Page 185 of 344

183
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
brandstoftank
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 71 liter*.
Minimumbrandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau is
bereikt, gaat dit controlelampje op
het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele display. Als
dit lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 5
liter
brandstof in de tank.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u zonder brandstof komt te staan.
F
D
ruk linksboven op de klep en trek
vervolgens aan de rand om de klep te
openen. F
d
raai de sleutel een kwartslag om de
tankdop te openen of te sluiten,
F
p
laats de tankdop tijdens het tanken op de
daarvoor bestemde steun A ,
F
v
ul de brandstoftank, maar stop met
tanken als het vulpistool al drie keer
is afgeslagen , aangezien er anders
storingen in de werking van uw auto
kunnen optreden.
De brandstoftank mag alleen gevuld
worden als het contact uit staat.
Voor benzinemotoren met een katalysator
moet u loodvrije benzine tanken.
Openen van de
brandstoftankklep Brandstof tanken
* 55 liter voor sl
owakije. Voor een juiste weergave van de
brandstofmeter is het raadzaam
minimaal 5
liter brandstof te tanken.
De opening in de vulhals heeft een
aangepaste diameter, waardoor u
uitsluitend loodvrije brandstof kunt tanken.
bi
j het openen van de brandstoftankdop
kan een aanzuiggeluid van lucht hoorbaar
zijn. Dit is normaal en komt doordat de
afdichting van het brandstofcircuit een
onderdruk veroorzaakt.
ta
nk nooit als de motor door het
st
op & s
t
art-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de
sleutel.
8
Praktische informatie
Page 186 of 344
184
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Vulpistoolrestrictie (diesel)*
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep,
waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet
getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
* Volgens land van bestemming. Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om
benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan motoren, ontstaan door het tanken van de verkeerde
brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de brandstoftankdop ver wijdert.
Werking
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht,
druk deze niet tegen de klep van de
vulpistoolrestrictie en giet voorzichtig
om ervoor te zorgen dat de brandstof
netjes in de vulopening stroomt.
Praktische informatie
Page 187 of 344

185
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Brandstof voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen rijden
op biobrandstoffen van het type
e1 0 (deze
bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de
eu
ropese richtlijnen en 228 en en 15376.
br
andstoffen van het type e
8
5 (deze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (
bi
oFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de
e
u
ropese
richtlijn
en 15293.
Brandstof voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen rijden
op biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige e
u
ropese richtlijnen voldoen
(diesel die voldoet aan de richtlijn
e
n 590 gemengd met biobrandstof die voldoet
aan de richtlijn
en 14214) en die aan de pomp
getankt kunnen worden (met een gehalte aan
methyl-estervetzuren van 0
tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof
b
3
0 is bij
bepaalde dieselmotoren mogelijk. Maar
als deze brandstof, ook al is het slechts
incidenteel, wordt gebruikt, moeten de
bijzondere onderhoudsvoorschriften strikt
worden nageleefd.
r
a
adpleeg het c
It
ro
Ën-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof
(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke
olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden (kans
op schade aan de motor en het brandstofcircuit).
Reizen naar het buitenland
omdat de tankpistolen voor het tanken
van Diesel per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
Wij adviseren u daarom voordat u naar
het buitenland afreist bij het
c
It
ro
Ën-
n
etwerk te informeren of uw auto
geschikt is om in het desbetreffende
land te kunnen tanken.
8
Praktische informatie
Page 188 of 344

186
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Aftappen van het brandstoffilter
Afdekkap
Afdekkap verwijderen
Aftappen van water uit het
brandstoffilter
tap het systeem regelmatig af (bij elke keer dat
de motorolie wordt ververst).
Draai de aftapplug of de sensor water in brandstof
aan de onderzijde van het brandstoffilter los om
het water weg te laten lopen.
Laat het water geheel weglopen.
Draai vervolgens de aftapplug of de sensor
water in brandstof weer vast.
HDi 115- en HDi 160-motor
F
t
rek
de afdekkap omhoog om deze te
verwijderen.
HDi 140-motor
F
V
erwijder de afdekkap door deze eerst bij
punt 3
los te maken en vervolgens bij punt
1
en 4 .
F
M
aak de kap bij punt 2
los door deze naar
u toe te trekken en vervolgens op te tillen.Terugplaatsen
F Maak de kap als eerste bij punt 2 weer
vast.
F
b
e
weeg de kap omlaag en gelijktijdig naar
het midden toe.
F
M
aak de kap bij de punten 3 en 4 vast
door deze omlaag en iets naar achteren te
drukken.
F
M
aak de kap bij punt 1 vast door deze
omlaag te drukken.
Praktische informatie
Page 189 of 344

187
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
brandstofpech (Diesel)
F Maak de afdekkap los om toegang te
krijgen tot de brandstofopvoerpomp.
F
M
aak de afdekkap los om toegang te
krijgen tot de brandstofopvoerpomp.
Ontluchten van het
brandstofcircuit
In geval van brandstofpech:
F V ul de brandstoftank met minimaal
5
liter brandstof en ver wijder de afdekkap.
be
dien vervolgens de opvoerpomp tot u
weerstand voelt.
F
s
t
art de motor ter wijl u het gaspedaal iets
intrapt, totdat de motor loopt. In de HDi-motoren is veel
hoogwaardige technologie toegepast.
Laat werkzaamheden aan deze motoren
daarom altijd over aan het personeel
van het
c
It
ro
Ën-
netwerk, dat daar
speciaal voor is opgeleid, of aan een
gekwalificeerde werkplaats die over het
benodigde gereedschap beschikt.
Indien de motor niet bij de eerste poging wil
aanslaan, wacht dan vijftien seconden alvorens
opnieuw te starten.
Als de motor na enkele pogingen nog niet
aanslaat, bedien dan opnieuw de opvoerpomp
en probeer vervolgens weer te starten.
Geef, ter wijl de motor stationair draait, iets gas
om het ontluchten te voltooien.
HDi 115-motor
HDi 140- en HDi 160-motor
8
Praktische informatie
Page 190 of 344
188
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
noodreparatieset voor banden
De noodreparatieset bevindt zich onder de
vloerplaat van de bagageruimte.
De volledige set voor de reparatie van een band
bestaat uit een compressor en een flacon met
afdichtmiddel. Hiermee kunt u de band tijdelijk
repareren
, zodat u de dichtstbijzijnde garage
kunt bereiken. Deze reparatieset is verkrijgbaar
bij het c
It
ro
Ën-
netwerk of bij een
gekwalificeerde werkplaats.
Met deze reparatieset kunnen gaten
met een diameter van maximaal
6 mm in het loopvlak of de hiel van de
band worden gedicht. Haal scherpe
voor werpen die in de band steken er
niet uit.
De elektrische installatie van de auto
biedt de mogelijkheid een compressor
aan te sluiten en te gebruiken voor de
duur die nodig is om een gerepareerde
lekke band op spanning te brengen of
om een klein opblaasartikel op te blazen.
Praktische informatie
Page 191 of 344
189
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
Gebruik van de set
F Zet het contact af.
F
P lak de bijgeleverde sticker met de
snelheidslimiet op het stuur wiel om u er
aan te herinneren dat u met een tijdelijk
gerepareerd wiel rijdt. F
co ntroleer of de schakelaar A in de stand
"0" staat.
F
s
l
uit de slang van de flacon 1 aan op het
ventiel van de lekke band. F
sl uit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting in de auto.
F
s
t
art de motor en laat deze draaien.
8
Praktische informatie
Page 192 of 344
190
c5_nl_ chap08_information_ed01-2014
F Ver wijder de compressor, maak de flacon
los en berg deze op in een waterdichte zak,
zodat restanten van de vloeistof niet in de
auto terecht kunnen komen.
F
r
i
jd onmiddellijk ongeveer drie kilometer
met beperkte snelheid (tussen 20
en
60
km/h), zodat het afdichtingsproduct het
lek kan dichten.
F
Z
et de auto stil en controleer de reparatie en
de bandenspanning. F
sl uit de slang van de compressor direct
aan op het ventiel van de gerepareerde
band.
F
A
ctiveer de compressor door de
schakelaar A in de stand "1" te zetten, tot
de bandenspanning 2,0
bar bedraagt.
Als deze spanning niet binnen ongeveer
vijf tot tien minuten bereikt kan worden,
kan de band niet worden gerepareerd.
ro
ep in dat geval de hulp in van het
cIt
ro
Ën-
netwerk.
Praktische informatie