Page 177 of 225

Verzorging van de auto175
Nr.Stroomkring31Achterruitwisser32Remlichtschakelaar33Instellen koplampreikwijdte,
lichtschakelaar, koppelings‐
schakelaar, instrument, bestuur‐
dersportiermodule34Stuurapparaat stuurkolom35Infotainment-systeem36Aansteker, 12V-aansluiting
voorin
Zekeringfuncties bij
zekeringendoos bagageruimte,
type B
Nr.Stroomkring1ABS2ABS3Interieuraanjager elektronische
klimaatregeling (ECC)4Interieuraanjager verwarming
en airconditioningssysteem5KoelventilatorNr.Stroomkring6Koelventilator7Voorruitsproeiers8Claxon9Koplampsproeiers10Noodontgrendeling centrale
vergrendeling11–12–13Mistlampen14Voorruitwissers15Voorruitwissers16Elektronica regelapparaten,
Open&Start-systeem, ABS,
remlichtschakelaar17Verwarming dieselbrandstof‐
filter18Startmotor19Versnellingsbakelektronica20Airconditioningssysteem21Motorelektronica22MotorelektronicaNr.Stroomkring23Adaptief rijlicht (AFL), instellen
koplampreikwijdte24Brandstofpomp25Versnellingsbakelektronica26Motorelektronica27Stuurbekrachtiging28Versnellingsbakelektronica29Versnellingsbakelektronica30Motorelektronica31Adaptief rijlicht (AFL), instellen koplampreikwijdte32Remsysteem, airconditionings‐
systeem, koppelingsschakelaar33Adaptief rijlicht (AFL), instellen
koplampreikwijdte, lichtschake‐
laar34Stuurapparaat stuurkolom35Infotainment-systeem36Mobiele telefoon, infotainment-
systeem, display
Page 178 of 225
176Verzorging van de autoZekeringenkast in
bagageruimte
De zekeringendoos zit achter een af‐
dekking. Vergrendelingslipjes naar
voren duwen en afdekking verwijde‐
ren.
Geen voorwerpen achter de afdek‐
king opbergen.
Afhankelijk van de uitrusting zijn er
twee verschillende zekeringendozen.
Zekeringendoos type A
Om een zekering te vervangen, de
desbetreffende beschermkap losdu‐
wen.
Nr.Stroomkring1Mistlampen212V-aansluiting achterin312V-aansluiting bagageruimte4Achteruitrijlichten5Elektrische ruitbediening
achterin6Airconditioningssysteem7Elektrische ruitbediening voorin8Verwarmbare buitenspiegelsZekeringendoos type B
Page 179 of 225
Verzorging van de auto177
Nr.Stroomkring1Elektrische ruitbediening voorin2–3Instrumenten4Verwarming, airconditionings‐
systeem, elektronische klimaat‐
regeling (ECC)5Airbags6–7–8–9–10–11Verwarmbare achterruit12Achterruitwisser13Park Pilot14Verwarming, airconditioning15–16Open&Start-systeemNr.Stroomkring17Regensensor, luchtkwaliteits‐
ensor, bandenspanningscontro‐
lesysteem, binnenspiegel18Instrumenten, schakelaars19–20CDC21Verwarmbare buitenspiegels22–23Elektrische ruitbediening
achterin24Diagnosestekker25–26Elektrisch inklapbare buiten‐
spiegels27Ultrasoonsensor, diefstalalarm‐
systeem28–29Aansteker, 12V-aansluiting
voorin3012V-aansluiting achterin31–Nr.Stroomkring32–33Open&Start-systeem34–3512V-aansluiting achterin36Stekkerdoos voor aanhanger/
caravan37–38Centrale vergrendeling, klem 3039Stoelverwarming links40Stoelverwarming rechts41–42–43–44–
Page 180 of 225

178Verzorging van de autoBoordgereedschapGereedschap
Om het deksel te openen, de vloer‐
bedekking optillen. Treklip omhoog‐
zetten, verdraaien en omhoogtrek‐
ken.
Krik en boordgereedschap zitten in
een zakje dat met een rubber band in het opbergvak in de vloer van de ba‐
gageruimte vastgezet is.
Om het deksel te sluiten, de uitste‐
kende delen aan de voorkant in de
uitsparingen passen en vastklikken.
Velgen en banden
Wielen en banden Conditie van banden en velgen Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden
over scherpe randen kan schade aan banden en velgen tot gevolg hebben.
Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een werkplaats inroepen.
Banden Bandenmaat 225/45 R 17 is alleen
toegestaan als de auto is uitgerust
met het elektronische stabiliteitspro‐
gramma.
Winterbanden
Winterbanden verhogen bij tempera‐
turen onder 7°C de rijveiligheid en
dienen daarom om alle wielen gelegd te worden.
Page 181 of 225

Verzorging van de auto179
De bandenmaten 195/65 R 15,
195/60 R 16, 205/55 R 16 en
225/45 R 17 kunnen gebruikt worden
als winterbanden.
Banden met maat 205/50 R 17 mo‐
gen alleen als winterbanden worden
gebruikt.
De bandenmaten 225/40 R 18 1)
,
225/40 ZR 18 en 235/35 R 19 zijn niet toegestaan voor winterbanden.
Bij de Zafira OPC zijn winterbanden
alleen toegestaan op speciale, door
Opel goedgekeurde lichtmetalen vel‐ gen.
Winterbanden met noodloopeigen‐
schappen zijn alleen toegestaan op
door de fabriek goedgekeurde licht‐
metalen velgen.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.Banden met noodloopei‐
genschappen
Banden met noodloopeigenschap‐
pen zijn voorzien van verstevigde,
zelfdragende zijwanden zodat er ook
in drukloze toestand nog beperkt mee gereden kan worden.
Banden met noodloopeigenschap‐
pen zijn alleen toegestaan bij auto’s
met het elektronische stabiliteitspro‐
gramma en bandenspanningscontro‐
lesysteem of drukverliesdetectiesys‐
teem.Voorzichtig
Ook bij banden met noodloopei‐ genschappen de bandenspanning
regelmatig controleren.
Banden met noodloopeigenschap‐
pen zijn, afhankelijk van de banden‐
fabrikant, te herkennen aan een aan‐ duiding op de zijwand van de band.
Bijv.
ROF=RunonFlat bij Goodyear ofSSR=Self Supporting Runflat Tyre
bij Continental.
Banden met noodloopeigenschap‐
pen zijn alleen toegestaan in combi‐
natie met door de fabriek goedge‐
keurde lichtmetalen velgen.
Het gebruik van bandenreparatiesets is niet toegestaan.
Geen ECO-bandenspanning hante‐
ren.
Banden met noodloopeigenschap‐
pen niet met standaardbanden com‐
bineren.
Bij overschakeling op standaardban‐
den niet vergeten dat er geen reser‐
vewiel of bandenreparatieset in de
auto aanwezig is.
Rijden met een beschadigde
band Het spanningsverlies van een band
wordt aangegeven door het banden‐
spanningscontrolesysteem of het
drukverliesdetectiesysteem.
1) Zafira OPC: toegestaan als winterbanden zonder sneeuwkettingen.
Page 182 of 225

180Verzorging van de auto
Het is mogelijk met een drukloze
band verder te rijden
■ met een maximumsnelheid van 80 km/u,
■ en over een afstand van maximaal 80 km.9 Waarschuwing
De auto stuurt dan zwaarder en is
moeilijker te manoeuvreren. De
remweg neemt toe.
Rijstijl en snelheid aan de gewij‐
zigde omstandigheden aanpas‐
sen.
Aanduidingen op banden
Bijv. 195/65 R 15 91 H
195=Bandbreedte in mm65=Hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R=Type koordlagen: RadiaalRF=Type: RunFlat15=Velgdiameter in inches91=Kengetal voor laadvermo‐
gen, 91 komt bijv. overeen
met 618 kgH=Kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q=tot 160 km/uS=tot 180 km/uT=tot 190 km/uH=tot 210 km/uV=tot 240 km/uW=tot 270 km/u
Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de 14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten. Dit geldt ook
voor auto's met bandenspannings‐
controlesysteem.
Ventielsleutel uit tankklep nemen en daarmee ventieldop losdraaien.
Page 183 of 225

Verzorging van de auto181
Bij auto's met bandenspanningscon‐
trolesysteem adapter op ventiel
schroeven.
Bandenspanning 3 213 en op de
sticker aan de binnenkant van de
tankklep.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
De ECO-bandenspanning dient om
een zo laag mogelijk brandstofver‐
bruik te bereiken. Niet hanteren voor
banden met noodloopeigenschap‐
pen.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de ban‐
denslijtage.De bandenspanningswaarden ver‐
schillen afhankelijk van de diverse
opties. Ga voor de juiste banden‐ spanningswaarde te werk volgens de onderstaande procedure:
1. Bepaal de aandrijfas en de car‐ rosserievariant.
2. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 208.
3. Bepaal het type banden.
In de tabel Bandenspanningswaar‐
den staan alle mogelijk bandencom‐
binaties 3 213.
Raadpleeg voor de banden die voor
uw voertuig zijn goedgekeurd het
'EEC Certificate of Conformity' dat bij
uw voertuig werd geleverd of de an‐
dere nationale voertuigpapieren.
De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de ban‐
denspanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem Het bandenspanningscontrolesys‐
teem bewaakt vanaf een bepaalde
snelheid continu de bandenspanning
van alle vier de banden.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een spanningssensor en de banden
moeten de voorgeschreven banden‐
spanning hebben. Voor het overige wordt de bandenspanning bewaakt
door het drukverliesdetectiesysteem
3 182.
Let op
In landen waar het bandenspan‐ ningscontrolesysteem wettelijk ver‐
eist is, wordt de typegoedkeuring
van het voertuig bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren nietig.
De actuele bandenspanning wordt
weergegeven op het Info-Display
3 110.
Page 184 of 225

182Verzorging van de auto
Voertuigmeldingen, bandenspanning
3 105.
Controlelamp w 3 93.
Bij gebruik van een complete set wie‐
len zonder sensoren (zoals vier win‐
terbanden) verschijnt er geen fout‐
melding. Het bandenspanningscon‐
trolesysteem werkt dan niet. Senso‐
ren kunnen naderhand gemonteerd
worden.
Gebruik van in de handel verkrijgbare vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik bij voorkeur door de fabrikant goedgekeurde re‐
paratiesets.
Externe zendinstallaties met een
hoog vermogen kunnen storingen in
het bandenspanningscontrolesys‐
teem tot gevolg hebben.Systeem initialiseren
Na het verwisselen van een wiel, het
systeem eerst initialiseren: band met
de voorgeschreven bandenspanning
oppompen, contact inschakelen, dan
toets DDS ca. 4 seconden ingedrukt
houden, controlelamp w knippert
driemaal.
Drukverliesdetectiesys‐
teem Het drukverliesdetectiesysteem be‐waakt continu het toerental van alle
vier de banden.
Wanneer een band aan spanning ver‐
liest, licht controlelamp w rood op.
Meteen stoppen en bandenspanning controleren.
Controlelamp w 3 93.
Systeem initialiseren
Na correctie van de bandenspanning
of het verwisselen van een wiel, het systeem eerst initialiseren: contact in‐
schakelen, toets DDS ca.
4 seconden ingedrukt houden, con‐
trolelamp w knippert driemaal.