de melding "
re
mpedaal intrappen"
wordt op het instrumentenpaneel weergegeven.
4
rijden
Page 106 of 344

104
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Extra stevig aantrekken
u kunt, indien nodig, de handrem extra stevig
a antrekken . Dit gebeurt door de de hendel A
langer te bedienen , tot de melding "Handrem
extra stevig aangetrokken" op het display
verschijnt en er een geluidsignaal klinkt.
Het extra stevig aantrekken van de handrem is
noodzakelijk onder de volgende omstandigheden:
- wanneer een caravan of aanhanger aan de auto is gekoppeld en de automatische
bediening is geactiveerd terwijl u de
handrem handmatig bedient,
-
w
anneer de hellingcondities vermoedelijk
zullen variëren ter wijl de auto stilstaat
(bijvoorbeeld wanneer de auto vervoerd
wordt op een boot of trailer, of bij slepen).
-
I
n geval van een aangekoppelde
aanhanger, wanneer de auto beladen
is of op een steile helling staat, dient u
bij het parkeren een voor wiel tegen de
stoeprand te draaien en een versnelling in
te schakelen.
-
n
a h
et extra stevig aantrekken van de
handrem duurt het langer voordat de
handrem weer is vrijgezet.
Bijzondere omstandigheden
In bepaalde situaties (starten van de motor...)
bepaalt de handrem zelf zijn aantrekkracht. Dit
is normaal.
Wilt u de auto enkele centimeters verplaatsen
zonder de motor te starten, trap dan met
aangezet contact het rempedaal in en zet
de handrem vrij door eerst de hendel A in te
drukken en deze vervolgens los te laten .
De vrijgezette toestand van de handrem
wordt aangegeven door het doven van
het controlelampje P op de hendel en het
controlelampje op het instrumentenpaneel in
combinatie met de melding "handrem vrijgezet"
op het display van het instrumentenpaneel.
om d
e goede werking van het systeem en
daarmee uw veiligheid te garanderen, is het
aantal keren dat u de handrem achter elkaar kunt
aantrekken en vrijzetten beperkt tot acht keer.
bi
j overmatig gebruik wordt u gewaarschuwd
door de melding “
st
oring handrem” en gaat een
waarschuwingslampje knipperen. Als de accu leeg is, werkt de elektrische
handrem niet meer.
Als de handrem niet is aangetrokken,
schakel dan als voorzorg een
versnelling in of plaats een stut tegen
een van de wielen om te voorkomen dat
de auto weg kan rollen.
ne
em contact op met het c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
rijden
Page 107 of 344

105
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
bij een defect aan het systeem,
aangegeven door het branden van dit
controlelampje, kan de stabiliteit bij het
remmen niet worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft
door afwisselend aan de hendel A te
trekken en deze weer los te laten.
De dynamische noodrem mag alleen in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
Als de auto niet kan worden stilgezet,
raadpleeg dan het
c
It
ro
Ën-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Dynamische noodrem
bij een storing van het hoofdremsysteem of bij
uitzonderlijke situaties (onwel worden van de
bestuurder, geven van rijles in de eigen auto
(indien toegestaan)...), kan de auto worden
gestopt door aan de hendel A te trekken en
deze vast te houden.
De dynamische stabiliteitsregeling (
cDs)
zorgt
ervoor dat de auto stabiel blijft wanneer de
dynamische noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem van
de dynamische noodrem verschijnt een van
de volgende meldingen op het display van het
instrumentenpaneel:
-
"st
oring handrem".
-
"st
oring bediening handrem".
4
rijden
Page 108 of 344

106
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
T O E S TA N D GEVOLGEN
1 Defect van de elektrische handrem en weergave van
de melding "
Storing handrem " en branden van de
volgende waarschuwingslampjes: Als het waarschuwingslampje van de elektrische handrem in combinatie met
het
s
e
rvicelampje gaat branden, moet de auto op een veilige manier worden
geparkeerd (vlakke ondergrond, versnelling ingeschakeld).
2 Weergave van de meldingen "
Storing handrem" en
" Storing Hill Start Assist " en het branden van de
volgende waarschuwingslampjes: -
D
e automatische bediening is uitgeschakeld.
-
D
e Hill s
t
art Assist is niet beschikbaar.
-
D
e elektrische handrem kan alleen handmatig worden bediend.
3 Weergave van de meldingen "
Storing handrem" en
" Storing Hill Start Assist " en het branden van het
volgende waarschuwingslampje: -
D
e functie voor het handmatig vrijzetten van de handrem is uitgeschakeld.
-
D
e Hill s
t
art Assist is niet beschikbaar.
-
D
e functies voor het automatisch bedienen en het handmatig aantrekken
blijven beschikbaar.
ra
adpleeg als een van deze gevallen zich voordoet zo snel mogelijk het c
It
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storingen
rijden
Page 109 of 344

107
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
T O E S TA N D GEVOLGEN
4 Weergave van de meldingen "Storing handrem"
en
"Storing Hill Start Assist" en het branden van de
volgende waarschuwingslampjes:
en/of
k
nipperen-
D
e automatische bediening is uitgeschakeld.
-
D
e Hill s
t
art Assist is niet beschikbaar.
om
de elektrische handrem te bedienen:
F
b
e
veilig de auto tegen wegrollen en zet het contact uit.
F
t
r
ek minimaal 5 seconden aan de hendel of totdat de handrem wordt bediend.
F
Z
et het contact aan en controleer of de controlelampjes van de elektrische
handrem gaan branden.
-
H
et bedienen duurt langer dan normaal.
-
A
ls het controlelampje (!) knippert of als de controlelampjes niet gaan branden
met het contact aan, werkt deze methode niet. Laat dit controleren door het
cIt
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
om d
e elektrische handrem vrij te zetten:
F
Z
et het contact aan.
F
H
oud de hendel gedurende circa 3
seconden ingedrukt.
5 Weergave van de melding "
Storing bediening
handrem - automatische stand geactiveerd" en
branden van de volgende waarschuwingslampjes:
en/of
k
nipperen-
A
lleen de functies van het automatisch bedienen bij het afzetten van de motor
en het automatisch vrijzetten bij het wegrijden zijn beschikbaar.
-
H
et handmatig bedienen/vrijzetten van de elektrische handrem is niet mogelijk
en de dynamische noodremfunctie is niet beschikbaar.
6 Weergave van de melding "
Storing handrem" en het
branden van het volgende waarschuwingslampje:
knipperen -
A
ls de handrem wordt bediend, kan niet worden gegarandeerd dat deze wordt
aangetrokken.
-
D
e functie handrem is op dit moment niet beschikbaar.
Als dit het geval is:
F
W
acht ongeveer 3 minuten.
F
P
robeer, als na 3 minuten het controlelampje nog knippert, de handrem
te resetten door ofwel hendel A in te drukken en los te laten ter wijl u het
rempedaal intrapt, ofwel door langdurig aan hendel A te trekken.
7
st
oring accu -
A
ls het laadstroomlampje gaat branden moet u de auto direct stoppen (rekening
houdend met het overige verkeer) en tegen wegrollen beveiligen.
-
b
e
dien de elektrische handrem alvorens de motor af te zetten.
4
rijden
Page 110 of 344

108
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Hill start Assist
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een
helling uw auto ongeveer 2
seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
-
a
ls de auto volledig stilstaat met het
rempedaal ingetrapt,
-
b
ij bepaalde hellingcondities,
-
a
ls het bestuurdersportier is gesloten.
De hill holder kan niet worden uitgeschakeld.Werking
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden wanneer
u het rempedaal loslaat:
-
a
ls bij de handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand is
ingeschakeld,
-
a
ls bij de automatische versnellingsbak de
stand D of M is ingeschakeld. Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat de Hill
s
t
art Assist in werking is.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, gebruik dan de handrem
en controleer of het controlelampje
handrem (op het instrumentenpaneel)
blijft branden.
rijden
Page 111 of 344
109
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Handgeschakelde 5-versnellingsbak
F controleer of de versnellingspook in de
neutraalstand staat.
F
G
eef geen gas.
F
b
i
j een auto met dieselmotor; draai de
contactsleutel in de stand M . Als het
voorgloeilampje brandt, wacht dan totdat
dit gedoofd is.
F
b
e
dien de startmotor door de sleutel om te
draaien totdat de motor aanslaat (maximaal
10
seconden).
F
t
r
ap bij temperaturen beneden 0°
c t
ijdens
het starten het koppelingspedaal in, om de
startprocedure te vergemakkelijken.
Inschakelen van de
achteruitversnelling
F beweeg de versnellingshendel eerst naar rechts en dan naar achteren.
Starten van de motor
schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
4
rijden
Page 112 of 344
110
c5_nl_ chap04_conduite_ed01-2014
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
F beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of de
6e versnelling in te schakelen.
Inschakelen van de 5e of de
6e versnelling Inschakelen van de
achteruitversnelling
F trek de ring onder de pookknop omhoog
en beweeg de versnellingshendel eerst
naar links en dan naar voren.
sc
hakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Als u dit niet doet, kan de
versnellingsbak onherstelbaar
beschadigd raken (door per ongeluk
inschakelen van de 3
e of 4e versnelling).
rijden