Page 129 of 344

5/
VEILIGHEID
RCZ_nl_Chap05_securite_ed02-2013_CA
OVERZICHT BEVESTIGING ISOFIX-KINDERZITJES
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkhede\
n aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in
de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-ma\
at op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter ( A t/m G ).
Gewicht van het kind
/ leeftijdsindicatie
Tot 10 kg (groep 0)
Tot ca. 6 maande n Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groep 0+)
Tot ca. 1 jaar Van 9 tot 18 kg
(groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg * "rug in de rijrichting" "rug in de rijrichting" "gezicht in de
rijrichting"
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1
ISOFIX-kinderzitjes universeel en semi-universeel geschikt voor bevestiging op de buitenste zitplaatsen achter X
X X IUF
IUF: zitplaats bestemd voor het aanbrengen van een universeel ISOFIX-kinderzi\
tje "met het gezicht in de rijrichting" dat met de bovenste riem wordt bevestigd.
Het kan nodig zijn om de voorstoel van de auto naar voren te schuiven om\
het bevestigen van het kinderzitje achterin te vereenvoudigen.
X: zitplaats niet geschikt voor de bevestiging van een ISOFIX-kinderzitje \
van de aangegeven gewichtsklasse.
* Op de passagiersplaats vóór kan geen reiswieg of kinderbedje voor \
in de auto worden bevestigd.
Page 130 of 344

128
RCZ_nl_Chap05_securite_ed02-2013_CA
ADVIEZEN VOOR KINDERZITJES
Kinderen voorin
De regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen op de
passagiersstoel vóór is per land verschillend. Raadpleeg de in uw \
land geldende regelgeving.
Schakel de airbag aan passagierszijde uit zodra een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst. Het kind kan
anders bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid
van het kind in gevaar in geval van een botsing.
Zorg er bij het monteren van een kinderzitje met de
veiligheidsheidsgordel voor dat deze goed strak om het kinderzitje
is bevestigd en het kinderzitje goed op zijn plaats houdt.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het
kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de
speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk
moet worden beperkt.
Zorg er voor een optimale bevestiging van het kinderzitje "met het
gezicht in de rijrichting" voor dat de afstand tussen de rugleuning
van het zitje en de rugleuning van de stoel van de auto zo klein
mogelijk is. Laat indien mogelijk de rugleuning van het zitje tegen
de rugleuning van de stoel aandrukken.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veiligheidsgordel moet over de
schouder van het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt.
PEUGEOT beveelt aan een stoelverhoger met rugleuning te
gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de
schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,
- nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten
gesloten zijn en de auto in de zon staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.
Page 131 of 344

6/
RIJDEN
CONTACTSLOT
ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERING
STARTEN VAN DE MOTOR
Steek de sleutel in het contactslot.
Het systeem herkent de code van de startblokkering.
Draai de sleutel rechtsom in de stand 3 (Starten) .
Laat zodra de motor draait de sleutel los.
AFZETTEN VAN DE MOTOR
Zet de auto stil.
Draai de sleutel linksom in de stand 1 (Stop) .
Verwijder de sleutel uit het contactslot.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en in de stand 1 (Stop)
staat, wordt bij het openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2 (Contact) van het
contactslot blijft staan, zal het contact na een uur automatisch
worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en vervolgens opnieuw in de
stand 2 (Contact) om het contact weer aan te zetten.
In de sleutel is een chip aangebracht die over een specifi eke code
beschikt. Om te kunnen starten, moet bij het aanzetten van het contact
de code van de sleutel worden herkend door de startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert het
motormanagementsysteem kort nadat het contact is afgezet en
voorkomt zo het starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit
verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display.
De auto kan dan niet gestart worden. Raadpleeg zo snel
mogelijk het PEUGEOT-netwerk.
Bij het afzetten van de motor is de rembekrachtiging niet meer
actief.
Page 132 of 344
130
PARKEERREM
Aantrekken
Trek de hefboom van de parkeerrem volledig aan om uw auto stil te zetten.
Vrijzetten
Trek de hefboom van de parkeerrem licht omhoog, druk de ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel omlaag.
Als tijdens het rijden dit verklikkerlampje en het
verklikkerlampje STOP branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het display, geeft dit aan dat
de parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
Draai bij het parkeren van de auto op een helling de wielen
vast tegen het trottoir, trek de parkeerrem aan en schakel een
versnelling in.
Page 133 of 344

6/
RIJDEN
HILL HOLDER
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een helling uw auto ongeveer
2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal \
naar het gaspedaal verplaatsen.
WERKING
Deze functie is alleen actief:
- als de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingedrukt,
- bij bepaalde hellingcondities,
- als het bestuurdersportier is gesloten.
De hill holder kan niet worden uitgeschakeld. Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de hill holder
gebruikt.
STORING
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt deze even op zijn plaats
gehouden wanneer u het rempedaal loslaat:
- als bij de handgeschakelde versnellingsbak de eerste versnelling of de neutraalstand is ingeschakeld,
- als bij de automatische versnellingsbak stand D of M is ingeschakeld. Als de auto bergafwaarts stilstaat en de achteruitversnelling
ingeschakeld is, wordt de auto even op zijn plaats gehouden
wanneer u het rempedaal loslaat.
Als u de auto moet verlaten terwijl de motor draait,
gebruik dan de handrem en controleer vervolgens
of het desbetreffende verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel blijft branden.
Bij een storing in de hill holder gaan deze verklikkerlampjes branden.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 134 of 344
132
HANDGESCHAKELDE 6-VERSNELLINGSBAK
INSCHAKELEN VAN DE 5 E OF DE 6 E VERSNELLING
Beweeg de versnellingshendel zo ver mogelijk naar rechts om de 5 e of de 6 e versnelling in te schakelen.
INSCHAKELEN VAN DE ACHTERUITVERSNELLING
Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar links en dan naar voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als de auto stilstaat en de
motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te vergemakkelijken:
- zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,
- trap het koppelingspedaal in.
Page 135 of 344

6/
RIJDEN
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
MET "TIPTRONIC TECHNIEK
SYSTEEM PORSCHE"
SCHAKELPATROON
1. Selectiehendel.
2. Toets " S " (Sport) .
3. Toets " " (Sneeuw) .
STANDEN VAN DE SELECTIEHENDEL
P. Parkeerstand.
- Stilzetten van de auto, met of zonder aangetrokken handrem.
- Starten van de motor.
R. Achteruitversnelling.
- Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair toerental.
N. Neutraalstand.
- Stilzetten van de auto, met aangetrokken handrem.
- Starten van de motor.
D. Automatische werking.
M.+ / - Zelf schakelen tussen de zes versnellingen.
Beweeg de selectiehendel kort naar voren om op te schakelen.
of
Beweeg de selectiehendel kort naar achteren om terug te schakelen.
Bij de automatische transmissie met zes versnellingen kunt u kiezen
voor de automatische bediening, aangevuld met de programma's Sport
en Sneeuw, of voor handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft twee gebruiksmogelijkheden:
- automatisch schakelen : het schakelen wordt elektronisch
aangestuurd door de transmissie, aangevuld met het programma
sport voor een meer dynamische rijstijl en het programma sneeuw
voor het rijden op een ondergrond met weinig grip,
- handmatig schakelen : deze stand maakt het zelf schakelen met de selectiehendel mogelijk.
Page 136 of 344

3
3
134
WEERGAVE OP HET INSTRUMENTENPANEEL
Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon beweegt,
verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel.
P. Parking (parkeerstand)
R. Reverse (achteruitversnelling)
N. Neutral (neutraalstand)
D1...D6. Drive (automatisch schakelen)
S. Programma Sport
. Programma Sneeuw
M1...M6. Handmatig schakelen (sequentiëel)
-. Ongeldige waarde bij handmatig schakelen
WEGRIJDEN
Trek de handrem aan.
Selecteer de stand P of N .
Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, klinkt een
geluidssignaal en verschijnt een melding op het display.
Trap bij draaiende motor het rempedaal in.
Zet de handrem vrij.
Selecteer de stand R , D of M .
Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N wordt geselecteerd,
laat het motortoerental dan zakken tot stationair toerental, zet de
selectiehendel in de stand D en trap het gaspedaal weer in.
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en
de stand R , D of M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in
beweging als het gaspedaal niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen kinderen alleen in de auto achter.
Trek de handrem aan en selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij
draaiende motor. Er wordt een melding weergegeven als u de selectiehendel uit
de stand P probeert te halen zonder dat u het rempedaal hebt
ingetrapt.