Page 145 of 268

Automatisch portieren
ontgrendelen bij uitstappen
Wanneer ON is geselecteerd en de
transmissie in de stand PARK of
NEUTRAAL staat, ontgrendelen alle
portiersloten wanneer het bestuur-
dersportier wordt geopend. Druk op
de selectieknop tot ON of OFF ver-
schijnt om uw keuze te maken.
RKE Unlock (Ontgrendelfunctie
afstandsbediening)
Als u "Driver Door 1st Press" (be-
stuurdersportier na één keer druk-
ken) selecteert, wordt alleen het be-
stuurdersportier ontgrendeld bij de
eerste druk op de ontgrendelknop op
de afstandsbediening. Als u Driver
Door 1st Press (bestuurdersportier bij
eerste keer drukken) selecteert, moet
u twee keer op de ontgrendelknop van
de afstandsbediening drukken om de
andere portieren te ontgrendelen. Als
u "All Doors 1st Press" (alle portieren
na één keer drukken) selecteert, ont-
grendelen alle portieren bij de eerste
keer indrukken op de ontgrendelknop
op de afstandsbediening. Druk kort
op de selectieknop tot “Driver Door1st Press” of “All Doors 1st Press”
verschijnt om uw keuze te maken.
Flash Lamps with LOCK
(Verlichting knippert bij
vergrendelen)
Als u ON selecteert, knipperen de
richtingaanwijzers voor en achter
wanneer u de portieren vergrendelt of
ontgrendelt via de afstandsbediening.
Deze functie kan worden geselecteerd
met of zonder claxonsignaal bij ver-
grendelen. Druk op de selectieknop
tot ON of OFF verschijnt om uw keuze
te maken.
Headlamp Off Delay
(Uitschakelvertraging koplampen)
Als u deze functie selecteert, kunt u
kiezen of bij uitstappen de koplampen
nog 0, 30, 60 of 90 seconden blijven
branden. Druk op de selectieknop tot
0, 30, 60, of 90 verschijnt om uw
keuze te maken.
Headlamps with Wipers
(Koplampen aan bij inschakelen
ruitenwissers) (uitsluitend
beschikbaar in combinatie met
automatische koplampen)
Als ON is geselecteerd en de koplamp-
schakelaar in de stand AUTO staat,
gaan de koplampen ca. 10 seconden
nadat de ruitenwissers zijn ingescha-
keld branden. Wanneer de koplam-
pen via deze functie zijn ingescha-
keld, gaan ze uit wanneer u de
ruitenwissers uitschakelt. Druk op de
selectieknop tot ON of OFF verschijnt
om uw keuze te maken.
OPMERKING: Als overdag de
koplampen worden aangezet,
wordt de verlichting van het in-
strumentenpaneel gedimd. (Raad-
pleeg "Verlichting" in "De functies
van uw voertuig" voor informatie
over het verhogen van de intensi-
teit.)
139
Page 146 of 268

Key-Off Power Delay (Stroom bij
contactschakelaar in stand OFF)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
blijven de portierruitschakelaars, ra-
dio, Uconnect™ telefoon en de aan-
sluitcontacten actief gedurende 10
minuten nadat de contactschakelaar
in de stand LOCK is gezet. Door het
openen van een voorportier wordt
deze functie uitgeschakeld. Druk op
de selectieknop tot OFF, 45 sec., 5
min. of 10 min. verschijnt om uw
keuze te maken.
Illumin. Approach (Verlichting bij
nadering)
Als deze functie is geselecteerd, gaan
de koplampen automatisch maximaal
90 seconden branden wanneer de por-
tieren worden ontgrendeld met de af-
standsbediening. Druk op de selectie-
knop tot “OFF,” “30 sec,” “60 sec,” of
“90 sec” verschijnt om uw keuze te
maken.
Display Units In (Maateenheden
display in)
De eenheden van het EVIC en de ki-
lometerteller kunnen in Engelse enmetrische eenheden worden weerge-
geven. Druk kort op de selectieknop
tot "U.S." of "METRIC" verschijnt
om uw keuze te maken.
Kompasafwijking
Raadpleeg “Weergave kompas” voor
meer informatie.
Calibrate Compass (Kompas
kalibreren)
Raadpleeg “Weergave kompas” voor
meer informatie.
AUDIOSYSTEMEN
Raadpleeg de handleiding van uw au-
diosysteem.
ANALOGE KLOK
INSTELLEN
Om de analoge klok midden boven op
het instrumentenpaneel in te stellen,
drukt u op de knop en houdt u deze
ingedrukt tot de instelling juist is. De
klok wordt in het begin langzaam ver-
steld en gaat daarna sneller wanneer
de knop langer wordt ingedrukt.
AUDIOBEDIENINGSELE-
MENTEN OP STUUR
De afstandsbediening voor het audio-
systeem bevindt zich achter op het
stuurwiel, in de standen 3 uur en 9
uur.
Analoge klok instellen
Afstandsbediening geluidssysteem
(achteraanzicht stuurwiel)
140
Page 147 of 268

De rechter tuimelschakelaar heeft een
drukknop in het midden en regelt het
volume en de modus van het audio-
systeem. Als u de bovenzijde van de
tuimelschakelaar indrukt, neemt het
geluidsvolume toe. Als u de onder-
zijde van de tuimelschakelaar in-
drukt, neemt het geluidsvolume af.
Als u de knop in het midden indrukt,
schakelt de radio van MW naar LW, of
naar de cd-modus, afhankelijk van de
in de auto aanwezige radio.
De linker tuimelschakelaar heeft een
drukknop in het midden. De functie
van de linker knop is afhankelijk van
de modus waarin het audiosysteem
zich bevindt.
Hieronder wordt de werking van de
linker tuimelschakelaar voor elke mo-
dus beschreven.
BEDIENING VAN DE
RADIOAls u de bovenzijde van de schakelaar
indrukt, wordt omhoog gezocht naar
de volgende goed te ontvangen zender.
Als u de onderzijde van de schakelaarindrukt, wordt omlaag gezocht naar de
volgende goed te ontvangen zender.
Als u op de drukknop midden op de
schakelaar aan uw linkerkant drukt,
stemt de radio af op de volgende
vooraf ingestelde zender die u hebt
geprogrammeerd onder de drukknop
voor radiovoorinstellingen.
CD-SPELER
Als u één keer drukt op de bovenzijde
van de schakelaar, wordt het volgende
nummer op de cd gekozen. Als u één
keer op de onderkant van de schake-
laar drukt, wordt het begin van het
huidige nummer of het begin van het
vorige nummer gekozen wanneer het
nieuwe nummer korter dan één se-
conde is gespeeld.
Wanneer u de schakelaar tweemaal
naar boven of naar beneden drukt,
wordt het tweede nummer afgespeeld;
bij driemaal het derde, enz.
De knop midden op de linkerschake-
laar heeft bij deze stand geen functie.
WERKING VAN DE
RADIO EN MOBIELE
TELEFOONS
Onder bepaalde omstandigheden kan
een ingeschakelde mobiele telefoon in
uw auto de radio storen. Deze situatie
kunt u verhelpen door de antenne van
de mobiele telefoon te verplaatsen.
Dit probleem is niet schadelijk voor de
radio. Wanneer de radio nog steeds
niet naar tevredenheid werkt nadat de
antenne is verplaatst, is het raadzaam
de radio zachter of uit te zetten wan-
neer de mobiele telefoon in gebruik is.
KLIMAATREGELING
Het systeem voor airconditioning en
verwarming is ontworpen voor een
optimaal interieurcomfort onder alle
weersomstandigheden.
141
Page 148 of 268

AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING
(ATC)
Automatische werking
De automatische temperatuurrege-
ling handhaaft automatisch het kli-
maat in de cabine op de niveaus zoals
die door de bestuurder en passagier
zijn gewenst.
De bediening van het systeem is vrij
eenvoudig.
1. Draai de modusregelknop (rechts)
en de aanjagerschakelaar (links) in de
stand AUTO.OPMERKING: De stand AUTO
levert alleen voor de inzittenden
voorin de beste resultaten.
2. Stel de ge-
wenste tempera-
tuur met de tempe-
ratuurregelknop
in. Wanneer het
comfortniveau is
ingesteld, hand-
haaft het systeem dat niveau automa-
tisch met behulp van het verwar-
mingssysteem. Mocht het gewenste
comfortniveau de inschakeling van de
airconditioning vereisen, dan past het
systeem zich automatisch aan.
U ervaart het meeste gebruiksgemak
wanneer u het systeem automatisch
laat werken. Door de aanjagerschake-
laar in de stand “O” (uit) te zetten,
wordt het systeem geheel uitgescha-
keld en de luchtinlaat voor buiten-
lucht gesloten.
De aanbevolen instelling voor maxi-
maal comfort voor de meeste mensen
is 22 °C; dit kan echter variëren. OPMERKING:
De temperatuurinstelling kan te
allen tijde worden veranderd
zonder de automatische werking
te beïnvloeden.
Wanneer de regelknop aircondi- tioning wordt ingedrukt terwijl
de AUTO modus is ingeschakeld,
knippert de LED in de regel-
knop driemaal waarna deze
dooft. Dit geeft aan dat het sys-
teem zich in de AUTO modus be-
vindt en het verzoek om de air-
conditioning in te schakelen niet
nodig is.
Als het lijkt of de airco minder goed werkt dan verwacht, con-
troleer dan of de voorzijde van
de condensor vóór in de radi-
ateur is verstopt door vuil of in-
secten. Maak schoon door voor-
zichtig water te spuiten vanaf de
achterzijde van de radiator en
door de condensor heen.Automatische temperatuurregeling142
Page 149 of 268
AanjagerschakelaarDraai voor volledig
automatische wer-
king of voor auto-
matische werking
van de aanjager de
knop in de stand
AUTO. In de hand-
matige modus zijn er zeven aanjager-
standen die afzonderlijk kunnen wor-
den geselecteerd. In de stand OFF
(uit) schakelt de aanjager uit. Handmatige bediening
Dit systeem is een complete aanvul-
ling van handmatig bediende func-
ties, die bestaat uit Aanjager voorkeur
automatisch, Modus voorkeur auto-
matisch of Aanjager en modus voor-
keur automatisch. Dit houdt in dat de
bediener de instelling van de aanjager,
de modus of beide kan onderdrukken.
Er is een aantal handmatige aanjager-
snelheden beschikbaar voor wanneer
de modus AUTO niet gewenst is. Door
aan de aanjagerschakelaar (aan de
linkerzijde) te draaien, kan een vast
aanjagertoerental worden ingesteld.OPMERKING: Raadpleeg voor
meer informatie de tabel Bedie-
ning van de automatische tempe-
ratuurregeling op de volgende pa-
gina.
143
Page 150 of 268
Page 151 of 268

De gebruiker kan de modus AUTO
onderdrukken door de luchtverdeling
te wijzigen door de modusregelknop
(rechts) in een van de volgende stan-
den te draaien.
PaneelDe luchtstroom stroomt via de
roosters in het instrumenten-
paneel de auto binnen. U kunt deze
roosters verstellen om de richting van
de luchtstroming te regelen.
OPMERKING: De luchtroosters
in het midden van het instrumen-
tenpaneel kunnen zo worden ge-
richt, dat de lucht maximaal naar
de passagiers achterin wordt ge-
leid.
Twee niveaus
De lucht stroomt door de roos-
ters in het instrumentenpaneel
en de vloerroosters naar binnen. OPMERKING: Voor alle instel-
lingen, behalve maximaal koud of
warm, is er een verschil in tempe-
ratuur tussen de bovenste en on-
derste luchtroosters. De warmere
lucht gaat naar de vloerroosters.
Deze stand is vooral aangenaam
bij zonnig, maar koud weer.
Vloer
Lucht stroomt binnen via de
vloerroosters; een geringe hoe-
veelheid stroomt via de roosters voor
de voorruit- en zijruitontwaseming.
Gemengd
De lucht stroomt via de vloer-
openingen en de roosters voor
de voorruit- en zijruitontwaseming.
Deze instelling is ideaal voor koud
weer en sneeuw, wanneer de voorruit
extra verwarming nodig heeft. Deze
instelling is goed voor extra comfort
en om condensvorming op de voorruit
te verminderen. Ontdooien
Lucht stroomt via de roosters
voor de voorruit- en zijruitont-
waseming. Kies deze stand met het
hoogste aanjagertoerental en de maxi-
mumtemperatuur om zo snel mogelijk
de voorruit en zijruiten te ontdooien.
Regelknop airconditioning
Druk deze knop al-
leen in om tijdens
handmatige bedie-
ning de airconditi-
oning in te schake-
len. Wanneer de
airconditioning is
ingeschakeld, stroomt koele, ge-
droogde lucht uit de met de modusre-
gelknop geselecteerde luchtroosters.
Druk deze knop nogmaals in om de
airconditioning uit te schakelen.
Wanneer handmatige bediening van
de airconditioning is geselecteerd,
brandt een LED in de knop.
145
Page 152 of 268

RecirculatietoetsHet systeem regelt automa-
tisch de recirculatie. Door
op de recirculatieknop te
drukken, wordt echter de
recirculatiestand ingeschakeld. Deze
stand kan worden gebruikt om te
voorkomen dat rook, vieze luchtjes,
stof of vocht van buitenaf binnendrin-
gen. Wanneer de recirculatiestand
wordt ingeschakeld, gaat de LED in
de knop branden.
OPMERKING:
Als de contactschakelaar in de
stand LOCK wordt gezet, wordt
de recirculatiestand uitgescha-
keld.
Bij koud weer kunnen de ruiten,
bij gebruik van de recirculatie-
stand, sneller beslaan. De
recirculatiestand is niet mogelijk
in de vloer-, ontdooi- of ontdooi/
vloermodus om het vrijmaken
van de ruiten te verbeteren. De
recirculatiestand wordt automa-
tisch geannuleerd zodra u deze
ventilatiestanden selecteert.
Langdurig gebruik van de recirculatiestand kan tot gevolg
hebben dat de ruiten beslaan.
Als de ruiten aan de binnenzijde
beginnen te beslaan, druk dan
de recirculatieknop in om bui-
tenlucht te laten binnenstromen.
Sommige combinaties van tem-
peratuur en vocht hebben tot ge-
volg dat de lucht in de auto de
ruiten laat beslaan waardoor
het zicht belemmerd wordt.
Daarom kan in de ontdooistand
de recirculatiestand niet worden
ingeschakeld. Als u de
recirculatiestand probeert in te
schakelen terwijl deze modus
actief is, gaat de LED in de be-
dieningsknop knipperen en ver-
volgens uit. Meestal kunt u door de recircu-
latieknop in de automatische
modus in te drukken tijdelijk de
recirculatiestand inschakelen.
Maar onder bepaalde omstan-
digheden blaast het systeem in
de automatische modus lucht uit
de ontdooiroosters. Wanneer
onder deze omstandigheden de
recirculatieknop wordt inge-
drukt, knippert het controle-
lampje en gaat dit vervolgens
uit. Dit duidt erop dat u op dit
moment niet de recirculatie-
stand kunt kiezen. Als u wilt dat
het systeem de recirculatiestand
kiest, dient u eerst de modus-
knop op Paneel, Twee niveaus of
Gemengd te zetten en vervolgens
op de recirculatieknop te druk-
ken. Deze functie verkleint de
kans dat de ruiten beslaan.
146