Page 57 of 344

2/
TOEGANG TOT DE AUTO
ALARM *
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal. Het systeem
bestaat uit de volgende typen beveiliging:
- uitwendige beveiliging
Dit systeem houdt de te openen carrosseriedelen van de auto in de gaten.\
Het alarm gaat af als iemand een portier, de achterklep of de motorkap
probeert te openen.
- interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen in het interieur worden \
waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen, als iets of iemand d\
e
auto binnendringt of als iets of iemand in de auto beweegt.
- wegsleepbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er veranderingen in de wagenhoogte
worden waargenomen.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild, verplaatst of aangestoten.\
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats alvorens u wijzigingen aan het alarmsysteem
aanbrengt.
VERGRENDELEN VAN DE AUTO MET
VOLLEDIG INGESCHAKELD ALARM
Inschakelen
Zet het contact af en verlaat de auto.
Druk op de vergrendelknop van de afstandsbediening.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het verklikkerlampje van de knop zal
één keer per seconde knipperen.
De uitwendige beveiliging wordt 5 seconden nadat de vergrendelknop
van de afstandsbediening is ingedrukt, geactiveerd. De interieur- en
wegsleepbeveiliging worden 45 seconden nadat de vergrendelknop van
de afstandsbediening is ingedrukt, geactiveerd.
Uitschakelen
Druk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het verklikkerlampje van de
knop gaat uit.
Automatische beveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand probeert het alarm te
saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu, de
bedieningseenheid of de kabels van de sirene uit te schakelen of
te beschadigen.
* Volgens land van bestemming. Indien een portier of de achterklep niet goed is gesloten, wordt de
auto niet vergrendeld, maar worden de uitwendige beveiliging, de
interieurbeveiliging en de wegsleepbeveiliging na 45 seconden
wel ingeschakeld.
Page 58 of 344

56
VERGRENDELEN VAN DE AUTO MET ALLEEN
DE UITWENDIGE BEVEILIGING INGESCHAKELD Uitschakelen van de interieur- en wegsleepbeveiliging
Zet het contact af.
Druk binnen 10 seconden op de knop tot het verklikkerlampje blijft branden.
Verlaat de auto.
Druk onmiddellijk op de vergrendelknop van de afstandsbediening.
Alleen de uitwendige beveiliging wordt ingeschakeld; het
verklikkerlampje van de knop zal één keer per seconde knipperen.
Opnieuw inschakelen van de interieur- en wegsleepbeveiliging
Druk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening om de uitwendige beveiliging uit te schakelen.
Druk op de vergrendelknop van de afstandsbediening om alle alarmsystemen in te schakelen.
Het verklikkerlampje van de knop zal opnieuw één keer per seconde \
knipperen.
Schakel de interieur- en wegsleepbeveiliging uit om te voorkomen dat
het alarm onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld:
- een huisdier in de auto wordt achtergelaten,
- een ruit op een kier blijft staan,
- de auto wordt gewassen,
- een wiel wordt verwisseld,
- de auto wordt gesleept,
- de auto op een boot wordt vervoerd. De interieur- en wegsleepbeveiliging worden uitsluitend
uitgeschakeld als deze procedure elke keer na het afzetten van
het contact wordt uitgevoerd.
Page 59 of 344

2/
TOEGANG TOT DE AUTO
STORING VERGRENDELEN VAN DE AUTO ZONDER HET
ALARM IN TE SCHAKELEN
Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier.
Als bij het aanzetten van het contact het verklikkerlampje van de knop
blijft branden, duidt dit op een storing in het systeem.
Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
STORING AFSTANDSBEDIENING
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
ontgrendel de auto met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier,
open het portier; het alarm gaat af,
zet het contact aan: het alarm stopt en het verklikkerlampje van de knop gaat uit.
AFGAAN VAN HET ALARM
Als het alarm voor de 11 e keer afgaat, worden de alarmsystemen
uitgeschakeld.
Als het verklikkerlampje van de knop snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto met de afstandsbediening, is het alarm
tijdens uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met knipperen
als het contact wordt aangezet.
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de
richtingaanwijzers gedurende dertig seconden.
2 minuten na het sluiten van het laatste portier of de kofferklep, wordt
het systeem automatisch geactiveerd.
Om te voorkomen dat het alarm afgaat zodra u instapt, drukt u van te voren op de ontgrendelknop van de afstandsbediening.
AUTOMATISCH INSCHAKELEN *
* Volgens bestemming.
Page 60 of 344

58
ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN
De ruiten zijn voorzien van een beveiliging tegen beknellen.
A. Ruitbediening links.
B. Ruitbediening rechts.
EENTRAPS RUITBEDIENING
U hebt twee mogelijkheden:
- handmatig
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
- automatisch Duw of trek de schakelaar voorbij het zware punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit volledig.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of sluiten te stoppen. Nadat het afzetten van het contact kunnen de ruiten nog ongeveer
45 seconden worden bediend, tenzij binnen deze 45 seconden
een portier wordt geopend en de auto wordt vergrendeld
Probeer de ruit aan passagierszijde, wanneer deze niet met het
bedieningspaneel van het bestuurdersportier kan worden bediend,
te bedienen met het bedieningspaneel van het portier aan
passagierszijde zelf.
Om defect raken van de motoren van de ruitbediening te
voorkomen, treedt wanneer een ruit tien keer in korte tijd volledig
wordt geopend en gesloten een beveiliging in werking die alleen
het sluiten van de ruit toestaat.
Als de ruit in dat geval wordt gesloten, zal de ruitbediening na
ongeveer 40 minuten weer beschikbaar zijn.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit, stopt de ruit en gaat dez\
e
gedeeltelijk weer open.
Als de ruit bijvoorbeeld bij vorst niet wil sluiten, voer dan direct het\
volgende uit:
druk op de schakelaar tot de ruit volledig is geopend,
trek vervolgens direct de schakelaar omhoog tot de ruit volledig is gesloten,
houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen
uitgeschakeld.
Page 61 of 344

2/
TOEGANG TOT DE AUTO
Resetten
Als een ruit niet automatisch kan worden gesloten, bijvoorbeeld nadat
de accu losgekoppeld is geweest, moet de ruitbediening worden
gereset:
trek de schakelaar omhoog tot de ruit stopt met bewegen,
laat de schakelaar los en trek hem opnieuw omhoog totdat de ruit volledig is gesloten,
houd de schakelaar na het sluiten nog ongeveer 1 seconde vast,
druk op de schakelaar om de ruit automatisch te openen,
druk als de ruit volledig is geopend nogmaals op de schakelaar en houd deze nog ongeveer 1 seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging tegen beknellen
uitgeschakeld. Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor een korte periode,
altijd de sleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit iets tussen de ruit en de
sponning bekneld raakt, moet de ruit weer worden geopend. Druk
daarvoor op de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan passagierszijde bedient, moet
deze ervan verzekerd zijn dat niemand het correcte sluiten van de
ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de
juiste manier gebruik maken van de elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
Page 62 of 344

60
PORTIEREN
OPENEN
Van buitenaf
Ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel en trek aan de portiergreep.
De ruit gaat automatisch enkele millimeters omlaag, zodat het portier geopend kan worden.
Bij vorst kan ijsafzetting er voor zorgen dat het automatisch op een
kier zetten van de ruiten niet mogelijk is; verwijder het ijs dat zich
langs het ruitrubber aan de onderzijde van de ruit heeft vastgezet.
Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd en één keer op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening wordt gedrukt, kan
alleen het bestuurdersportier worden geopend.
Van binnenuit
Trek aan de portiergreep van het voorportier om het te openen; de auto wordt dan volledig ontgrendeld.
De ruit gaat automatisch enkele millimeters omlaag, zodat het portier geopend kan worden.
Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd:
- met de portiergreep van het bestuurdersportier worden alleen het bestuurdersportier en de brandstofvulklep ontgrendeld.
- met de portiergreep van het passagiersportier worden het passagiersportier en het kofferdeksel ontgrendeld.
De portieren kunnen niet van binnenuit worden geopend als de
supervergrendeling is ingeschakeld.
Als het portier meer dan een minuut geopend blijft, zal de ruit
weer omhoog gaan.
Trek nogmaals aan de portiergreep om het systeem weer te activeren.
Page 63 of 344

2/
TOEGANG TOT DE AUTO
SLUITEN
Bij het sluiten van het portier wordt de ruit na enkele seconden
automatisch weer gesloten en afgesteld voor een optimale afdichting. - bij draaiende motor , gaat dit lampje branden in combinatie met een melding die enkele seconden op het
display verschijnt,
KNOP CENTRALE VERGRENDELING
Met deze knop kunnen de portieren, het kofferdeksel en de
brandstofvulklep van binnenuit vergrendeld of ontgrendeld worden.
Vergrendelen
Druk op de knop om de auto te vergrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat branden.
Als één van de portieren of het kofferdeksel is geopend, werkt de
centrale vergrendeling van binnenuit niet.
Ontgrendelen
Druk nogmaals op deze knop om de auto te ontgrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat uit.
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of als de
supervergrendeling is ingeschakeld
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of de supervergrendeling is
ingeschakeld, knippert het rode lampje en is de knop inactief.
Als de auto vergrendeld is, trek dan aan de binnenportiergreep
om de auto te ontgrendelen.
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, moet u de
afstandsbediening of de sleutel gebruiken om de auto te ontgrendelen.
Bij het wassen van de auto:
-
vergrendel vooraf de auto met de afstandsbediening of de sleutel,
- richt de sproeier van de hogedrukreiniger niet op het bovenste
gedeelte van de ruiten,
- houd de sproeier van de hogedrukreiniger op een afstand van minimaal 1 meter van de ruiten en de portierrubbers.
Als een portier niet goed is gesloten:
Let op dat er niets klem komt te zitten als de ruit automatisch sluit
bij het sluiten van het portier.
- tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10 km/h), gaat dit lampje
branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding die
gedurende enkele seconden op het display verschijnt.
Page 64 of 344

62
De auto kan worden ontgrendeld door op de knop van de centrale
vergrendeling te drukken.
Ook door het openen van een portier van binnenuit, bij stilstaande
auto, kan de auto worden ontgrendeld, maar de auto wordt opnieuw
vergrendeld zodra de snelheid hoger is dan 10 km/h.
Inschakelen/Uitschakelen
U kunt de functie desgewenst inschakelen of uitschakelen.
Druk bij aangezet contact langer dan 2 seconden op de knop.
Op het display verschijnt een melding ter bevestiging.
NOODVERGRENDELING
Om de portieren mechanisch te vergrendelen en ontgrendelen in het
geval van een storing in de centrale vergrendeling of van de accu.
Vergrendelen van het bestuurdersportier
Steek de sleutel in het slot en draai deze rechtsom.
Ontgrendelen van het bestuurdersportier
Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.
Vergrendelen van het passagiersportier
Verwijder de zwarte dop aan de zijkant van het portier, met behulp van de sleutel.
Steek de sleutel zonder te forceren in de uitholling en schuif de klink, zonder te draaien, naar de binnenzijde van het portier.
Verwijder de sleutel en plaats de dop.
Ontgrendelen van het passagiersportier
Trek aan de portiergreep aan de binnenzijde.
ANTI-OVERVALSYSTEEM
Deze functie zorgt ervoor dat de portieren, het kofferdeksel en de
brandstofvulklep tijdens het rijden met een snelheid hoger dan 10 km/h
automatisch en tegelijkertijd worden vergrendeld.
Werking
De automatische centrale vergrendeling werkt niet als een van de
portieren is geopend.
Als het kofferdeksel is geopend, is de automatische centrale
vergrendeling van de portieren actief.