120Klimaatregeling
■Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
■ Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdeelschake‐
laar op J zetten.
Airconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐ systeem biedt het airconditionings‐
systeem :
n=Koeling4=LuchtrecirculatieKoeling n
Wordt bediend met toets n en werkt
alleen wanneer de motor draait en de aanjager is ingeschakeld.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Luchtrecirculatiesysteem 4
Bediening met toets 4.9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐ len bij de inzittenden kan leiden.
Luchtverdeling op l: luchtrecircula‐
tie wordt uitgeschakeld.
Maximale koeling Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
■ Koeling n aan.
■ Luchtrecirculatiesysteem 4 aan.
■ Luchtverdelingsschakelaar op M
zetten.
■ Draaiknop voor temperatuur in laagste stand zetten.
■ Luchtdebiet op hoogste stand zet‐ ten.
■ Alle ventilatieopeningen openen.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien ■ Koeling n aan.
■ Luchtverdelingsschakelaar op l
zetten.
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Luchtdebiet op hoogste stand zet‐ ten.
Klimaatregeling121
■Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse ventilatieopeningen openen naar wens en op de zijrui‐
ten richten.
■ Voor gelijktijdig verwarmen van de voetenruimte, luchtverdelingsscha‐
kelaar op J zetten.
Automatisch geregelde
airconditioningBedieningsorganen voor: ■ Luchtverdeling
■ Temperatuur
■ Luchtdebietn=Koeling4=LuchtrecirculatieV=Ontwasemen en ontdooien
Verwarmbare achterruit Ü 3 43.
De ingestelde temperatuur wordt au‐ tomatisch afgeregeld. In de automa‐ tische modus regelt de aanjager au‐
tomatisch het luchtdebiet.
Automatische modusBasisinstelling voor maximaal com‐
fort:
■ aanjagerschakelaar naar A
draaien,
■ luchtverdelingsschakelaar naar wens instellen,
■ temperatuur op gewenste niveau instellen,
■ koeling n aan,
■ alle ventilatieopeningen openen.
LuchtverdelingL=naar de hoofd- en voeten‐
ruimteM=naar de hoofdruimtel=naar de voorruit en de voorste
zijruitenJ=naar de voorruit, de voorste zij‐
ruiten en de voetenruimteK=naar de voetenruimte
Tussenstanden zijn mogelijk.
Temperatuur selecteren Draaiknop voor temperatuur in ge‐
wenste stand zetten. Tussenstanden
zijn mogelijk.
Voor maximaal comfort de tempera‐
tuur slechts in kleine stappen wijzi‐
gen.
In de eindstanden vindt geen tempe‐
ratuurregeling plaats. Het airconditi‐
oningssysteem levert maximale koe‐
ling of verwarming.
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor op de normale bedrijfs‐
temperatuur is gekomen.
122Klimaatregeling
Luchtdebiet
In de automatische modus A regelt de
aanjager automatisch het luchtdebiet.
De luchtstroom kan eventueel met de
hand worden bijgesteld.
Koeling n
Wordt bediend met toets n en werkt
alleen wanneer de motor draait en de aanjager is ingeschakeld.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst is, ter besparing van brandstof de
koeling uitschakelen.
Luchtrecirculatiesysteem 4
De luchtrecirculatiestand wordt in- of
uitgeschakeld met de 4-toets.9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐ len bij de inzittenden kan leiden.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
verwarmde lucht snel kan ontsnap‐
pen.
■ Koeling n aan.
■ Luchtverdelingsschakelaar op M
zetten.
■ Draaiknop voor temperatuur in ge‐ wenste stand zetten.
■ Aanjagerschakelaar naar A
draaien.
■ Alle ventilatieopeningen openen.
De automatische airconditioning koelt
automatisch met maximaal vermogen totdat de aangegeven waarde is be‐
reikt.
Met de draaiknop voor de tempera‐
tuur in de laagste stand zorgt het sys‐ teem continu voor maximale koeling.
Wanneer het systeem aanstaat wordt
automatisch voor luchtrecirculatie ge‐
kozen.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien ■ Koeling n aan.
■ Knop V indrukken: aanjager scha‐
kelt in stand A automatisch over op
hoogste toerental, de luchtstroom
wordt op de voorruit gericht.
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
124Klimaatregeling
Als de maximale temperatuur wordt
ingesteld, verschijnt Hi op het display:
de elektronische klimaatregeling
(ECC) levert maximale verwarming.
Luchtdebiet
De geselecteerde aanjagerstand
wordt door middel van x en een getal
op het display getoond.
Als de aanjager wordt uitgeschakeld,
wordt ook de airconditioning gedeac‐
tiveerd.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
Toets V indrukken. V verschijnt op
het display.
Temperatuur en luchtverdeling wor‐
den automatisch ingesteld, de aanja‐
ger draait met een hoge snelheid.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: toets V of toets
AUTO indrukken.
Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.Handmatige instellingen in het
menu Airco
Instellingen van de elektronisch gere‐ gelde airconditioning kunnen met de
centrale draaiknop, met de toetsen en
via de menu's die op het display wor‐ den getoond, worden gewijzigd.
Om de menu's op te roepen, de cen‐
trale draaiknop indrukken. Op het dis‐ play verschijnt het menu Klimaat.
U kunt met behulp van de draaiknop op de afzonderlijke menuopties gaan
staan en die selecteren door op de
draaiknop te drukken.
Om een menu te verlaten, de middel‐
ste knop naar Terug of Main draaien
en selecteren.
Luchtverdeling
Aan middelste draaiknop draaien. Het
menu Luchtverdel. wordt geopend,
de mogelijke luchtverdelingsstanden
worden getoond:Boven=naar de voorruit en de
voorste zijruiten.Midden=naar de inzittenden.Onder=naar de voetenruimte.Het menu Luchtverdel. kan ook wor‐
den opgeroepen via het menu
Klimaat .
Om terug te keren naar de automati‐
sche luchtverdeling: de desbetref‐
fende instelling deactiveren of toets
AUTO indrukken.
Koeling
In het menu Klimaat de optie AC se‐
lecteren en de koeling in- of uitscha‐
kelen.
Klimaatregeling125
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging nodig is,
ter besparing van brandstof de koe‐
ling uitschakelen. Eco verschijnt op
het display.
Regeling aanjager in deautomatisch modus
Het regelgedrag van de aanjager in
de automatische modus kan worden
aangepast.
De menuoptie Auto. Circuleeren se‐
lecteren in het menu Klimaat en de
gewenste aanjagerregeling instellen.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie De handmatige luchtrecirculatiestand
wordt in- of uitgeschakeld met de
4 -toets.9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten kunnen be‐
slaan. De kwaliteit van de binnen‐
lucht neemt na verloop van tijd af,
wat tot vermoeidheidsverschijnse‐ len bij de inzittenden kan leiden.
Airconditioning bij afgezette
motor
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, kan de resterende warmte of
koude in het systeem worden ge‐
bruikt voor klimaatregeling in de pas‐
sagiersruimte.
Hiervoor bij uitgeschakelde ontste‐
king toets AUTO indrukken.
Nawerking airco aan verschijnt kort
op het display.
Klimaatregeling bij uitgeschakelde
ontsteking is beperkt in tijd. Om voor‐ tijdig te beëindigen, toets AUTO in‐
drukken.
Hulpverwarming
Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die de lucht in de passa‐
giersruimte automatisch sneller op‐
warmt.
Koelvloeistofverwarming
Dieselmodellen zijn uitgerust met een koelvloeistofverwarming op brandstof die de koelvloeistof verwarmt als de
motor loopt.
Klimaatregeling127Vaste ventilatieopeningenEr bevinden zich bovendien nog ven‐ tilatieopeningen onder de voorruit en
de zijruiten, alsook in de voeten‐
ruimte.Onderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaatopeningen naar de mo‐torruimte onder aan de voorkant van
de voorruit moeten voor voldoende
luchttoevoer vrijgehouden worden.
Bladeren, vuil of sneeuw verwijderen.
Microfilter Het microfilter ontdoet de binnenko‐
mende buitenlucht van stof, roet,
stuifmeel en sporen.
Regelmatig gebruik
airconditioning Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling een‐
maal per maand, ongeacht de weers‐
gesteldheid of het seizoen, enkele mi‐ nuten worden ingeschakeld. Bij te
lage buitentemperaturen kan de koe‐ ling niet worden ingeschakeld.
Service Om optimale koeling te garanderen,
wordt aangeraden het klimaatregel‐
systeem jaarlijks, voor het eerst
3 jaar na ingebruikneming van de
auto, te laten controleren, lettend op:
■ functie- en druktest,
■ werking van de verwarming,
■ lektest,
■ controle van de aandrijfriemen, ■ afvoer van condensor en verdam‐ per reinigen,
■ prestatietest.
174Verzorging van de auto
Zekeringfuncties bij
zekeringendoos bagageruimte,
type ANr.Stroomkring1ABS2ABS3Interieuraanjager elektronische
klimaatregeling (ECC)4Interieuraanjager verwarming
en airconditioningssysteem5Koelventilator6Koelventilator7Centrale vergrendeling8Voorruitsproeiers, achterruit‐
sproeiers9Verwarmbare achterruit,
verwarmbare buitenspiegel10Diagnosestekker11Instrumenten12Mobiele telefoon, infotainment-
systeem, display13InterieurverlichtingNr.Stroomkring14Voorruitwissers15Voorruitwissers16Claxon, ABS, remlichtschake‐
laar, airconditioningssysteem17Dieselbrandstoffilter of aircondi‐
tioningssysteem18Startmotor19–20Claxon21Motorelektronica22Motorelektronica23Instellen koplampreikwijdte24Brandstofpomp25–26Motorelektronica27Verwarming, airconditionings‐
systeem, luchtkwaliteitssensor28–29Stuurbekrachtiging30Motorelektronica
Verzorging van de auto175
Nr.Stroomkring31Achterruitwisser32Remlichtschakelaar33Instellen koplampreikwijdte,
lichtschakelaar, koppelings‐
schakelaar, instrument, bestuur‐
dersportiermodule34Stuurapparaat stuurkolom35Infotainment-systeem36Aansteker, 12V-aansluiting
voorin
Zekeringfuncties bij
zekeringendoos bagageruimte,
type B
Nr.Stroomkring1ABS2ABS3Interieuraanjager elektronische
klimaatregeling (ECC)4Interieuraanjager verwarming
en airconditioningssysteem5KoelventilatorNr.Stroomkring6Koelventilator7Voorruitsproeiers8Claxon9Koplampsproeiers10Noodontgrendeling centrale
vergrendeling11–12–13Mistlampen14Voorruitwissers15Voorruitwissers16Elektronica regelapparaten,
Open&Start-systeem, ABS,
remlichtschakelaar17Verwarming dieselbrandstof‐
filter18Startmotor19Versnellingsbakelektronica20Airconditioningssysteem21Motorelektronica22MotorelektronicaNr.Stroomkring23Adaptief rijlicht (AFL), instellen
koplampreikwijdte24Brandstofpomp25Versnellingsbakelektronica26Motorelektronica27Stuurbekrachtiging28Versnellingsbakelektronica29Versnellingsbakelektronica30Motorelektronica31Adaptief rijlicht (AFL), instellen koplampreikwijdte32Remsysteem, airconditionings‐
systeem, koppelingsschakelaar33Adaptief rijlicht (AFL), instellen
koplampreikwijdte, lichtschake‐
laar34Stuurapparaat stuurkolom35Infotainment-systeem36Mobiele telefoon, infotainment-
systeem, display