Page 153 of 344

7/
ONDERHOUD
BRANDSTOFKWALITEIT VOOR
BENZINEMOTOREN
Auto's met benzinemotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen
van het type E10 en E24 (deze bevatten resp. 10% en 24% ethanol) die
voldoen aan de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn
uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type\
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen
aan de Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met een ethanolgehalte tot
100% (type E100), worden alleen verkocht in Brazilië.
BRANDSTOFKWALITEIT VOOR
DIESELMOTOREN
Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen
die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen (diesel
die voldoet aan de richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof die voldoet\
aan de richtlijn EN 14214) en die aan de pomp getankt kunnen worden
(met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk bij bepaalde
dieselmotoren op voorwaarde dat de bijzondere
onderhoudsvoorschriften strikt worden nageleefd. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden\
(kans
op schade aan de motor en het brandstofcircuit).
Na het tanken:
breng de dop aan,
draai deze naar rechts,
sluit de brandstofvulklep.
Bij vorst
Bij vorst kan het voorkomen dat de brandstofvulklep vastzit.
In dat geval kunt u de klep vanuit de bagageruimte met de hand
losmaken.
Page 154 of 344
152
MOTORKAP
OPENEN
Open het linker voorportier.
Trek de hendel A aan de onderzijde van het portierkader naar u
toe.
SLUITEN
Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
Trek aan de motorkap om te controleren of deze goed is vergrendeld.
Duw de veiligheidshaak
B naar links en til de motorkap op.
De geopende motorkap wordt ondersteund door twee gasveren, één aan iedere zijde.
De plaats van de ontgrendelingshendel in het interieur zorgt
ervoor dat de motorkap niet geopend kan worden als het linker
voorportier is gesloten.
Wees om brandwonden te voorkomen voorzichtig bij het losmaken
van de veiligheidshaak als de motor warm is.
In verband met de aanwezigheid van elektrische uitrustingen
in de motorruimte wordt geadviseerd om blootstelling aan water
(regen, wassen, ...) te beperken.
Page 155 of 344
7/
ONDERHOUD
BENZINEMOTOREN
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende\
vloeistofniveaus en het vervangen van bepaalde onderdelen.
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu/zekeringen. 6. Zekeringkast.
7. Luchtfi lter.
8. Oliepeilstok.
9. Motorolie (bij)vullen.
Page 156 of 344
154
DIESELMOTOR
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende\
vloeistofniveaus, het vervangen van bepaalde onderdelen en het ontlucht\
en
van het brandstofcircuit.
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.
3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu/zekeringen.
6. Zekeringkast. 7. Luchtfi lter.
8. Oliepeilstok.
9. Motorolie (bij)vullen.
10. Handopvoerpomp.
11 .
Ontluchtnippel.
Page 157 of 344

7/
ONDERHOUD
2.0 HDI-MOTOR
Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.
Open de motorkap.
Verwijder indien nodig de afdekkap van de motor voor toegang tot de opvoerpomp.
Draai de ontluchtingsnippel los.
Bedien de handopvoerpomp tot u brandstof door de transparante slang ziet stromen.
Draai de ontluchtingsnippel vast.
Bedien de startmotor tot de motor aanslaat (als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, wacht dan vijftien seconden alvorens
opnieuw te starten).
Als de motor na enkele pogingen niet aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp en vervolgens de startmotor opnieuw.
Breng de afdekkap van de motor aan en controleer vervolgens of deze goed vastzit.
Sluit de motorkap.
BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL)
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw startpogingen.
Bedien de opvoerpomp opnieuw, en probeer de motor vervolgens
weer te starten.
Bij auto's met HDI-motor is het in het geval van een lege brandstoftank \
noodzakelijk om het brandstofsysteem te ontluchten: raadpleeg de
afbeelding van de motorruimte in de paragraaf "Dieselmotoren".
Page 158 of 344

156
NIVEAUS CONTROLEREN
MOTOROLIENIVEAU
Het motorolieniveau kan bij aangezet contact worden
gecontroleerd via de motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel of met de oliepeilstok.
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van\
de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de
motorventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact)\
.
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals ve\
rmeld in het garantie- en onderhoudsboekje. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
De controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als
de auto op een vlakke ondergrond staat en de motor ten minste
30 minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten door olie moet
bijvullen. PEUGEOT adviseert u om elke 5000 km het olieniveau te
controleren en, indien nodig, olie bij te vullen.
Controle met de oliepeilstok
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of "Dieselmotor" om te zien waar
de oliepeilstok zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
- Trek aan het gekleurde uiteinde om de oliepeilstok volledig uit de schacht te trekken.
- Veeg de peilstok af met een schone, niet pluizende doek.
- Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het\
tussen de merktekens A en B ligt. A = MAXI
B = MINI
Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken A of onder het
merkteken B ligt, start de motor dan niet .
- Als het oliepeil boven het merkteken MAXI ligt (kans op
motorschade), neem dan contact op met het PEUGEOT-netwerk of
met een gekwalifi ceerde werkplaats.
- Als het oliepeil lager is dan het merkteken MINI , vul dan altijd
motorolie bij.
Page 159 of 344

7/
ONDERHOUD
REMVLOEISTOFNIVEAU
Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAXI" te bevinden. Controleer indien dit niet het
geval is of de remblokken van uw auto zijn versleten.
Remvloeistof verversen
Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het voorgeschreven
verversingsinterval.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven remvloeistof.
STUURBEKRACHTIGINGSVLOEISTOFNIVEAU
Het stuurbekrachtigingsvloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MAXI" te bevinden. Draai bij
koude motor de dop open om het niveau te controleren.
Motorolie bijvullen
Eigenschappen van de olie
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor uw auto en
motoruitvoering.
Raadpleeg de rubriek "Benzinemotor" of "Dieselmotor" om te zien waar
de olievuldop zich bevindt in de motorruimte van uw auto.
- Draai de dop van de vulopening.
- Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand veroorzaken).
- Wacht enkele minuten en controleer vervolgens nogmaals het oliepeil met de peilstok.
- Vul indien nodig nog olie bij.
- Draai nadat u het oliepeil nogmaals hebt gecontroleerd de dop zorgvuldig op de vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op het dashboard bij het
aanzetten van het contact na 30 minuten de juiste waarde aangeven.
Olie verversen
Raadpleeg het garantie- en onderhoudsboekje voor het
verversingsinterval voor uw auto.
Om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de
emissieregeling te voorkomen, is het gebruik van additieven in de
motorolie niet toegestaan.
Page 160 of 344

F0
158
BRANDSTOFADDITIEFNIVEAU
(DIESELUITVOERING MET ROETFILTER)
Het minimumniveau van het additief wordt aangegeven door
het permanent branden van dit verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een melding met betrekking tot een
te laag additiefniveau van het roetfi lter.
Bijvullen
Het reservoir moet snel worden bijgevuld door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
AFGEWERKTE PRODUCTEN
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere
vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de
gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het
water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
KOELVLOEISTOFNIVEAU
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger
zijn.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht bovendien alvorens werkzaamheden aan het koelsysteem uit
te voeren ten minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het
koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop eerst 2 omwentelingen
los om de druk te laten dalen. Verwijder, als de druk eenmaal gedaald
is, de dop en vul koelvloeistof bij. De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is
afgezet: houd daarom voorwerpen en kleding uit de buurt van de
ventilator.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven koelvloeistof.
NIVEAU RUITEN- EN
KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF
Wanneer uw auto is voorzien van koplampsproeiers,
wordt een te laag vloeistofniveau van de ruiten- en
koplampsproeiers aangegeven door een geluidssignaal en
een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid het reservoir bij.
Type ruiten- en koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het bevriezen van de sproeiers te
voorkomen is het (bij)vullen van het reservoir met water niet toegesta\
an.
Onder winterse omstandigheden is het raadzaam ruitensproeiervloeistof
op basis van ethanol of methanol te gebruiken.