Page 137 of 225

Rijden en bediening135
Bij een te laag motortoerental scha‐
kelt de versnellingsbak boven een be‐ paalde snelheid automatisch terug
naar een lagere versnelling.
Bij een hoge motortoerental wordt er
niet automatisch opgeschakeld naar
een hogere versnelling.
Om veiligheidsredenen is de kick‐
down ook beschikbaar in de handge‐
schakelde modus.
Elektronisch gestuurde
rijprogramma’s ■ Het bedrijfstemperatuurpro‐ gramma brengt de katalysator naeen koude start snel op tempera‐
tuur door het motortoerental te ver‐ hogen.■ De automatische neutraalschake‐ ling schakelt vanzelf de neutraal‐
stand in wanneer de auto wordt stil‐ gezet met een ingeschakelde ver‐
snelling.
■ Bij een ingeschakelde Sport-mo‐ dus vindt het schakelen bij hogere
toerentallen plaats (behalve wan‐
neer cruisecontrol is ingeschakeld).
Sport-modus 3 145.
Winterprogramma T
Winterprogramma inschakelen om
makkelijker weg te kunnen rijden op
een glad wegdek.
Inschakelen bij auto's zonder
handgeschakelde modus
Toets T indrukken, terwijl stand P, R ,
N , D of 3 is ingeschakeld. De auto rijdt
weg in de 3e versnelling.
Inschakelen bij auto's met
handgeschakelde modus
In de automatische modus, toets T
indrukken. De auto rijdt afhankelijk
van de staat van het wegdek in de 2e
of 3e versnelling weg.
Uitschakelen
Het winterprogramma wordt uitge‐
schakeld door:
■ het opnieuw indrukken van toets T,
■ het handmatig selecteren van 2 of 1,
■ het omschakelen naar de handge‐ schakelde modus,
■ het uitschakelen van de ontsteking,
■ of als de temperatuur van de ver‐ snellingsbakolie te hoog is.
Page 138 of 225

136Rijden en bediening
Kickdown
Wanneer het gaspedaal tot voorbij
het weerstandspunt wordt bediend, wordt afhankelijk van het motortoe‐
rental een lagere versnelling inge‐
schakeld.
Storing
Bij een storing brandt A. De versnel‐
lingsbak schakelt niet langer automa‐ tisch. Verder rijden is mogelijk door
handmatig te schakelen.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Uitvoering zonder
handgeschakelde modus
De 2de versnelling is niet beschik‐
baar. Handmatig schakelen:1=1e versnelling2=3e versnelling3, D=4e versnelling
Uitvoering met
handgeschakelde modus
Alleen de hoogste versnelling is be‐
schikbaar. In de handgeschakelde
modus kan, afhankelijk van de sto‐
ring, ook de 2de versnelling beschik‐ baar zijn.
Stroomonderbreking
Bij een stroomonderbreking kan de keuzehendel niet uit stand P of N wor‐
den gehaald.
Bij een lege accu hulpstartkabels ge‐
bruiken 3 191.
Als de stroomonderbreking niet het
gevolg is van een ontladen accu, keu‐
zehendel ontgrendelen:
1. Handrem aantrekken.
2. Asbak verwijderen 3 85. Schroef
van metalen afdekking losdraaien
en beide delen verwijderen.
Boordgereedschap 3 178.
3. Asbakhouder of afdekking verwij‐ deren: vingers in de opening aan
de bovenkant steken, de asbak‐
houder of afdekking ontgrendelen en verwijderen.
Page 139 of 225
Rijden en bediening137
4. Aan de lus trekken en de keuze‐hendel uit stand P of N halen. Als
stand P of N opnieuw wordt inge‐
schakeld, wordt de keuzehendel
weer vergrendeld. Oorzaak van
de stroomonderbreking door een
werkplaats laten verhelpen.
5. Asbakhouder of afdekking terug‐ plaatsen en vergrendelen.
6. Metalen afdekking met de schroef
bevestigen. Asbak aanbrengen
3 85.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Voor het inschakelen van de achter‐
uitversnelling, vanuit stilstand
3 seconden na het intrappen van de
koppeling de ontgrendelknop op de keuzehendel indrukken en de ver‐
snelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐ len.
De koppeling niet onnodig laten slip‐
pen.
Bij bediening het koppelingspedaal
helemaal intrappen. Uw voet niet op
het pedaal laten rusten.Voorzichtig
Rijd bij voorkeur niet met de hand
voortdurend op de selectorhendel.
Page 140 of 225

138Rijden en bedieningGeautomatiseerde
versnellingsbak
Met de geautomatiseerde versnel‐
lingsbak Easytronic is zowel handma‐ tig schakelen (handgeschakelde mo‐
dus) als automatisch schakelen (au‐
tomatische modus) mogelijk, beide
met automatische bediening van de
koppeling.
Versnellingsbakdisplay
Weergave van modus en actuele ver‐ snelling.
De aanduiding knippert enige secon‐
den wanneer met draaiende motor en
niet ingetrapt rempedaal A, M of R is
geselecteerd.
Bij ingeschakeld winterprogramma
brandt T.
Motor starten
Bij het starten van de motor het rem‐ pedaal bedienen. Wordt het rempe‐
daal niet bediend, dan brandt j op
het instrumentenpaneel, knippert bo‐ vendien "N" op het versnellingsbak‐
display en kan de motor niet worden
gestart.
Als alle remlichten zijn uitgevallen,
kan de motor evenmin worden ge‐
start.
Als het rempedaal wordt bediend,
schakelt de versnellingsbak na het
starten automatisch naar N. Dit ge‐
beurt mogelijk met enige vertraging.Keuzehendel
De keuzehendel altijd zover mogelijk
in de gewenste richting bewegen. Als
de hendel wordt losgelaten, keert hij
altijd vanzelf terug naar de middelste stand.
N=Neutrale stand.A=Wisselen tussen automatische
en handgeschakelde modus.
Op het versnellingsbakdisplay
verschijnt A of M.R=Achteruitversnelling. Uitslui‐
tend inschakelen als de auto
stilstaat.
Page 141 of 225

Rijden en bediening139
+=Opschakelen naar een hogere
versnelling.-=Terugschakelen naar een la‐
gere versnelling.
Wegrijden
Rempedaal bedienen en keuzehen‐
del naar A, + of - bewegen. De ver‐
snellingsbak staat in de automatische
modus en de eerste versnelling wordt
ingeschakeld. Bij het selecteren van
R wordt de achteruitversnelling inge‐
schakeld.
Na het loslaten van de rem rijdt de
auto langzaam weg.
Om weg te rijden zonder het rempe‐
daal te bedienen, meteen na het in‐
schakelen van een versnelling gas
geven.
Wordt noch het gaspedaal noch het
rempedaal bediend, dan is er geen
versnelling ingeschakeld en knippert
de aanduiding A of R korte tijd op het
display.
Auto stoppen
Bij het stoppen in stand A wordt de
eerste versnelling ingeschakeld en de koppeling gelost. In stand R blijft de
achteruitversnelling ingeschakeld.
Afremmen op de motor Automatische modus
Bergafwaarts schakelt de geautoma‐
tiseerde versnellingsbak pas bij ho‐
gere toeren op. Bij het remmen wordt
tijdig teruggeschakeld.
Handgeschakelde modus
Om bij het afdalen van een helling op
de motor af te remmen, tijdig een la‐
gere versnelling selecteren.
Auto heen en weer schommelen
Het is alleen toegestaan de auto heen
en weer te schommelen als de auto is vastgereden in zand, modder of
sneeuw. Keuzehendel meerdere ma‐
len tussen stand R en stand A heen
en weer halen. Motor niet te hoge toe‐ ren laten maken en snel optrekken
voorkomen.Parkeren
Handrem aantrekken. De laatst gese‐ lecteerde versnelling (zie versnel‐
lingsbakdisplay) blijft ingeschakeld.
In stand N is geen versnelling inge‐
schakeld.
Na het uitschakelen van de ontste‐
king reageert de versnellingbak niet
meer op bewegingen van de keuze‐
hendel.
Handgeschakelde modus
Wordt bij te lage toeren een hogere
versnelling geselecteerd of een la‐
gere versnelling bij te hoge toeren,
dan schakelt de auto niet. Dit om te
voorkomen dat de motor te lage of te
hoge toeren maakt.
Bij een te laag motortoerental scha‐
kelt de versnellingsbak automatisch
terug.
Bij een te hoog motortoerental scha‐
kelt de versnellingsbak alleen tijdens
een kickdown automatisch op.
Page 142 of 225

140Rijden en bediening
Als in de automatische modus + of -
wordt geselecteerd, switcht de ver‐
snellingsbak naar de handgescha‐ kelde modus in en schakelt navenant.
Elektronische
rijprogramma’s ■ Het bedrijfstemperatuurpro‐ gramma brengt de katalysator naeen koude start snel op tempera‐
tuur door het motortoerental te ver‐ hogen.
■ Het aanpassingprogramma houdt bij het overschakelen rekening met
de rijomstandigheden, bijv. bij het
rijden met een zware lading of bij
het oprijden van hellingen.
■ Bij ingeschakelde Sport-modus worden de schakeltijden verkort en
wordt bij hogere toerentallen ge‐
schakeld (tenzij cruisecontrol is in‐
geschakeld). Sport-modus 3 145.Winterprogramma T
Winterprogramma inschakelen wan‐
neer de auto op een glad wegdek
moeilijk wegrijdt.
Inschakelen
T -toets indrukken. De versnellings‐
bak schakelt over op de automatische modus. De auto rijdt weg in de
2de versnelling. De Sport-modus
wordt uitgeschakeld.
Uitschakelen
Het winterprogramma wordt uitge‐
schakeld door:
■ het opnieuw indrukken van toets T,
■ het uitschakelen van het contact, ■ het overschakelen op de handge‐ schakelde modus (bij terugkeer
naar de automatische modus is het
winterprogramma opnieuw actief),
■ bij een te hoge koppelingstempera‐
tuur.
Kickdown
Page 143 of 225

Rijden en bediening141
Wanneer het gaspedaal tot voorbij
het weerstandspunt wordt bediend,
wordt afhankelijk van het motortoe‐
rental een lagere versnelling inge‐
schakeld.
Storing
Om schade aan de geautomatiseerde versnellingsbak te voorkomen, grijpt
de koppeling bij zeer hoge koppe‐ lingstemperaturen automatisch in.
Bij een storing brandt A. Verder rij‐
den is mogelijk. Er kan niet in de
handgeschakelde modus worden ge‐ schakeld.
Wanneer F op het versnellingsbak‐
display verschijnt, kan niet meer met
de auto worden gereden.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Stroomonderbreking
Bij een stroomonderbreking en een
ingeschakelde versnelling kan de koppeling niet worden gelost. Er kan
niet meer met de auto worden gere‐
den.Bij een lege accu hulpstartkabels ge‐
bruiken 3 191.
Is een lege accu hiervan niet de oor‐
zaak, dan de hulp van een werkplaats
inroepen.
Moet de auto uit de verkeersstroom
worden gehaald, dan de koppeling
als volgt lossen:
1. Handrem aantrekken, ontsteking uitschakelen.
2. Motorkap openen 3 160.
3. Versnellingsbak ter hoogte van
het afsluitdeksel schoonmaken,
zodat er na het verwijderen van
het deksel geen vuil in de opening
kan komen.
4. Afsluitdeksel losdraaien en naar boven toe wegtillen.
5. Met een platte schroevendraaier de stelschroef onder het deksel
rechtsom draaien totdat u een dui‐ delijke weerstand voelt. De kop‐
peling is daarmee gelost.
6. Schoongemaakt afsluitdeksel te‐ rugplaatsen. Het afsluitdeksel
moet nauw op de behuizing aan‐
sluiten.Voorzichtig
Niet verder draaien dan de weer‐
stand, omdat de versnellingsbak
anders beschadigd kan raken.
Page 144 of 225

142Rijden en bedieningVoorzichtig
Wegslepen van de auto en startenvan de motor is bij een op deze
manier geloste koppeling niet toe‐
gestaan. De auto mag echter wel
over een korte afstand worden
verplaatst.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Remmen
Het remsysteem omvat twee onaf‐
hankelijke remcircuits.
Wanneer een remcircuit uitvalt, kan
de auto nog met het andere circuit
worden afgeremd. De remmen wer‐
ken dan achter pas goed als het rem‐ pedaal zeer diep wordt ingetrapt.
Daarvoor is een aanzienlijk grotere
krachtsinspanning nodig. De remweg wordt langer. Alvorens de reis te ver‐
volgen, de hulp van een werkplaats
inroepen.
Bij uitgeschakelde motor verdwijnt de
rembekrachtiging na het een- tot
tweemaal intrappen van het rempe‐
daal. De remwerking wordt hierdoor
niet verminderd, maar er is aanzienlijk
meer kracht nodig om het rempedaal
te bedienen. Vooral bij het slepen
hiermee rekening houden.
Controlelamp R 3 91.
Antiblokkeersysteem Het antiblokkeersysteem (ABS) voor‐
komt dat de wielen blokkeren.Zodra een wiel dreigt te blokkeren,
regelt het ABS de remdruk af op het
desbetreffende wiel. De auto blijft ook bij een noodstop bestuurbaar.
De ABS-regeling is merkbaar door
het tikken van het rempedaal en door regelgeluiden.
Voor optimale remwerking het rem‐
pedaal tijdens het hele remproces
volledig intrappen, ongeacht het tik‐
ken van het pedaal. De druk op het
rempedaal niet verminderen.
Na het starten voert het systeem een
zelftest uit, die mogelijk hoorbaar is.
Controlelamp u 3 91.
Adaptief remlicht Bij het met volle kracht remmen knip‐
peren alle drie de remlichten zolang
de ABS-regeling actief is.