Page 57 of 268

Be-
stuur- der Mid-
den Passa-
gier
Eerste rij N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Tweede rij ALR N.v.t. ALR
N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Automatisch blokkerend oprolmechanisme
Kinderzitje met een automatisch
blokkerend oprolmechanisme instal-
leren:
1. Voor de installatie van een kinder-
zitje met automatisch blokkerend op-
rolmechanisme trekt u voldoende gor-
delband uit het oprolmechanisme om
deze door de gordelopening van het
kinderzitje te kunnen leiden. Schuif
de gesp in de gespsluiting totdat u een
'klik' hoort. Trek daarna de hele gor-
delband uit het oprolmechanisme en
laat de gordel vervolgens terugrollen
in het mechanisme. Terwijl de gordel
wordt opgerold hoort u een ratelge-
luid. Dit geeft aan dat de automati-
sche blokkeerfunctie is geactiveerd. 2. Trek daarna aan eventuele slappe
delen van de gordel om het heupge-
deelte rond het kinderzitje strak te
trekken. Veiligheidsgordels gaan in de
loop van de van losser zitten. Daarom
dient u de gordel af en toe te contro-
leren en, indien nodig, aan te trekken.
Op de achterbank is het soms lastig
om de driepuntsgordel strak om het
kinderzitje aan te trekken, doordat
de gesp of de gespsluiting zich te
dicht bij de gordelopening op het
zitje bevindt. Maak dan de gesp los
uit de gespsluiting en draai het
korte gordelgedeelte aan de slui-
tingzijde enkele keren rond om dit
gedeelte korter te maken. Zet de
gesp weer vast in de gespsluiting,
met de ontgrendelknop naar buiten
gericht.
Als u de gordel nog steeds niet kunt aantrekken of als door trekken en
duwen aan het kinderzitje de gordel
loskomt, maak dan de gesp los uit
de sluiting. Draai vervolgens de
gespsluiting om en steek de gesp opnieuw in de sluiting. Als het kin-
derzitje dan nog steeds niet stevig is
vastgezet, probeer dan een andere
zitpositie.
Een bevestigingsband van een kinder-
zitje bevestigen:
1. Sluit het cabrioletdak als dit is ge-
opend.
OPMERKING: Het dak moet ge-
sloten zijn (omhoog) om het anker-
punt van de bevestigingsband be-
reikbaar te maken.
2. Open de afdekking (A) op de ach-
terkant van de stoel waarop u het
kinderzitje gaat bevestigen.
Afdekking van opening voor
bevestigingsband voor kinderzitje
51
Page 58 of 268

3. Duw de bevestigingsband en de
haak (B) via de toegangsopening de
bagageruimte in.
OPMERKING: Leid de bevesti-
gingsband volgens de kortste weg
vanaf het kinderzitje naar het an-
kerpunt.
4. Open de afdekking (C) op het ta-
pijt op de achterkant van de stoel en
bevestig de haak van de bevestigings-
band (D) aan het ankerpunt.
5. Trek de bevestigingsband strak
volgens de aanwijzingen van de fabri-
kant van het kinderzitje.
WAARSCHUWING!
Als een bevestigingsband verkeerd
is vastgemaakt, zal het kind het
hoofd misschien te veel kunnen be-
wegen en kan het kind letsel oplo-
pen. Gebruik alleen de ankerpun-
ten direct achter het kinderzitje om
de bovenste bevestigingsband van
het kinderzitje vast te maken.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als
een frontairbag wordt opgeblazen.
Een niet-aangelijnd huisdier kan bij
een noodstop of aanrijding als een
projectiel door de auto worden geslin-
gerd en letsel oplopen of een passagier
verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerij-
den op de achterbank of in een speci-
ale reismand die is bevestigd met de
veiligheidsgordels. AANBEVELINGEN VOOR
INRIJDEN
De motor en aandrijflijn (overbren-
ging en as) van uw auto vereisen geen
lange inrijperiode.
Rijd de eerste 500 km rustig. Na de
eerste 100 km kunt u het beste een
snelheid tot 80 à 90 km/u aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt,
draagt nu en dan kort accelereren met
plankgas, binnen de grenzen van de gel-
dende verkeersregels, bij aan een goed
inrijdproces. Accelereren met plankgas
in een lage versnelling kan schadelijk
zijn en moet worden vermeden.De motorolie die in de fabriek in de
motor is aangebracht, is een energie-
besparend smeermiddel van een hoge
kwaliteit. Houd bij het verversen van
de olie rekening met de het te ver-
wachten klimaat waarin de auto
wordt gebruikt. Raadpleeg de para-
graaf "Onderhoudsprocedures" in het
hoofdstuk "Onderhoud van uw auto"
voor de aanbevolen viscositeit en
kwaliteitsklassen. GEBRUIK NOOIT
NIET-REINIGENDE OF ONVER-
MENGDE MINERALE OLIËN.
Ankerpunt voor bevestigingsband
voor kinderzitje
52
Page 59 of 268

Een nieuwe motor verbruikt tijdens
de eerste paar duizend kilometers mo-
gelijk iets meer olie. Dat is bij het
inrijden normaal en duidt niet op een
probleem.
VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers vervoeren
VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN
DE LAADRUIMTE.WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen of dierenachter in een geparkeerde auto bij
warm weer. De warmte in het in-
terieur kan ernstige gezondheids-
problemen veroorzaken en zelfs
dodelijk zijn.
Het is zeer gevaarlijk om tijdens het rijden personen te vervoeren
in de laadruimte. Bij een ongeval
lopen personen in deze ruimte een
groter risico op ernstig of dodelijk
letsel.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Vervoer geen personen in een ruimte van de auto die niet is
voorzien van stoelen en veilig-
heidsgordels.
Zorg dat iedereen in uw auto op een stoel zit en op de juiste wijze
de veiligheidsgordel draagt.
UitlaatgasWAARSCHUWING!Uitlaatgassen kunnen gezondheids-
problemen veroorzaken of zelfs do-
delijk zijn. Ze bevatten koolmo-
noxide (CO), een kleur- en geurloos
gas. Het inademen ervan kan be-
wusteloosheid en vergiftiging ver-
oorzaken. Volg de volgende veilig-
heidsvoorschriften om het inademen
van koolmonoxide te vermijden: Laat de motor niet langer in een gesloten garage of ruimte draaien
dan noodzakelijk is om de auto te
verplaatsen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Wanneer u met open kofferdeksel moet rijden, zorg er dan voor dat
alle ramen gesloten zijn en dat de
aanjager van de klimaatregeling
in een hoge stand staat. Schakel
de recirculatiestand NIET in.
Als u in een geparkeerde auto moet zitten met een draaiende
motor, stel dan de verwarming of
de koeling zodanig af dat er bui-
tenlucht in de auto wordt aange-
zogen. Zet de aanjager op een
hoog toerental.
De beste bescherming tegen koolmo-
noxidevergiftiging is een goed onder-
houden uitlaatsysteem.
Wanneer u merkt dat het uitlaatgeluid
is veranderd, uitlaatgassen in de auto
ruikt of als de onder- of achterzijde
van de auto is beschadigd, is er moge-
lijk sprake van lekkage in het uitlaat-
systeem. Laat een vakbekwame mon-
teur het volledige uitlaatsysteem en de
naburige carrosseriedelen controleren
53
Page 60 of 268

op breuk, schade, slijtage of verplaat-
singen. Open naden of losse verbin-
dingen kunnen ertoe leiden dat uit-
laatgassen binnendringen in het
interieur. Laat het uitlaatsysteem ook
altijd controleren wanneer de auto op
een hefbrug wordt gezet voor het ver-
versen van smeervet of olie. Laat in-
dien nodig onderdelen vervangen.
Aanbevolen
veiligheidscontroles in de
auto
Veiligheidsgordels
Controleer de veiligheidsgordels van
tijd tot tijd op scheuren, rafels en losse
delen. Laat beschadigde onderdelen
onmiddellijk vervangen. Probeer niet
zelf de gordels aan te passen of uit
elkaar te halen.
De gordelsystemen voorin moeten na
een aanrijding worden vervangen.
Gordelsystemen achterin moeten na
een aanrijding direct worden vervan-
gen als ze zijn beschadigd (oprolme-
chanisme verbogen, scheuren in de
gordel, enz.). Wanneer er ook maar
enige twijfel bestaat over de toestandvan de gordels of de oprolmechanis-
men, laat de gordel dan vervangen.
Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem
Het lampje moet ter con-
trole vier tot acht seconden
branden nadat u de con-
tactschakelaar de eerste
keer in de stand ON hebt gezet. Be-
zoek uw erkende als het lampje tij-
dens het starten niet gaat branden.
Als het blijft branden, knippert, of
oplicht tijdens het rijden, moet u het
systeem laten controleren door een
erkende.
Ontdooi-inrichting
Controleer de werking door de ont-
dooistand te selecteren en de aanjager
in een hoge stand te zetten. U moet nu
de lucht kunnen voelen die langs de
voorruit geblazen wordt. Bezoek uw
erkende dealer als de ontdooi-
inrichting niet werkt. Veiligheidsinformatie over
vloermatten
Plaats uitsluitend vloermatten die
overeenkomen met de afmetingen van
de voetruimte van uw auto. U mag
alleen vloermatten gebruiken die het
gebied rondom de pedalen vrijlaten
en stevig vastzitten, zodat de matten
niet kunnen verschuiven, de beweging
van de pedalen kunnen belemmeren
of de veilige besturing van uw auto op
een andere manier kunnen hinderen.
WAARSCHUWING!
Als de pedalen niet vrij kunnen be-
wegen, kunt u de controle over de
auto verliezen, waardoor gevaar
voor ernstig letsel ontstaat.
Controleer altijd of de vloermat-
ten op de juiste wijze zijn vastge-
maakt aan de bevestigingspunten
voor de matten.
(Vervolgd)
54
Page 61 of 268

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Plaats nooit vloermatten of an- dere vloerbedekkingen die u niet
op de juiste wijze kunt vastmaken
en voorkom te allen tijde dat de
matten verschuiven, de beweging
van de pedalen belemmeren of de
besturing van de auto op een an-
dere manier hinderen.
Plaats nooit vloermatten of an- dere vloerbedekkingen over reeds
aanwezige vloermatten. Extra
vloermatten en andere vloerbe-
dekkingen verkleinen de ruimte
voor de pedalen en belemmeren
daardoor de beweging van de pe-
dalen.
Controleer regelmatig of de mat- ten nog correct zijn bevestigd.
Matten die zijn verwijderd om te
worden gereinigd, moeten altijd
op de juiste wijze opnieuw wor-
den geplaatst en vastgemaakt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Voorkom te allen tijde dat er tij- dens het rijden voorwerpen kun-
nen vallen in de voetruimte van
de bestuurder. Deze voorwerpen
kunnen beklemd raken onder het
rem- en gaspedaal, waardoor u de
controle over de auto verliest.
Bevestigingspunten moeten, in- dien nodig, op de juiste wijze wor-
den aangebracht als deze niet af
fabriek aanwezig zijn. Als de
vloermatten niet op de juiste wijze
worden geplaatst of bevestigd, kan
de beweging van het rem- en gaspe-
daal worden belemmerd, waardoor
u de controle over de auto verliest.
Veiligheidscontroles buiten
de auto
Banden
Controleer de banden op overmatige
of ongelijkmatige slijtage. Controleer
de banden op stenen, spijkers, glas of
andere voorwerpen die in het loop-
vlak of de wang vast zijn blijven zit-
ten. Controleer het loopvlak op sne-
den en scheuren. Controleer de wangen op sneden, scheuren en bob-
bels. Controleer of de wielmoeren ste-
vig zijn aangedraaid. Controleer de
bandenspanning (met inbegrip van
het reservewiel) wanneer de banden
koud zijn.
Verlichting
Laat iemand de werking van de rem-
en buitenverlichting controleren ter-
wijl u in de auto de verlichting be-
dient. Controleer de controlelampjes
voor de richtingaanwijzers en het
grootlicht op het instrumentenpaneel.
Portiersloten
Controleer of de portieren goed slui-
ten en worden vergrendeld.
Vloeistoflekkage
Kijk na een nacht parkeren onder de
auto. Controleer op brandstof-,
koelvloeistof-, olie- of andere vloei-
stoflekkage. Ook als u een benzine-
lucht ruikt of lekkage van brandstof
of rem- of stuurbekrachtigingsvloei-
stof (2500/3500) vermoedt, moet di-
rect de oorzaak worden opgespoord
en verholpen.
55
Page 62 of 268
Page 63 of 268

3
DE FUNCTIES VAN UW AUTO
BEDIENING VAN DAK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .61 VOORZORGSMAATREGELEN VOORGEBRUIK VAN CABRIOLETDAK . . . . . . . . . . . .62
BAGAGESCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .64
BEDIENINGSELEMENTEN VAN CABRIOLETDAK . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .65
CABRIOLETDAK OPENEN . . . . . . . . . . . . . . . . .65
CABRIOLETDAK SLUITEN . . . . . . . . . . . . . . . .66
WINDSCHERM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .67
MELDINGEN EN WAARSCHUWINGEN VOOR DE BEDIENING VAN HET CABRIOLETDAK . . .68
HANDMATIGE NOODMODUS (ALLEEN VOOR SLUITEN VAN DAK). . . . . . . . .72
SPIEGELS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .72
BINNENSPIEGEL MET AUTOMATISCHEDIMSTAND . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .72
BUITENSPIEGELS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .73
ELEKTRISCH BEDIENDE BUITENSPIEGELS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .73
VERWARMDE BUITENSPIEGELS . . . . . . . . . . .74
MAKE-UPSPIEGEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .74
57
Page 64 of 268

UCONNECT™ PHONE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .74 COMPATIBELE TELEFOONS . . . . . . . . . . . . . . .75
BEDIENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .75
FUNCTIES TELEFOONGESPREKKEN . . . . . . . .81
FUNCTIES VAN UCONNECT™ PHONE . . . . . . .83
GEAVANCEERDETELEFOONVERBINDINGEN . . . . . . . . . . . . . . .86
Wat u moet weten over uw Uconnect™ Phone . .88
SPRAAKHERKENNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .96
WERKING VAN HETSPRAAKBEDIENINGSSYSTEEM . . . . . . . . . . . .96
OPDRACHTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97
STEMTRAINING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .99
STOELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .99
ELEKTRISCH VERSTELBARE STOELEN . . . . .99
STOELVERWARMING . . . . . . . . . . . . . . . . . . .100
RUGLEUNING VERSTELLEN . . . . . . . . . . . . .101
LENDENSTEUN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .102
EASY ENTRY-SYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . .102
HOOFDSTEUNEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .102
OPENEN EN SLUITEN VAN DE MOTORKAP . . . .104
VERLICHTING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .105
MULTIFUNCTIONELE HENDEL . . . . . . . . . . .105
KOPLAMPEN EN PARKEERLICHTEN . . . . . . .106
LICHTVERKLIKKER . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106
AUTOMATISCHE KOPLAMPEN . . . . . . . . . . .106
58