Page 121 of 225
Klimaatregeling119KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............119
Luchtroosters ............................. 126
Onderhoud ................................. 127Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ■ Luchtverdeling
■ Temperatuur
■ Luchtdebiet
Verwarmbare achterruit Ü 3 43.
Luchtverdeling
L=naar de hoofd- en voeten‐
ruimteM=naar de hoofdruimtel=naar de voorruit en de voorste
zijruitenJ=naar de voorruit, de voorste zij‐
ruiten en de voetenruimteK=naar de voetenruimte
Tussenstanden zijn mogelijk.
Temperatuur
Rood bereik=warmBlauw bereik=koud
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor op normale bedrijfstem‐
peratuur is gekomen.
Luchtdebiet
Luchtdebiet instellen door de ventila‐
torknop in de gewenste stand te zet‐
ten.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien ■ Luchtverdeelschakelaar op l zet‐
ten.
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Luchtdebiet op hoogste stand zet‐ ten.
Page 122 of 225

120Klimaatregeling
■Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
■ Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeelschake‐
laar op J zetten.
Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐ systeem biedt het airconditionings‐
systeem :
n=Koeling4=LuchtrecirculatieKoeling n
Wordt bediend met toets n en werkt
alleen wanneer de motor draait en de aanjager is ingeschakeld.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Luchtrecirculatiesysteem 4
Bediening met toets 4.9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐ len bij de inzittenden kan leiden.
Luchtverdeling op l: luchtrecircula‐
tie wordt uitgeschakeld.
Maximale koeling Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
■ Koeling n aan.
■ Luchtrecirculatiesysteem 4 aan.
■ Luchtverdelingsschakelaar op M
zetten.
■ Draaiknop voor temperatuur in laagste stand zetten.
■ Luchtdebiet op hoogste stand zet‐ ten.
■ Alle ventilatieopeningen openen.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien ■ Koeling n aan.
■ Luchtverdelingsschakelaar op l
zetten.
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Luchtdebiet op hoogste stand zet‐ ten.
Page 123 of 225

Klimaatregeling121
■Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse ventilatieopeningen openen naar wens en op de zijrui‐
ten richten.
■ Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdelingsscha‐
kelaar op J zetten.
Automatisch geregelde
airconditioningBedieningsorganen voor: ■ Luchtverdeling
■ Temperatuur
■ Luchtdebietn=Koeling4=LuchtrecirculatieV=Ontwasemen en ontdooien
Verwarmbare achterruit Ü 3 43.
De ingestelde temperatuur wordt au‐ tomatisch afgeregeld. In de automa‐ tische modus regelt de aanjager au‐
tomatisch het luchtdebiet.
Automatische modusBasisinstelling voor maximaal com‐
fort:
■ aanjagerschakelaar naar A
draaien,
■ luchtverdelingsschakelaar naar wens instellen,
■ temperatuur op gewenste niveau instellen,
■ koeling n aan,
■ alle ventilatieopeningen openen.
LuchtverdelingL=naar de hoofd- en voeten‐
ruimteM=naar de hoofdruimtel=naar de voorruit en de voorste
zijruitenJ=naar de voorruit, de voorste zij‐
ruiten en de voetenruimteK=naar de voetenruimte
Tussenstanden zijn mogelijk.
Temperatuur selecteren Draaiknop voor temperatuur in ge‐
wenste stand zetten. Tussenstanden
zijn mogelijk.
Voor maximaal comfort de tempera‐
tuur slechts in kleine stappen wijzi‐
gen.
In de eindstanden vindt geen tempe‐
ratuurregeling plaats. Het airconditi‐
oningssysteem levert maximale koe‐
ling of verwarming.
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor op de normale bedrijfs‐
temperatuur is gekomen.
Page 124 of 225

122Klimaatregeling
Luchtdebiet
In de automatische modus A regelt de
aanjager automatisch het luchtdebiet.
De luchtstroom kan eventueel met de
hand worden bijgesteld.
Koeling n
Wordt bediend met toets n en werkt
alleen wanneer de motor draait en de aanjager is ingeschakeld.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Luchtrecirculatiesysteem 4
De luchtrecirculatiestand wordt in- of
uitgeschakeld met de 4-toets.9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐ len bij de inzittenden kan leiden.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
verwarmde lucht snel kan ontsnap‐
pen.
■ Koeling n aan.
■ Luchtverdelingsschakelaar op M
zetten.
■ Draaiknop voor temperatuur in ge‐ wenste stand zetten.
■ Aanjagerschakelaar naar A
draaien.
■ Alle ventilatieopeningen openen.
De automatische airconditioning koelt
automatisch met maximaal vermogen totdat de aangegeven waarde is be‐
reikt.
Met de draaiknop voor de tempera‐
tuur in de laagste stand zorgt het sys‐ teem continu voor maximale koeling.
Wanneer het systeem aanstaat wordt
automatisch voor luchtrecirculatie ge‐
kozen.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien ■ Koeling n aan.
■ Knop V indrukken: aanjager scha‐
kelt in stand A automatisch over op
hoogste toerental, de luchtstroom
wordt op de voorruit gericht.
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
Page 125 of 225

Klimaatregeling123Elektronisch
klimaatregelsysteem
Bedieningsorganen voor: ■ Temperatuur
■ Luchtverdeling en menu selecteren
■ Luchtdebiet
AUTO=Automatische modus4=luchtrecirculatieV=ontwasemen en ontdooien
Achterruitverwarming Ü 3 43.
De ingestelde temperatuur wordt au‐
tomatisch afgeregeld. In de automa‐
tische modus regelen het luchtdebiet
en de luchtverdeling automatisch de
luchtstroom.
Het systeem kan met de hand worden
bijgesteld aan de hand van de knop‐
pen voor luchtverdeling en lucht‐
stroom.
De instellingen verschijnen op het
Info-Display. Wijzigingen van de in‐
stellingen worden op het
Info-Display gedurende korte tijd als
invoeging getoond.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
Voor een storingsvrij functioneren de
sensor op het instrumentenpaneel
niet afdekken.
Automatische modus Basisinstelling voor maximaal com‐
fort:
■ Toets AUTO indrukken.
■ Alle ventilatieopeningen openen.
■ Airco aan.
■ Gewenste temperatuur instellen.
Temperatuur selecteren
De temperatuur kan naar wens wor‐
den ingesteld.
Voor maximaal comfort de tempera‐
tuur slechts in kleine stappen wijzi‐
gen.
Als de minimale temperatuur wordt
ingesteld, verschijnt Lo op het dis‐
play: de elektronische klimaatrege‐
ling (ECC) levert maximale koeling.
Page 126 of 225

124Klimaatregeling
Als de maximale temperatuur wordt
ingesteld, verschijnt Hi op het display:
de elektronische klimaatregeling
(ECC) levert maximale verwarming.
Luchtdebiet
De geselecteerde aanjagerstand
wordt door middel van x en een getal
op het display getoond.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
Toets V indrukken. V verschijnt op
het display.
Temperatuur en luchtverdeling wor‐
den automatisch ingesteld, de aanja‐
ger draait met een hoge snelheid.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: toets V of toets
AUTO indrukken.
Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.Handmatige instellingen in het
menu Airco
Instellingen van de elektronisch gere‐ gelde airconditioning kunnen met de
centrale draaiknop, met de toetsen en
via de menu's die op het display wor‐ den getoond, worden gewijzigd.
Om de menu's op te roepen, de cen‐
trale draaiknop indrukken. Op het dis‐ play verschijnt het menu Klimaat.
U kunt met behulp van de draaiknop op de afzonderlijke menuopties gaan
staan en die selecteren door op de
draaiknop te drukken.
Om een menu te verlaten, de middel‐
ste knop naar Terug of Main draaien
en selecteren.
Luchtverdeling
Aan middelste draaiknop draaien. Het
menu Luchtverdel. wordt geopend,
de mogelijke luchtverdelingsstanden
worden getoond:Boven=naar de voorruit en de
voorste zijruiten.Midden=naar de inzittenden.Onder=naar de voetenruimte.Het menu Luchtverdel. kan ook wor‐
den opgeroepen via het menu
Klimaat .
Om terug te keren naar de automati‐
sche luchtverdeling: de desbetref‐
fende instelling deactiveren of toets
AUTO indrukken.
Koeling
In het menu Klimaat de optie AC se‐
lecteren en de koeling in- of uitscha‐
kelen.
Page 127 of 225

Klimaatregeling125
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging nodig is,
ter besparing van brandstof de koe‐
ling uitschakelen. Eco verschijnt op
het display.
Regeling aanjager in deautomatisch modus
Het regelgedrag van de aanjager in
de automatische modus kan worden
aangepast.
De menuoptie Auto. Circuleeren se‐
lecteren in het menu Klimaat en de
gewenste aanjagerregeling instellen.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie De handmatige luchtrecirculatiestand
wordt in- of uitgeschakeld met de
4 -toets.9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐ len bij de inzittenden kan leiden.
Airconditioning bij afgezette
motor
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, kan de resterende warmte of
koude in het systeem worden ge‐
bruikt voor klimaatregeling in de pas‐
sagiersruimte.
Hiervoor bij uitgeschakelde ontste‐
king toets AUTO indrukken.
Nawerking airco aan verschijnt kort
op het display.
Klimaatregeling bij uitgeschakelde
ontsteking is beperkt in tijd. Om voor‐ tijdig te beëindigen, toets AUTO in‐
drukken.
Hulpverwarming
Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die de lucht in de passa‐
giersruimte automatisch sneller op‐
warmt.
Koelvloeistofverwarming
Dieselmodellen zijn uitgerust met een koelvloeistofverwarming op brandstof die de koelvloeistof verwarmt als de
motor loopt.
Page 128 of 225
126KlimaatregelingLuchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Bij ingeschakelde koeling moet er mi‐ nimaal één luchtrooster geopend zijn
om te voorkomen dat de verdamper
door gebrek aan luchtcirculatie be‐
vriest.
Ventilatieopeningen met
kartelwiel
Voor het openen of sluiten van de
ventilatieopening, aan het kartelwiel
draaien.
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Ventilatieopeningen zonder
kartelwiel
Ventilatieopeningen openen en de
richting van de luchttoevoer instellen.
Om de ventilatieopeningen te sluiten,
de roosters omlaagrichten.
9 Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.