Page 17 of 225
Kort en bondig15
Ruiten ontwasemen enontdooien
Luchtverdeling op l.
Draaiknop voor temperatuur in hoog‐
ste stand zetten.
Ventilator in hoogste stand of op A.
Koeling n aan.
Toets V indrukken.
Verwarming en ventilatie 3 119.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand
3 seconden na het bedienen van het
koppelingspedaal de ontgrendelknop
op de keuzehendel indrukken en de versnelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐ len.
Handgeschakelde versnellingsbak3 137.
Page 18 of 225

16Kort en bondig
Geautomatiseerde
versnellingsbakN=neutrale stando=rijstand+=hogere versnelling-=lagere versnellingA =wisselen tussen automatische
en handgeschakelde modusR=achteruitversnelling (met ver‐
grendeling keuzehendel)
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 138.
Automatische versnellingsbakP=parkeerstandR=achteruitversnellingN=neutrale standD=rijstand
De keuzehendel kan alleen uit stand
P of N worden gehaald als het contact
is ingeschakeld en het rempedaal be‐ diend wordt (keuzehendelvergrende‐ling). Schakel P of R met de ontgren‐
delknop op de keuzehendel in.
De automatische versnellingsbak is in twee uitvoeringen leverbaar 3 132.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 180,
3 213,
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 160,
■ Ruiten, spiegels, buitenverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar,
■ Correcte positie van stoelen, veilig‐
heidsgordels en spiegels 3 47,
3 57, 3 38,
■ Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige rem‐
men.
Page 19 of 225
Kort en bondig17
Motor starten met contactslot
■ Draai de sleutel naar stand 1
■ Draai iets aan het stuurwiel om het van het stuurslot te halen
■ Trap de koppeling en de rem in, au‐
tomatische versnellingsbak op P
of N
■ Trap het gaspedaal niet in
■ Dieselmotoren: draai de sleutel naar stand 2 voor het voorgloeien
en wacht totdat de controle‐
lamp ! dooft
■ Zet de sleutel op 3 en laat de sleutel
los wanneer de motor draait.
Motor starten met Start/Stop-
toets
De elektronische sleutel moet in de
auto aanwezig zijn.
■ Trap de koppeling en de rem in, au‐
tomatische versnellingsbak op P
of N
■ Trap het gaspedaal niet in
■ Dieselmotor, druk kort op de knop om voorverwarmen te starten, draai
iets aan het stuurwiel om het van
het stuurslot te halen en wacht tot‐
dat controlelampje ! dooft
■ Druk de knop gedurende 1 seconde in en wacht totdat de
motor draait.
Open&Start-systeem 3 28.
Page 20 of 225

18Kort en bondigParkeren■ De handrem altijd zonder indrukken
van de ontgrendelingsknop stevig
aantrekken. Op een aflopende of
oplopende helling zo stevig moge‐
lijk. Tegelijkertijd de rem intrappen
om de bedieningskracht te vermin‐
deren.
■ De motor afzetten. Hiertoe de con‐ tactsleutel naar 0 draaien en deze
verwijderen of vanuit stilstand de
Start/Stop-toets indrukken en het
bestuurdersportier openen. Stuur‐
wiel verdraaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
Bij auto’s met automatische ver‐
snellingsbak is de sleutel alleen te
verwijderen met de keuzehendel in stand P. Wanneer P niet is inge‐
schakeld of de handrem niet is aan‐ getrokken, knippert gedurende en‐
kele seconden “P” op het versnel‐
lingsbakdisplay.
■ Wanneer de auto vlak of op een op‐
lopende helling staat, dan voor het
uitschakelen van het contact de
eerste versnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten.Op een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflopende
helling staat, dan voor het uitscha‐
kelen van het contact de achteruit‐
versnelling inschakelen of de keu‐
zehendel in stand P zetten. Boven‐
dien de voorwielen naar de stoep‐
rand toedraaien.
■ Auto met toets p op de afstands‐
bediening of met sensor in een van beide voorste portierhandgrepen
vergrendelen.
Om de diefstalbeveiliging en het
diefstalalarmsysteem te activeren,
toets p tweemaal indrukken of
sensor in een van beide voorste
portierhandgrepen tweemaal aan‐
raken.
■ De auto niet op een licht ontvlam‐ bare ondergrond parkeren. De on‐
dergrond kan door de hoge tempe‐
ratuur van het uitlaatgassysteem
mogelijk vlam vatten.
■ Bij auto’s met een geautomati‐ seerde versnellingsbak knippert nahet uitschakelen van het contact bijeen niet aangetrokken handrem
controlelamp R gedurende enkele
seconden 3 103.
■ Ruiten sluiten.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 159.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten lopen
om de turbolader te beschermen.
Sleutels, vergrendeling 3 26, auto
een langere tijd stilzetten 3 158.
Page 21 of 225
Kort en bondig19Bijzondere functiesZitplaatsen op de tweede
zitrij9 Waarschuwing
Bij het verstellen van de zitrij of het
instellen van de rugleuningen de
handen buiten het scharnierbereik houden.
Zitrij verschuiven
Ontgrendelingshendel naar voren du‐wen en zitrij verschuiven. Hendel los‐ laten en zitrij hoorbaar laten vastklik‐ken.
Rugleuningen buitenste
zitplaatsen instellen
Ontgrendelingshendel omlaagdu‐
wen, hoek instellen, handgreep losla‐ ten en rugleuning vastklikken.
9 Waarschuwing
Er mogen alleen personen worden
vervoerd wanneer de rugleuning
teruggeklapt is.
Page 22 of 225
20Kort en bondigZitplaatsen op de derde
zitrij9 Waarschuwing
Bij het uitklappen of neerklappen
van de stoelen de handen buiten
het scharnierbereik houden.
Stoelen uitklappen
Bodemafdekking 3 72 en bagage‐
rolhoes bagageruimte 3 71 verwij‐
deren.
De hendel naar voren duwen en de
tweede zitrij tot aan de markering
naar voren schuiven.
Veiligheidsgordels door de gordel‐
houders halen en de gespen in de houders steken.
9 Waarschuwing
Bij uitvoering met zijdelingse rails
in bagageruimte, de desbetref‐
fende instructies opvolgen 3 73.
Page 23 of 225
Kort en bondig21
Vanuit de bagageruimte de stoel aan
de handgreep omhoogtrekken.Stoel naar achteren kantelen totdat deze rechtop staat en hoorbaar vast‐
klikt. Daarbij met één hand de rugleu‐
ning aan de bovenkant ondersteu‐
nen.
Gordelsloten uitklappen 3 57, ba‐
gagerolhoes bagageruimte 3 71.
9 Waarschuwing
Als de gordel in gebruik is, deze
niet door de gordelhouder halen.
Tweede zitrij in de gewenste positie
schuiven en vergrendelen.
Stoelen inklappen
Bagagerolhoes bagageruimte verwij‐
deren 3 71.
De hendel naar voren duwen en de
tweede zitrij tot aan de markering
naar voren schuiven.
Hoofdsteunen van de derde zitrij he‐
lemaal omlaagschuiven, daartoe de
borgveren indrukken om deze te ont‐
grendelen.
Veiligheidsgordels door de gordel‐
houders halen en de gespen in de
houders steken.
Page 24 of 225
22Kort en bondig
Vanuit de bagageruimte de toets bo‐
ven op de rugleuning indrukken en de rugleuning naar voren kantelen. Stoel aan handgreep naar achteren om‐
hoogtrekken en vervolgens naar vo‐
ren draaien totdat deze in de vloer
verzonken is. Stoel tijdens de gehele
procedure aan handgreep vasthou‐
den.
Gordelsloten inklappen 3 57, bo‐
demafdekking 3 72 en bagagerol‐
hoes bagageruimte aanbrengen
3 71.
Tweede zitrij in de gewenste positie schuiven en vergrendelen.
Actieve hoofdsteunen van
de voorstoelen
Bij een aanrijding van achteren kan‐
telen de actieve hoofdsteunen iets
naar voren. Zo wordt het hoofd door
de hoofdsteun beter ondersteund en
het gevaar voor letsel aan de hals‐
wervels verminderd.
Actieve hoofdsteunen zijn herken‐
baar aan het opschrift ACTIVE.
Hoofdsteunen 3 45.
Boordcomputer
Functies:
■ Actieradius
■ Momentaan verbruik
■ Afgelegde weg
■ Gemiddelde snelheid
■ Absoluut verbruik
■ Gemiddeld verbruik
■ Timer
■ Bandenspanning
Boordcomputer 3 106, 3 107.