Page 105 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen103
Altijd dag design zwarte of gekleurde
tekst tegen een lichte achtergrond.
Altijd nacht design witte of gekleurde
tekst tegen een donkere achtergrond.
De keuze wordt aangeduid door een
o voor de menuoptie.
Ontstekingslogica
Zie de handleiding bij het infotain‐
ment-systeem.Boordinformatie
Voertuigmeldingen
Meldingen worden via het display op
het instrumentenpaneel of als waar‐
schuwings- en geluidssignalen gege‐ ven. De Check-Control geeft de mel‐
dingen via het Info-Display. Sommige
daarvan in verkorte vorm. Waarschu‐
wingsmeldingen bevestigen met de
multifunctieknop 3 96, 3 99.
Waarschuwingssignalen
Bij het starten van de motor of tijdens het rijden ■ Als de elektronische sleutel niet aanwezig is of niet herkend wordt.
■ Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
■ Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep niet
goed gesloten is.
■ Bij aangetrokken handrem vanaf een bepaalde snelheid.■ Bij het overschrijden van een af fa‐briek geprogrammeerde snelheid.
■ Bij auto's met een geautomati‐ seerde versnellingsbak als het be‐stuurdersportier bij draaiende mo‐
tor wordt geopend, terwijl er een
versnelling is ingeschakeld zonder
dat het rempedaal wordt bediend.
Bij het parkeren van de auto en
het openen van het
bestuurdersportier ■ Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
■ Bij ingeschakelde buitenverlichting.
■ Bij Open&Start-systeem en auto‐ matische versnellingsbak, als dekeuzehendel niet in stand P staat.
■ Bij een geautomatiseerde versnel‐ lingsbak wanneer bij een uitge‐
schakelde motor de handrem niet is aangetrokken en geen versnelling
is ingeschakeld.
Page 106 of 225

104Instrumenten en bedieningsorganenBatterijspanningBatterijspanning van afstandsbedie‐
ning of elektronische sleutel te laag.
Bij auto's zonder Check-Control ver‐
schijnt de melding InSP3 op het dis‐
play op het instrumentenpaneel. Bat‐
terij vervangen 3 27, 3 28.
Remlichtschakelaar
Remlicht brandt niet bij het remmen.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
KoelvloeistofpeilVloeistofpeil van motorkoelsysteem
te laag. Koelvloeistofpeil meteen con‐
troleren 3 161.
Water in dieselbrandstoffil‐ ter aftappen Als er water in het dieselbrandstoffil‐
ter zit, verschijnt de melding InSP4 op
het instrumentenpaneel. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Verlichting De belangrijkste buitenverlichtings‐
functies worden bewaakt, inclusief
kabels en zekeringen. Bij het rijden met een aanhanger wordt ook de ver‐ lichting van de aanhanger bewaakt.
Aanhangers met led-verlichting moe‐
ten een voorziening hebben die be‐
waking van de verlichting net als bij
traditionele gloeilampen mogelijk
maakt.
Op het Info-Display wordt aangege‐
ven dat de verlichting defect is of de
melding InSP2 verschijnt op het dis‐
play van het instrumentenpaneel.
Diefstalalarmsysteem Systeemfout in het diefstalalarmsys‐
teem. Oorzaak van de storing onmid‐
dellijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Page 107 of 225
Instrumenten en bedieningsorganen105Bandenspanning
Als de bandenspanning van een van
de banden te laag is, verschijnt er bij auto’s met een bandenspannings‐
controlesysteem op het display een
melding waarin wordt aangegeven
welke band moet worden gecontro‐
leerd.
Snelheid verlagen en bandenspan‐
ning zo spoedig mogelijk controleren. Bandenspanningscontrolesysteem
3 181. Bandenspanning controleren
3 180, 3 213.
Bij aanzienlijk drukverlies verschijnt
een melding waarin wordt aangege‐
ven welke band moet worden gecon‐
troleerd.
Zo spoedig mogelijk de verkeers‐
stroom verlaten zonder hierbij andere
weggebruikers in gevaar te brengen.
Stoppen en de banden controleren.
Het reservewiel monteren 3 187. Bij
banden met noodloopeigenschappen is de maximumsnelheid 80 km/u. In‐formatie 3 179. Bandenspannings‐
controlesysteem 3 181.
Sproeiervloeistofpeil
Laag sproeiervloeistofpeil. Sproeier‐
vloeistof bijvullen 3 162.
Page 108 of 225

106Instrumenten en bedieningsorganenTripcomputerBoordcomputer op
Board-Info-Display
Om de gegevens van de boordcom‐
puter weer te geven, BC-toets van het
infotainment-systeem of het linker
stelwiel op het stuurwiel indrukken.
Sommige functies verschijnen in ver‐korte vorm op het display.
Als er een audiofunctie werd geselec‐
teerd, blijft de onderste regel van de
geselecteerde boordcomputerfunctie
zichtbaar.Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Bij lage snelheden wordt het verbruik per uur aangegeven.
Gemiddeld verbruik
Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Absoluut verbruik Weergave van de verbruikte hoeveel‐
heid brandstof. De meting kan op elk
moment opnieuw worden gestart.
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment opnieuw worden gestart.
Ritonderbrekingen met uitgescha‐
kelde ontsteking worden niet meege‐
rekend.
Afgelegde weg Weergave van de afgelegde weg. De
meting kan op elk moment opnieuw
worden gestart.
Actieradius
Page 109 of 225

Instrumenten en bedieningsorganen107
De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het mo‐
mentane verbruik berekend. Op het display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Als het brandstofpeil laag is, ver‐
schijnt de melding Actieradius op het
display.
Als de brandstoftank bijna leeg is,
verschijnt de melding Tanken svp. op
het display.
TimerFunctie selecteren. Door de OK-toets
of het linker stelwiel op het stuur in te
drukken, start of stopt u de timer.
Boordcomputer opnieuw starten De meting of berekening van de vol‐
gende boordcomputerinformatie kan
opnieuw worden gestart:
■ gemiddeld verbruik,
■ absoluut verbruik,
■ gemiddelde snelheid,
■ afgelegde weg,
■ timer.
Gewenste boordcomputerinformatie
selecteren 3 96 . Om opnieuw te star‐
ten, de OK-toets of het linker stelwiel
op het stuur ca. 2 seconden indruk‐
ken.
Boordcomputer op
Graphic-Info-Display of
Colour-Info-Display De hoofdpagina van de boordcompu‐ter informeert u over de actieradius,
het gemiddelde verbruik en de gemid‐
delde snelheid van BC 1.Voor weergave van andere gegevens
van de boordcomputer BC-toets van
het infotainment-systeem indrukken, op het display het menu Boordcom‐
puter selecteren of het linker stelwiel
op het stuur indrukken.
In het menu Boordcomputer BC 1 of
BC 2 selecteren.
Actieradius
De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het mo‐
mentane verbruik berekend. Op het
display verschijnen gemiddelde
waarden.
Page 110 of 225

108Instrumenten en bedieningsorganen
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Als het brandstofpeil laag is, ver‐
schijnt de melding Actieradius op het
display.
Als de brandstoftank bijna leeg is,
verschijnt de melding Tanken svp. op
het display.
Het navigatiesysteem helpt u bij het
vinden van het dichtstbijzijnde tank‐
station. Zie voor meer informatie de
handleiding bij het infotainment-sys‐
teem.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Bij lage snelheden wordt het verbruik per uur aangegeven.
Afgelegde weg
Weergave van de afgelegde weg. De meting kan op elk moment opnieuw
worden gestart.
Gemiddelde snelheid Weergave van de gemiddelde snel‐heid. De meting kan op elk momentopnieuw worden gestart.
Ritonderbrekingen met uitgescha‐
kelde ontsteking worden niet meege‐
rekend.
Absoluut verbruik Weergave van de verbruikte hoeveel‐
heid brandstof. De meting kan op elk
moment opnieuw worden gestart.
Gemiddeld verbruik
Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Boordcomputer opnieuw starten De meting of berekening van de vol‐
gende boordcomputerinformatie kan
opnieuw worden gestart:
■ afgelegde weg,
■ gemiddelde snelheid,
■ absoluut verbruik,
■ gemiddeld verbruik.
Selecteer BC 1 of BC 2 in het menu
Boordcomputer .
Page 111 of 225
Instrumenten en bedieningsorganen109
Er zijn twee boordcomputers die on‐
afhankelijk van elkaar kunnen worden gereset. Hierdoor bestaat de moge‐
lijkheid om gegevens van verschil‐
lende periodes te analyseren.
Gewenste boordcomputerinformatie
selecteren en bevestigen.Voor het resetten van alle informatie
van een boordcomputer, de menu‐
optie Alle waarde selecteren.
Timer
Selecteer de menuoptie Timer in het
menu Boordcomputer .
Om te starten, de menuoptie Start se‐
lecteren. Om te stoppen, de menu‐
optie Stop selecteren.
Voor het resetten de menuoptie Reset selecteren.
In het menu Opties kan de gewenste
weergave van de timer worden gese‐
lecteerd:
Page 112 of 225
110Instrumenten en bedieningsorganen
Rijtijd zonder stops
De tijd dat de auto in beweging is,
wordt gemeten. Met stilstandtijden
wordt geen rekening gehouden.
Rijtijd met stops De tijd dat de auto in beweging is,
wordt gemeten. Ook stilstandtijden
worden meegerekend op voorwaarde
dat de ontsteking ingeschakeld is.
Reisduur
Hierbij wordt de tijd gemeten tussen
het handmatig inschakelen met Start
en het handmatig uitschakelen met Reset .Bandenspanningswaar‐
den
Menuoptie Banden in het menu
Boordcomputer selecteren.
Voor elke band wordt de actuele ban‐
denspanning getoond.
Verdere informatie 3 181.