Page 169 of 268

Als het systeem registreert dat deaandrijflijn oververhit is, schakelt
de transmissie de automatische mo-
dus in en blijft deze modus gehand-
haafd tot de aandrijflijn is
afgekoeld.
Als het systeem een probleem de- tecteert, wordt AutoStick® uitge-
schakeld en schakelt de transmissie
de automatische modus in tot het
probleem is opgelost.
U kunt de stand AutoStick® uitscha-
kelen door de schakelhendel weer in
de stand DRIVE te zetten. U kunt
AutoStick® op elk moment in of uit-
schakelen zonder dat u uw voet van
het gaspedaal hoeft te nemen.WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug
om te remmen op de motor. De
aangedreven wielen kunnen hun
grip verliezen, waardoor de auto in
een slip kan raken, wat een aanrij-
ding of persoonlijk letsel tot gevolg
kan hebben. RIJDEN OP GLAD
WEGDEK
OPTREKKEN
Snel optrekken op een besneeuwd,
nat of anderszins glad wegdek kan
doorslippen van de aangedreven wie-
len en zijdelings wegglijden van de
auto tot gevolg hebben. Dit komt voor
wanneer de voorwielen (de aangedre-
ven wielen) verschillende grip heb-
ben.
WAARSCHUWING!
Snel optrekken op een glad wegdek
is gevaarlijk. Bij een verschil in grip
van de wielen kan de auto zijwaarts
gaan glijden. U zou de macht over
het stuur kunnen verliezen en een
aanrijding kunnen veroorzaken.
Trek langzaam op wanneer u weet
dat er weinig grip is (ijs, sneeuw,
nat wegdek, modder, rul zand,
enz.).
GRIP
Bij rijden op natte of met sneeuwres-
ten bedekte wegen kan een dunne
laag water ontstaan tussen de band en
het wegdek. Dit verschijnsel wordt
aquaplaning genoemd en kan ertoe
leiden dat de auto gedeeltelijk of vol-
ledig onbestuurbaar wordt en u niet
meer kunt remmen. Volg de onder-
staande aanwijzingen op om het risico
van aquaplaning te verkleinen:
1. Pas uw snelheid aan bij hevige re-
genval of wanneer het wegdek is be-
dekt met sneeuwresten.
2. Pas uw snelheid aan op wegen met
diepe plassen.
3. Vervang de banden zodra de
bandenslijtage-indicatoren zichtbaar
worden.
4. Zorg voor een juiste bandenspan-
ning.
5. Houd onder alle omstandigheden
voldoende afstand tot het voertuig
vóór u, om aanrijdingen bij een nood-
stop te voorkomen.
163
Page 170 of 268

DOOR WATER RIJDEN
Ga bij het rijden door water met een
diepte van meer dan enkele centime-
ters voorzichtig te werk om schade
aan de auto en lichamelijk letsel te
voorkomen.
STROMEND/OPKOMEND
WATERWAARSCHUWING!
Rijd niet op of over wegen of paden
met stromend of opkomend water
(bijvoorbeeld na een storm). Stro-
mend water kan het wegdek of de
bovenlaag van het pad wegspoelen
en de auto in dieper water doen
zinken. Bovendien kan de auto snel
worden meegevoerd met het stro-
mende en/of opkomende water. Als
geen gehoor wordt gegeven aan
deze waarschuwing, kan dit ernstig
of dodelijk letsel tot gevolg hebben
voor u, uw passagiers en anderen in
uw omgeving.ONDIEP STILSTAAND
WATER
Hoewel uw auto in staat is om door
ondiep stilstaand water te rijden,
moet u voordat u dit doet de volgende
waarschuwingen en voorzorgsmaat-
regelen in acht nemen.
LET OP!
Controleer altijd de diepte van
het stilstaande water voordat u
erdoor rijdt. Rijd nooit door stil-
staand water dat tot boven de on-
derkant van de wielvelgen reikt.
Bepaal de staat van de weg of het pad onder water en of zich obsta-
kels onder water bevinden voor-
dat u door het stilstaande water
rijdt.
Rijd niet met een hogere snelheid dan 8 km/u door stilstaand water.
Dit beperkt de golfvorming tot
een minimum.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Rijden door stilstaand water kan schade veroorzaken aan de on-
derdelen van de aandrijflijn. Con-
troleer altijd de vloeistoffen van
de auto (motor, versnellingsbak,
assen etc.) op tekenen van ver-
ontreiniging (d.w.z. witte of
schuimende vloeistof) nadat u
door het stilstaande water bent
gereden. Blijf niet rijden met de
auto als een vloeistof verontrei-
nigd is, aangezien dit verdere
schade tot gevolg kan hebben.
Dergelijke schade wordt niet ge-
dekt door de standaardgarantie
van een nieuwe auto.
Als er water in de motor komt, kan dit onmiddellijke stilstand tot
gevolg hebben en ernstige interne
motorschade veroorzaken. Der-
gelijke schade wordt niet gedekt
door de standaardgarantie van
een nieuwe auto.
164
Page 171 of 268

WAARSCHUWING!
Rijden door stilstaand water be-perkt de grip. Rijd niet met een
hogere snelheid dan 8 km/u door
stilstaand water.
Rijden door stilstaand water be- perkt het remvermogen van het
voertuig waardoor de remweg
langer wordt. Daarom moet u,
nadat u door stilstaand water
heeft gereden, langzaam blijven
rijden en enkele malen het rem-
pedaal licht intrappen om de
remmen te drogen.
Als er water in de motor komt, kan dit onmiddellijke stilstand tot
gevolg hebben, waarna u niet
meer verder kunt rijden.
Als geen gehoor wordt gegeven aan deze waarschuwingen, kan
dit ernstig of dodelijk letsel tot
gevolg hebben voor u, uw passa-
giers en anderen in uw omgeving. HANDREM
Voordat u het voertuig verlaat, moet u
er zeker van zijn dat de handrem goed
is aangetrokken. Controleer ook of de
schakelhendel in de stand PARK
staat.
De handrem zit in de middenconsole.
Zet de auto op de handrem door de
handgreep stevig omhoog te trekken.
Om de handrem te lossen wordt de
hendel iets omhoog getrokken, de ver-
grendelknop ingedrukt en dan de
hendel helemaal omlaag gedrukt.
Als de handrem wordt aangetrokken
terwijl de contactschakelaar in de
stand ON staat, gaat het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem in
de instrumentengroep branden. OPMERKING:
Wanneer de handrem is aange-
trokken en naar een versnelling
wordt geschakeld, gaat het waar-
schuwingslampje voor het rem-
systeem knipperen. Als beweging
van de auto wordt gedetecteerd,
klinkt er een geluidssignaal om
de bestuurder hierop te wijzen.
Zet de handrem volledig vrij
voordat u met de auto gaat rijden.Dit lampje geeft dan alleen aan
dat de handrem is aangetrokken.
Het geeft niet aan hoe krachtig de
handrem is aangetrokken.Wanneer u op een helling parkeert is
het belangrijk dat u op een afdaling de
voorwielen naar de stoeprand toe
draait en op een helling van de stoep-
rand af. U moet eerst de handrem
aantrekken voordat u de schakelhen-
del in de stand PARK zet. Anders kan
het door de belasting van het schakel-
blokkeersysteem veel moeite kosten
om de schakelhendel uit de stand
PARK te bewegen. De handrem moet
altijd aangetrokken zijn als de be-
stuurder niet in de auto zit.
Handrem
165
Page 172 of 268

WAARSCHUWING!
Gebruik de stand PARK nooit alsvervanging voor de handrem.
Trek de parkeerrem altijd volle-
dig aan als u de auto parkeert, om
te voorkomen dat de auto gaat
rollen en mogelijk letsel of schade
veroorzaakt.
Verwijder altijd uw sleutelhouder bij het uitstappen en sluit de auto
af.
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten. Het
achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de schakelhendel mo-
gen komen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet slinge- ren in of nabij de auto. Een kind
zou de knoppen van de elektri-
sche raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of
de auto in beweging kunnen zet-
ten.
Controleer of de handrem volle- dig is vrijgezet voordat u gaat rij-
den. Als u dit niet doet, kan dit
leiden tot een defect van de rem-
men, en daardoor tot een aanrij-
ding.
De handrem moet altijd goed worden aangetrokken wanneer u
de auto verlaat. Anders kan de
auto wegrollen en schade of letsel
veroorzaken. Controleer ook of de
schakelhendel in de stand PARK
staat. Als dit wordt nagelaten kan
de auto gaan rollen en zo schade
of letsel veroorzaken.
LET OP!
Als het waarschuwingslampje voor
het remsysteem blijft branden na-
dat de handrem is vrijgezet, duidt
dit op een storing in het remsys-
teem. Laat het remsysteem onmid-
dellijk controleren door een er-
kende dealer.
ABS-SYSTEEM
Het ABS-systeem zorgt voor extra
voertuigstabiliteit en meer remwer-
king onder de meeste remomstandig-
heden. Het systeem heeft een eigen
regeleenheid die de hydraulische rem-
druk moduleert om blokkeren van de
wielen te voorkomen en ervoor te zor-
gen dat de wielen niet slippen op een
gladde ondergrond.
166
Page 173 of 268

WAARSCHUWING!
Pompend remmen heeft op hetABS-systeem een averechtse uit-
werking. De effectieve remkracht
wordt hierdoor verminderd en het
risico van een ongeval neemt toe.
Pompend remmen verlengt de
remweg. Wanneer u moet afrem-
men of stoppen, trap dan alleen
stevig het rempedaal in.
Met het ABS-systeem wordt niet voorkomen dat de auto onder-
worpen blijft aan de wetten van
de natuur. De effectiviteit van de
remmen wordt door ABS niet ver-
der verhoogd dan de remmen,
banden en grip van de auto toela-
ten.
Het ABS voorkomt geen ongeluk- ken ten gevolge van bijvoorbeeld
te hoge snelheden in bochten, te
weinig afstand houden of aqua-
planing.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Gebruik de mogelijkheden van een auto met ABS nooit op een
roekeloze of gevaarlijke wijze
waardoor de veiligheid van de be-
stuurder of anderen in gevaar
wordt gebracht.
Het ABS-waarschuwings-
lampje duidt de werking van
het antiblokkeersysteem
aan. Dit lampje gaat bran-
den wanneer u de contactschakelaar in
de stand ON zet en kan daarna nog vier
seconden blijven branden.
Als het ABS-waarschuwingslampje
tijdens het rijden blijft of gaat bran-
den, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet
functioneert en dat onderhoud nodig
is. Het gewone remsysteem zal echter
normaal functioneren wanneer het
waarschuwingslampje remsysteem
niet brandt. Wanneer het ABS-waarschuwings-
lampje brandt, moet u het remsys-
teem zo spoedig mogelijk laten con-
troleren om weer van de voordelen
van ABS te kunnen profiteren. Als het
ABS-waarschuwingslampje niet gaat
branden wanneer u de contactschake-
laar in de stand ON draait, moet u het
lampje zo snel mogelijk laten repare-
ren.
Als zowel het remwaarschuwings-
lampje als het ABS-waarschuwings-
lampje blijven branden, werken de
systemen voor ABS en elektronische
remkrachtverdeling (EBD) niet. Het
ABS-systeem moet dan onmiddellijk
worden gerepareerd. Neem contact op
met uw erkende dealer.
Wanneer u sneller rijdt dan 11 km/u
hoort u mogelijk ook een zacht klik-
kend geluid en enkele motorgeluiden.
Deze geluiden horen bij een zelftest
die het systeem uitvoert om te contro-
leren of het ABS naar behoren functi-
oneert. Deze zelftest wordt elke keer
uitgevoerd nadat u de motor hebt ge-
start, zodra u de snelheid van
11 km/u overschrijdt.
167
Page 174 of 268

ABS wordt geactiveerd onder be-
paalde weg- en remomstandigheden.
ABS grijpt mogelijk in als de auto over
ijs, sneeuw, grint, kuilen, spoorrails of
voorwerpen rijdt of wanneer u een
noodstop maakt.
Wanneer het ABS-systeem actief is,
kunt u dit als volgt merken:
De ABS-pompmotor draait (dezekan nog korte tijd blijven draaien
nadat de auto tot stilstand is geko-
men).
De magneetkleppen maken klikgeluiden,
u voelt pulsaties in het rempedaal,
het rempedaal daalt iets of kan iets verder ingetrapt worden nadat de
auto tot stilstand is gekomen.
Dit zijn normale kenmerken van het
ABS-systeem.
WAARSCHUWING!
Het antiblokkeersysteem bevat ge-
avanceerde elektronische compo-
nenten die gevoelig is voor storin-
gen door verkeerd gemonteerde of
zeer krachtige radiozendappara-
tuur. Dergelijke storingen kunnen
ertoe leiden dat de werking van het
ABS-systeem volledig uitvalt. Der-
gelijke apparatuur mag uitsluitend
door bevoegde vakmensen worden
geïnstalleerd.
Alle wielen en banden van de auto
moeten van dezelfde maat en het-
zelfde type zijn en de bandenspanning
moet correct zijn, zodat de regeleen-
heid correcte signalen ontvangt.
STUURBEKRACHTIGING
Het standaard stuurbekrachtigings-
systeem zorgt voor een optimale reac-
tie op stuurmanoeuvres en maakt de
auto gemakkelijk bestuurbaar als er
weinig ruimte is. Het systeem voorziet
in mechanische stuurkracht als de
stuurbekrachtiging eventueel weg-
valt. Als de stuurbekrachtiging om een of
andere reden uitvalt, blijft de auto
normaal bestuurbaar. Onder derge-
lijke omstandigheden is er wel aan-
zienlijk meer stuurkracht nodig,
vooral bij lage rijsnelheden en tijdens
parkeermanoeuvres.
OPMERKING:
Wat meer werkingsgeluid aan
het einde van de stuurwielslag is
normaal en duidt niet op een
probleem met de stuurbekrach-
tiging.
Als het voertuig voor het eerst wordt gestart bij koud weer, be-
staat er kans dat de pomp van
het stuurbekrachtigingssysteem
even lawaai maakt. Dit is te wij-
ten aan de koude, dikke vloei-
stof in de stuurinrichting. Dit la-
waai is als normaal te
beschouwen en is in het geheel
niet schadelijk voor de stuurin-
richting.
168
Page 175 of 268

WAARSCHUWING!
Blijven rijden zonder optimale
stuurbekrachtiging is onverstan-
dig. U kunt zo de veiligheid van
uzelf en anderen in gevaar brengen.
Laat zo snel mogelijk onderhoud
verrichten.LET OP!
Als u het stuurwiel langdurig naar
het einde van zijn slag gedraaid
houdt, raakt de stuurbekrachti-
gingsvloeistof verhit. Vermijd dit
dus als dat mogelijk is. U riskeert
anders schade aan de stuurbe-
krachtigingspomp.
CONTROLE VLOEISTOF
STUURBEKRACHTIGING
Het peil van de stuurbekrachtigings-
vloeistof hoeft niet op vastgestelde on-
derhoudstijdstippen te worden gecon-
troleerd. Het vloeistofpeil hoeft
uitsluitend te worden gecontroleerd
als u vermoedt dat er lekkage op-
treedt, als u ongewone geluiden hoort
en/of wanneer het systeem niet naar verwachting werkt. Laat de keuring
coördineren door een erkende dealer.
LET OP!
Spoel het systeem van de stuurbe-
krachtiging niet met chemicaliën,
omdat daardoor de onderdelen van
de stuurbekrachtiging beschadigd
kunnen raken. Dergelijke schade
wordt niet gedekt door de stan-
daardgarantie van een nieuwe auto.WAARSCHUWING!
Controleer het vloeistofniveau ter-
wijl de auto vlak staat en nadat de
motor is afgezet, om zo letsel door
bewegende onderdelen te voorko-
men en een accurate niveau-
aflezing te verzekeren. Vul nooit te
veel vloeistof bij. Gebruik uitslui-
tend door de fabrikant aanbevolen
stuurbekrachtigingsvloeistof.
Vul zo nodig vloeistof bij tot aan het
juiste peil. Verwijder met een schone
doek alle gemorste vloeistof van de
oppervlakken. Raadpleeg de para-
graaf "Vloeistoffen, smeermiddelen en originele onderdelen" in "Onder-
houd van uw auto" voor meer infor-
matie hierover.
ELEKTRONISCHE
REMREGELING
Uw auto kan zijn uitgerust met een op-
tionele geavanceerde elektronische
remregeling die bestaat uit: ABS, ASR
(tractieregelsysteem), BAS (remassis-
tent) en ESP (elektronisch stabiliteits-
regelsysteem). Alle systemen werken sa-
men om onder verschillende
rijomstandigheden de stabiliteit en de
controle over de auto te verbeteren en
wordt gewoonlijk aangeduid als "ESP".ABS-SYSTEEM
Dit systeem helpt de bestuurder het
voertuig onder controle te houden in
ongunstige remomstandigheden. Het
systeem regelt de hydraulische rem-
druk om het blokkeren van de wielen
te voorkomen. Bovendien helpt het bij
het voorkomen van slippen tijdens het
remmen op een glad wegoppervlak.
Raadpleeg de paragraaf "ABS-
systeem" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie hierover.
169
Page 176 of 268

Tractieregelsysteem (ASR)
Dit systeem bewaakt de mate van het
doorslippen van elk van de aangedre-
ven wielen. Als het doorslippen van
een of meer wielen wordt gedetec-
teerd, worden de doorslippende wie-
len afgeremd en wordt het motorver-
mogen verminderd voor een betere
acceleratie en stabiliteit. Een voorzie-
ning van het ASR-systeem functio-
neert op dezelfde wijze als een limited
slipdifferentieel en regelt de wielspin
van een aangedreven as. Als één wiel
van een aangedreven as sneller draait
dan het andere, wordt het doorslip-
pende wiel afgeremd. Hierdoor kan er
meer motorkoppel naar het niet-
doorslippende wiel gaan. Deze functie
blijft ook actief als ASR en ESP in de
modus "Gedeeltelijk uit" staan.
Raadpleeg “Elektronisch stabiliteits-
regelsysteem (ESP)” in dit hoofdstuk
van deze handleiding.REMASSISTENT (BAS)
De remassistent (BAS) is ontworpen
om de remwerking van de auto te opti-
maliseren tijdens noodremsituaties.
Het systeem herkent een noodremsitu-
atie aan de hand van de snelheid en
kracht waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt en optimaliseert de remdruk
dienovereenkomstig. Dit draagt bij aan
een verkorting van de remweg. Het
BAS vult het ABS aan. Wanneer u het
rempedaal zeer snel intrapt, is de assis-
tentie van het BAS-systeem optimaal.
Om van het systeem te profiteren moet
u het rempedaal tijdens de noodstop
ononderbroken intrappen. Verminder
de druk op het rempedaal niet, tenzij u
niet langer hoeft te remmen. Zodra u
het rempedaal loslaat, wordt het BAS-
systeem uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Het BAS kan niet voorkomen dat
de auto onderworpen blijft aan de
wetten van de natuur. De effecti-
viteit van de remmen wordt door
BAS niet verder verhoogd dan de
remmen, banden en grip van de
auto toelaten.
Het BAS voorkomt geen ongeluk- ken ten gevolge van bijvoorbeeld
te hoge snelheden in bochten, te
weinig afstand houden of aqua-
planing.
Gebruik de mogelijkheden van een auto met BAS nooit op een
roekeloze of risicovolle wijze die
de veiligheid van uzelf of anderen
in gevaar brengt.
170