Page 65 of 344

63
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
spiegels
De verstelbare buitenspiegels zorgen voor
het benodigde zicht naar achteren bij een
inhaalmanoeuvre of het parkeren van de
auto. De buitenspiegels kunnen ook worden
ingeklapt.
Verstellen
Zet het contact aan:
F
z et de knop A naar links of rechts om de
desbetreffende spiegel te selecteren,
F
d
uw de knop B in de vier richtingen om de
spiegel af te stellen,
F
z
et de knop A weer in het midden.
Inklappen
F van buitenaf: vergrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel.
F
v
anuit het interieur: trek bij aangezet
contact de schakelaar A naar achteren.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met
behulp van de schakelaar A , worden ze niet
automatisch uitgeklapt als de auto wordt
ontgrendeld.
t
rek
nogmaals de schakelaar
A naar achteren om de buitenspiegels uit te
klappen.
Uitklappen
F van buitenaf: ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel.
F
v
anuit het interieur: trek bij aangezet contact
de schakelaar A naar achteren.
Als de spiegels handmatig van positie zijn veranderd,
kunt u door de schakelaar A ingedrukt te houden de
automatische bediening weer inschakelen.
Het automatisch in- en uitklappen van de
buitenspiegels kan worden gedeactiveerd door
het
c
It
ro
Ën-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Buitenspiegels
De weergegeven objecten in de
buitenspiegels lijken verder af dan ze in
werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden gehouden om
de afstand ten opzichte van achteropkomend
verkeer goed in te schatten.
Het ontdooien/ontwasemen van de
buitenspiegels is gekoppeld aan die van
de achterruitverwarming.
3
ergonomie en comfort
Page 66 of 344

64
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Automatisch dimmende binnenspiegel
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de dagstand
gezet voor een maximaal zicht naar achteren. Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt, meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
De binnenspiegel is voorzien van een
nachtstand (antiverblindingsstand) waardoor
het spiegelglas automatisch donker wordt:
de bestuurder heeft hierdoor minder last van
de verlichting van achteropkomend verkeer,
zonneschijn enz.... Auto's voorzien van elektrochromen
buitenspiegels hebben een aan/uit-schakelaar
gecombineerd met een controlelampje.
Aan
F Zet het contact aan en druk op de
schakelaar 1 .
Lampje 2
gaat branden en de spiegel wordt in
de automatische antiverblindingsstand gezet.
Uit
F Druk op schakelaar 1 .
Het lampje 2 gaat uit en de ongedimde stand
van de spiegel blijft gehandhaafd.
Binnenspiegel
Binnenspiegel met handbediende
dag-/nachtstand
Verstellen
F stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.
Dag-/nachtstand
F trek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten.
F
D
uw het hendeltje naar voren om de
spiegel terug te zetten in de dagstand.
om
veiligheidsredenen moeten de
spiegels zo zijn ingesteld dat de "dode
hoek" zo klein mogelijk is.
Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto.
De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder
minder hinder ondervindt van de zon en van koplampverlichting van achteropkomend verkeer ...
ergonomie en comfort
Page 67 of 344
65
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Achterbank
u kunt het linkerdeel (2/3) en/of het rechterdeel (1/3) van de achterbank neerklappen om de bagageruimte te vergroten.
F s
c
huif de voorstoel aan de desbetreffende
zijde indien nodig naar voren.
F
t
i
l de voorzijde van de zitting 1 omhoog.
F
k
a
ntel de zitting 1 volledig tegen de
rugleuning van de voorstoel.
F
V
er wijder de zitting 1 uit de bevestigingen
door de zitting omhoog te trekken.
Terugplaatsen van de zitting
F Plaats de zitting 1 in verticale richting in de
bevestigingen.
F
k
lap
de zitting 1 omlaag.
F
D
ruk de zitting vast.
Verwijderen van de zitting
3
ergonomie en comfort
Page 68 of 344

66
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Hoofdsteunen achter
De hoofdsteunen achter zijn ver wijderbaar en
kunnen in twee standen worden gezet:
-
o
mhoog, om ze te gebruiken.
-
o
mlaag, als ze niet worden gebruikt.
tr
ek aan de hoofdsteun om hem omhoog te
zetten.
Druk op de blokkeerpal en duw de hoofdsteun
vervolgens omlaag om hem omlaag te zetten.
u
kunt de hoofdsteun ver wijderen door hem
omhoog te zetten, op de blokkeerpal te drukken
en de hoofdsteun omhoog te trekken.
st
eek om de hoofdsteun te plaatsen de pennen
recht in de openingen.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd; de hoofdsteunen moeten
zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
Terugplaatsen van de achterbank
bij het terugplaatsen van de achterbank:
F zet de rugleuning 2 re chtop en vergrendel deze,F klap de zitting 1 terug,
F z et de hoofdsteunen weer in de hoogste
stand of plaats deze terug.
Let erop dat bij het terugplaatsen van de
achterbank de veiligheidsgordels niet klem
komen te zitten en dat de gesphouders op de
juiste plek komen te zitten.
De rode controlemarkering van de bediening
3
mag niet meer zichtbaar zijn, anders moet u
de rugleuning zo ver mogelijk naar achteren
duwen.
Neerklappen van de
achterbank
kantel om beschadiging van de achterbank te
voorkomen altijd eerst de zitting naar voren
voordat u de rugleuning neerklapt :
F
s
chuif de voorstoel indien nodig naar voren,
F
t
il de voorzijde van de zitting 1 omhoog,
F
k
antel de zitting 1 volledig tegen de
rugleuning van de voorstoel,
F
c
ontroleer of de veiligheidsgordel langs de
rand van de rugleuning loopt,
F
z
et de hoofdsteunen in de laagste stand of
ver wijder deze zo nodig,
F
t
rek de hendel 3 naar voren om de
rugleuning 2
te ontgrendelen,
F
k
lap de rugleuning 2 n e e r.
De zitting 1
kan worden ver wijderd voor extra
laadruimte.
ergonomie en comfort
Page 69 of 344
67
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Ventilatie
A. Zonnesensor.
B.
r
o
oster voor de zachte luchtstroom.
H
et rooster voor de zachte luchtstroom in
het midden van het dashboard zorgt voor
een optimale luchtverdeling vóór in de auto.
D
it systeem voorkomt tocht en zorgt voor
een optimale temperatuur in het interieur.
D
raai het wieltje naar boven om het rooster
voor de zachte luchtstroom te openen.
D
raai het wieltje naar beneden om het
rooster voor de zachte luchtstroom te
sluiten.
A
ls het erg warm weer is, kan het rooster
voor de zachte luchtstroom beter gesloten
worden. Hierdoor is de uitstroom via de
roosters midden op en aan de zijkanten
van het dashboard groter.
C.
G
ekoeld dashboardkastje.
D.
V
entilatieroosters achterpassagiers.
3
ergonomie en comfort
Page 70 of 344

68
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Het is aan te raden de automatische regeling
van de airconditioning te gebruiken.
Hiermee worden de luchthoeveelheid, de
binnentemperatuur en de luchtverdeling
automatisch en optimaal geregeld aan
de hand van signalen van verschillende
sensoren (buitentemperatuursensor,
zonnesensor), zodat u de instelling niet
handmatig hoeft te wijzigen.
F
D
ek de zonnesensor A niet af.
Als u de automatische regeling van
de airconditioning gebruikt (door de
toets "A
u
to
" i
n te drukken) en alle
uitstroomopeningen open laat, geniet u
van een optimaal comfort, wordt vocht
aan de lucht onttrokken en worden
beslagen ruiten voorkomen, ongeacht de
weersomstandigheden.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kan
de temperatuur in het interieur niet lager
worden dan de buitentemperatuur.
Het systeem kan alleen efficiënt werken als
de ruiten gesloten zijn. Als de auto lang in de
zon heeft gestaan en het interieur erg warm
is geworden, zet dan de ruiten gedurende
een paar minuten open zodat de warmte kan
ontsnappen.
Gebruiksadviezen voor de ventilatie, verwarming en airconditioning
Zet de airconditioning minstens een keer
per maand aan om het systeem in per fecte
staat te houden.
Wanneer de airconditioning in werking is,
onttrekt deze energie aan de motor, hetgeen
leidt tot een hoger brandstofverbruik.
In sommige omstandigheden waarbij veel
van de motor wordt gevraagd (trekken van
een zware aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan, door
de airconditioning uit te schakelen, meer
vermogen van de motor worden gebruikt
voor het trekken van de aanhanger.
Luchttoevoer
Zorg ervoor dat het luchtinlaatrooster onder
de voorruit van de auto schoon is (vrij van
bladeren, sneeuw, etc.).
Als u voor het wassen van uw auto gebruik
maakt van een hogedrukreiniger, richt dan
de straal nooit op de luchtinlaatroosters.
ee
n aangenaam interieurklimaat wordt in
de eerste plaats verkregen door een goede
luchtverdeling in de auto, zowel voor als
a c h t e r.
Let er voor een optimale luchtverdeling
op dat het luchtinlaatrooster onder
de voorruit, de ventilatieroosters, de
luchttoevoeropeningen onder de voorstoelen
en de luchtafvoerkanalen achter de
afdekplaatjes in de bagageruimte niet
worden afgedekt.
De ventilatieroosters voor en achter
zijn voorzien van wieltjes waarmee de
luchthoeveelheid en de luchtstroomrichting
afgesteld kunnen worden. Aangeraden wordt
om alle ventilatieroosters open te houden.Pollenfilter/Geurfilter
(actief koolstof)
Het systeem is uitgerust met een filter
dat pollen en geuren in de lucht kan
tegenhouden.
Dit filter moet overeenkomstig de
onderhoudsvoorschriften worden
vervangen (raadpleeg het garantie- en
onderhoudsboekje).
Airconditioning Luchtverdeling
ergonomie en comfort
Page 71 of 344

69
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Automatische airconditioning (met centrale regeling)
Dit is de normale stand voor
het gebruik van het systeem.
Druk op deze toets (het lampje
A gaat branden) om het
systeem, afhankelijk van het
ingestelde comfortniveau, de volgende functies
automatisch te laten regelen:
-
Luchthoeveelheid.
-
Luchttemperatuur.
-
Luchtverdeling.
-
Luchttoevoer.
-
Airconditioning.
1. Automatische werking
Aangeraden wordt om alle ventilatieroosters
open te houden.
Door op een van de toetsen (uitgezonderd
toets 2 ) te drukken, schakelt u over op de
handmatige stand.
Het controlelampje A zal uitgaan.
2. Temperatuurregeling
Draai aan de knop 2 om de
t emperatuur te wijzigen:
-
r
e
chtsom om de
temperatuur te verhogen.
1.
A
utomatische werking
2.
t
e
mperatuurregeling
3.
Luchtverdeling
4.
A
irconditioning in- en uitschakelen
5.
Aanjagersnelheid
6.
o
n
tdooiing - ontwaseming vóór
7.
Achterruitverwarming
8.
L
uchtrecirculatie - Aanvoer van buitenlucht
9.
Display -
L
inksom om de temperatuur te verlagen.
De gewenste temperatuur wordt weergegeven.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden
c
e
lsius of
Fahrenheit (afhankelijk van de instelling van het
display).
Instelling op een waarde van ongeveer
21
biedt een optimaal comfort. Desgewenst
kunt u een andere waarde instellen, waarbij
het raadzaam is deze niet lager dan 18
en niet
hoger dan 24
in te stellen.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen
veel lager of hoger is dan de ingestelde
waarde, heeft het geen zin om voor een
optimale temperatuur de ingestelde waarde te
wijzigen.
Het systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Centrale regeling:
de temperatuur, de luchtverdeling en de luchtopbrengst worden voor het gehele
interieur geregeld.
De symbolen en meldingen van de verschillende instellingen van de automatische airconditioning
verschijnen op het multifunctionele display.
3
ergonomie en comfort
Page 72 of 344

70
c5_nl_ chap03_ergo-et-confort_ed01-2014
Handmatige werking
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen, terwijl de
overige functies automatisch worden geregeld.
F
D
ruk daarvoor op een van de toetsen,
maar niet op de toets 2
van de
temperatuurregeling. Het controlelampje A
zal uitgaan.
De overgang naar de handmatige stand kan
negatieve effecten hebben (temperatuur, vocht,
stank, beslagen ruiten) en zorgt niet voor een
optimaal comfort.
bi
j het indrukken van de toets "AUTO" zal
het systeem weer volledig automatisch
functioneren.
3. Regeling luchtverdeling
F Druk op de toetsen 3 om de
luchtverdeling te wijzigen.
4. Airconditioning
F Druk op toets 4 .
Het controlelampje B gaat
branden.
Voor een doeltreffende werking van de
airconditioning moeten alle ruiten gesloten zijn.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (temperatuur, vocht,
onaangename geur, beslagen ruiten).
De bijbehorende controlelampjes tonen de
gekozen stand van de luchtverdeling:
-
V
oorruit en zijruiten vóór.
-
V
entilatie vóór (centrale ventilatieroosters,
zijventilatieroosters en rooster voor de
zachte luchtstroom (indien open)) en
a c h t e r.
-
V
oetenruimte voor en achter.
Het is niet mogelijk om gelijktijdig de
luchtverdeling naar de voorruit en de zijruiten
en de ventilatie voor en achter weer te geven. De airconditioning werkt alleen bij draaiende
motor. De aanjager (regeling aanjagersnelheid)
moet geactiveerd zijn om de airconditioning te
laten werken.
ergonomie en comfort