START of ON/RUN staat. Als de sleu-
tel zich in de stand OFF, in de stand
ACC, of buiten het contact bevindt, is
het airbagsysteem niet ingeschakeld
en zullende de airbags niet worden
opgeblazen.
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden beschikt over
een reservevoeding, waardoor de air-
bags ook geactiveerd kunnen worden
wanneer de accu leeg is of is losgekop-
peld.De controller van het bevei-
ligingssysteem voor inzit-
tenden schakelt ook het
waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem op het instrumen-
tenpaneel in voor een zelftest gedu-
rende vier tot acht seconden, wanneer
het contact voor het eerst wordt inge-
schakeld. Na de zelftest gaat het
waarschuwingslampje voor het air-
bagsysteem uit. Als de controller van
het beveiligingssysteem voor inzitten-
den een storing in het systeem detec-
teert, gaat het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem knipperen of continu branden. Een enkel geluids-
signaal klinkt als het lampje gaat
branden na de eerste keer starten.
De module bevat ook diagnosefunc-
ties die het waarschuwingslampje
voor het airbagsysteem in de instru-
mentengroep laten branden wanneer
een storing wordt geconstateerd die
het airbagsysteem zou kunnen beïn
vloeden. De diagnose meldt eveneens
de aard van het defect.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het waarschuwings-
lampje voor het airbagsysteem op
het instrumentenpaneel negeert,
kan dat betekenen dat de airbags u
bij een aanrijding niet beschermen.
Als het lampje niet gaat branden
tijdens de gloeilampcontrole wan-
neer u de contactsleutel omdraait,
blijft branden nadat u de auto hebt
gestart of gaat branden tijdens het
rijden, dient u het defect onmiddel-
lijk door uw erkende dealer te laten
repareren.
Opblaasmodules voor de
geavanceerde frontairbag aan
bestuurders- en passagierszijde
De opblaasmodules voor de geavan-
ceerde frontairbags aan bestuurders-
en passagierszijde bevinden zich in
het midden van het stuurwiel en aan
de rechterzijde van het instrumenten-
paneel. De controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden zendt
een signaal naar de opblaasmodules
wanneer een botsing wordt gedetec-
teerd waarbij de geavanceerde fron-
tairbags moeten worden geactiveerd.
Een grote hoeveelheid niet-giftig gas
wordt gegeneerd om de geavanceerde
frontairbags op te blazen. De airbags
kunnen met verschillende niveaus
worden opgeblazen, afhankelijk van
uiteenlopende factoren, waaronder de
aard en ernst van de botsing. Het af-
dekpaneel op de stuurwielnaaf en op
de rechterbovenzijde van het instru-
mentenpaneel komen los en worden
verwijderd terwijl de airbags volledig
worden opgeblazen. Het volledig op-
blazen van de airbags duurt circa 50
tot 70 milliseconden. Dit is ongeveer
de helft van de tijd die nodig is om met
38
uw ogen te knipperen. De airbags lo-
pen vervolgens snel leeg terwijl ze de
bestuurder en de voorpassagier be-
scherming bieden.
Het gas in de geavanceerde frontair-
bag wordt afgevoerd via de ventilatie-
openingen in de zijkanten van de air-
bag. Op deze wijze belemmeren de
airbags de besturing van de auto niet.
Opblaasmodules voor
aanvullende zijairbags in de
stoelen (SAB)
De aanvullende zijairbags in de stoe-
len worden uitsluitend bij bepaalde
zijdelingse botsingen geactiveerd.
De controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden bepaalt op ba-
sis van de aard en ernst van een zijde-
lingse botsing of de zijairbags moeten
worden opgeblazen.
Naargelang de ernst en de aard van de
botsing kan het opblaasmechanisme
van de zijairbag aan de zijde van de
botsing geactiveerd worden, waar-
door een hoeveelheid niet-giftig gas
vrijkomt. De geactiveerde aanvul-
lende zijairbag in de stoel komt via destoelnaad naar buiten in de ruimte
tussen de inzittende en het portier. De
aanvullende zijairbags in de stoelen
worden volledig opgeblazen in onge-
veer 10 milliseconden. De zijairbag
beweegt zo snel en krachtig dat deze
letsel kan veroorzaken wanneer de in-
zittende niet goed in de stoel zit, of
wanneer zich voorwerpen bevinden in
de ruimte waar de airbag wordt opge-
blazen. Dat geldt vooral voor kinde-
ren.
Sensoren voor frontale en
zijdelingse botsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen
kunnen de botsingsensoren de con-
troller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden helpen bij het bepa-
len van de juiste reactie op de botsin-
gen.
Uitgebreid
ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal de controller
van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden, als het communicatienet-
werk en de voeding intact blijven en
afhankelijk van de aard van de bot-
sing, bepalen of het uitgebreide onge-
lukkenresponssysteem de volgende
functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor
afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu werkt
of totdat het contact wordt afgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de accu werkt of totdat de
contactsleutel wordt verwijderd.
De portieren automatisch ontgren- delen.
Om de functies van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem na een in-
cident te resetten, moet u de contact-
schakelaar van de stand IGN ON in de
stand IGN OFF zetten.
39
Wanneer met startkabels moet wor-
den gestart, raadpleeg dan de para-
graaf "Starten met startkabels" in het
hoofdstuk "Wat doen in geval van
nood".
7. Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteemHet lampje gaat ter controle
vier tot acht seconden bran-
den nadat u de contactscha-
kelaar de eerste keer in de
stand ON/RUN hebt gezet. Wanneer
het lampje niet brandt tijdens het
starten, blijft branden of gaat bran-
den tijdens het rijden, moet het sys-
teem zo snel mogelijk door een er-
kende dealer worden nagekeken.
Raadpleeg de paragraaf "Beveili-
gingssystemen voor inzittenden" in
het hoofdstuk "Uw auto" voor infor-
matie hierover.
8. Waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels
Dit lampje gaat ter controle vier
tot acht seconden branden na-
dat u de contactschakelaar de
eerste keer in de stand ON/RUN hebt gezet. Als tijdens deze gloeilampcon-
trole de veiligheidsgordel voor de be-
stuurder niet is vastgegespt, hoort u
een geluidssignaal. Als de gordel ook
na de gloeilamptest of tijdens het rijden
nog is losgegespt, gaat het waarschu-
wingslampje voor de autogordel knip-
peren of continu branden. Raadpleeg
de paragraaf "Beveiligingssystemen
voor inzittenden" in het hoofdstuk
"Uw auto" voor informatie hierover.
9. Waarschuwingslampje oliedruk
Deze indicator wijst op een te
lage motoroliedruk. Het
lampje gaat branden en blijft branden
wanneer de contactschakelaar vanuit
de stand OFF in de stand ON/RUN
wordt gezet. Wanneer de motor wordt
gestart, gaat het lampje uit. Als het
lampje niet gaat branden tijdens het
starten, moet u het systeem laten con-
troleren door een erkende dealer.
Als het lampje tijdens het rijden gaat
branden en blijft branden, breng dan
de auto tot stilstand en zet de motor
af. START DE MOTOR PAS OP-
NIEUW WANNEER HET PRO-
BLEEM IS VERHOLPEN. Het lampje is geen aanduiding van het
motoroliepeil. Het motoroliepeil kan
worden vastgesteld volgens de proce-
dure die is beschreven in het hoofd-
stuk "Onderhoud van uw auto".
10. Waarschuwingslampje motor-
temperatuur
Dit lampje waarschuwt voor
een oververhitte motor. Als de
koelvloeistoftemperatuur toeneemt
en de meternaald het gebied 'H' na-
dert, gaat dit lampje branden en na-
dat een drempelwaarde is overschre-
den klinkt eenmaal het
geluidssignaal. Als de temperatuur
verder toeneemt klinkt het geluidssig-
naal continu gedurende vier minuten
of totdat u de motor is afgekoeld.
Wanneer het lampje tijdens het rijden
gaat branden, zet dan de auto veilig
stil aan de kant van de weg. Als de
airco is ingeschakeld, schakel deze
dan uit. Zet de versnellingsbak in de
stand NEUTRAL en laat de motor
stationair draaien. Als de meternaald
niet terugkeert naar normaal, zet de
motor dan onmiddellijk uit en bel
voor hulp. Raadpleeg de paragraaf
124
Aanhangwagen trekken. . . . . . . .186
Aanvullend veiligheidssysteem - Airbag . . . . . . . . . . . . . . . . . .34
ABS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .166
ABS, waarschuwingslampje . . . . .166
Accu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .211
Accu, locatie . . . . . . . . . . . . . . . . .211
van afstandsbediening
vervangen . . . . . . . . . . . . . . .19
Achterlichten . . . . . . . . . . . . . . .234
Achterruitontdooier . . . . . . . . . .118
Achterruitverwarming . . . . . . . . .118
Achterruitvoorzieningen . . . . . . .118
Achteruitrijlichten . . . . . . . . . . .234
Additieven, brandstof . . . . . . . . .184
Afstandsbediening, alarmsysteem . . . . . . . . . . . . .15
portiersloten . . . . . . . . . . . . . .17
Afstandsbediening autoradio . . . .140
Afstandsbediening kofferklep . . . . .22
Afstellen, koplampen . . . . . . . . .109
Afvoeren, antivries
(motorkoelvloeistof) . . . . . . .218
Airbag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .34
Airbag, activering . . . . . . . . . . . . .40
Airbaglampje . . . . . .38, 41, 54, 124
Airbagonderhoud . . . . . . . . . . . . .41 Airbag, raam (zijgordijn)
. . . . . . . .37
Airbag, zij- . . . . . . . . . . .36, 37, 39
Airco, filter . . . . . . . . . . . .149, 212
Airco, koelmiddel . . . . . . . .211, 212
Airco, onderhoud . . . . . . . . . . . .211
Aircosysteem . . . . . . . . . . .142, 211
Airco, tips voor gebruik . . . . . . . .148
Alarm (beveiliging) . . . . . . . . . . .15
Alarminstallatie van het voertuig (beveiliging) . . . . . . . . . . . . . .15
Alarmsysteem (beveiliging) . . .15, 128
Alarmsysteem (diefstalbeveiliging) . . . . . . . . . .15
Algemeen onderhoud . . . . . . . . .208
Algemene informatie . . . . . . . . . . .15
Antiblokkeersysteem (ABS) . . . . .166
Antidiefstalalarm . . . . . . . . . . . . .15
Antivries (motorkoelvloeistof) . . . . .217, 235
Antivries (motorkoelvloeistof), afvoeren . . . . . . . . . . . . . . .218
Asbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .116
Automatisch controlelampje Olie verversen . . . . . . . . .126, 134
Automatische koplampen . . . . . . .106
Automatische portiervergrendelingen . . . . . . . .20
Automatische temperatuurregeling (ATC) . . . . . . . . . . . . . . . . . .142 Automatische transaxle
. . . . .12, 154
Automatische versnellingsbak . . . . . . . .155, 222
Automatische versnellingsbak, schakelgroepen . . . . . . . . . . .158
soort vloeistof . . . . . . . . . . . .222
vloeistof bijvullen . . . . . . . . .222
vloeistof en filter vervangen . .223
vloeistofpeil controleren . . . . .222
Automatisch ontgrendelen, portieren . . . . . . . . . . . . . . . . .20
Autostick . . . . . . . . . . . . . . . . .162
Autowasserijen . . . . . . . . . . . . . .224
Banden . . . . . . . . . . . . . . . .55, 173
Banden, algemene informatie . . . . . . .173
bandenspanning . . . . . . . . . .173
controlesysteem voor
bandenspanning . . . . . . . . . .179
hoge snelheden . . . . . . . . . . .175
levensduur . . . . . . . . . . . . . .176
oppompdruk . . . . . . . . . . . .174
radiaal . . . . . . . . . . . . . . . .175
rotatie . . . . . . . . . . . . . . . . .178
slijtagemarkeringen . . . . . . . .176
sneeuwkettingen . . . . . . . . . .178
spinnen . . . . . . . . . . . . . . . .175
248
Kinderzitje. . . . . . . . . . . . . .43, 46
Kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . .43
Klimaatregeling . . . . . . . . . . . . .141
Klok instellen . . . . . . . . . . . . . .140
Knie-airbag . . . . . . . . . . . . . . . . .34
Knipperlichten . . . . . . . . . . . . . .190
Knipperlichten, richtingaanwijzer . . .55, 108, 234waarschuwingsknipperlichten
. .190
Koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . .212
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . .216
Koelsysteem, aftappen, spoelen, bijvullen . . .217
(antivries) kloelvloeistof
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . .218
belangrijke punten . . . . . . . .219
controle . . . . . . . . . . . . . . . .219
dop . . . . . . . . . . . . . . . . . . .218
inhoud koelvloeistofreservoir . .235
keuze van de koelvloeistof
(antivries) . . . . . . .217, 235, 236
koelvloeistofpeil . . . . . . .217, 219
oude koelvloeistof afvoeren . . .218
radiateurdop . . . . . . . . . . . .218
Koelvloeistof (antivries) bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . .218
Koelvloeistofdop (radiateurdop) . .218
Kofferdeksel . . . . . . . . . . . . . . . .22 Kofferdeksel, elektrische
ontgrendeling . . . . . . . . . . . . . .22
Kompas . . . . . . . . . . . . . . . . . .135
Kompasafwijking . . . . . . . . . . . .135
Kompas, afwijkingen . . . . . . . . .135
Kompas kalibreren . . . . . . . . . . .135
Koolstofmonoxide, waarschuwing . .53
Koplampen . . . . . . . . . . . .106, 232
Koplampen, automatisch . . . . . . . . . . . . .106
grootlicht . . . . . . . . . . . . . . .131
grootlichtschakelaar/
dimlichtschakelaar . . . . . . . .108
inschakelen met
ruitenwissers . . . . . . . . .106, 112
lichtsignaal . . . . . . . . . . . . .109
lichtverklikker . . . . . . . . . . .106
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . .225
schakelaar . . . . . . . . . .105, 106
uitschakelvertraging . . . . . . .107
verstellen . . . . . . . . . . . . . . .109
vertraging . . . . . . . . . . . . . .107
vervangen . . . . . . . . . . . . . .232
Lakonderhoud . . . . . . . . . . . . . .223
Lampen . . . . . . . . . . . . . . .55, 232
Lampen, vervangen . . . . . . . . . . . . . .232
Lampen, verlichting . . . . . . .55, 232 Lampen vervangen
. . . . . . . . . . .232
Lampje cruisecontrol . . . . . . . . .127
Lampjes Indicatielampje grootlicht . . . .131
Lane Change Assist . . . . . . . . . .108
LATCH-systeem (Onderste bevesti- gingspunten en -banden voor
kinderzitjes) . . . . . . . . . . . .48, 49
Lekken, vloeistof . . . . . . . . . . . . .55
Levensduur van banden . . . . . . .176
Lichtsignaal . . . . . . . . . . . . . . .109
Lights (Verlichting) . . . . . . . .55, 105
Loodvrije benzine . . . . . . . . . . . .182
Luchtfilter, motor (luchtreinigingsfilter motor) . . .210
Make-upspiegeltjes . . . . . . . . . . . .74
Meters, brandstof . . . . . . . . . . . . . . .123
kilometerteller . . . . . . . . . . .126
koelvloeistoftemperatuur . . . .123
toerenteller . . . . . . . . . . . . . .125
Methanol . . . . . . . . . . . . . . . . .182
Methanolbrandstof . . . . . . . . . . .182
Mini-boordcomputer . . . . . . . . . .134
Mistlampen . . . . . . . .108, 128, 233
Mistlampen, onderhoud . . . . . . . .233
Mobiele telefoon . . . . . . . . . .74, 141
251
koplampschakelaar. . . .105, 106
koplampverstelling . . . . . . . .109
licentie . . . . . . . . . . . . . . . .235
lichtsignaal . . . . . . . . . . . . .109
lichtverklikker . . . . . . . . . . .106
onderhoud . . . . . . . . . . . . . .232
parkeerlichten . . . . . . . . . . .106
spanning . . . . . . . . . . . . . . .123
Versnelde ongevalreactie . . . . . . . .39
Versnellingen . . . . . . . . . . . . . . .158
Versnellingsbak, automatisch . . . . . . . . .155, 222
filter . . . . . . . . . . . . . . . . . .223
onderhoud . . . . . . . . . . . . . .222
Versnellingskeuzehendel onderdrukken . . . . . . . . . . . . .202
Vertraging, koplampen . . . . . . . .107
Vervangende banden . . . . . . . . . .176
Vervangende sleutels . . . . . . . . . . .15
Vervangingslampen . . . . . . . . . .232
Vervoer van huisdieren . . . . . . . . .52
Verzopen motor starten . . . . . . . .155
Verzorging van autogordels . . . . .226
Vloeistoffen, smeermiddelen en originele onderdelen . . . . . . . .236
Vloeistoffen, vulhoeveelheden . . . .235
Vloeistoflekkage . . . . . . . . . . . . . .55
Vloeistofpeil controleren,automatische versnellingsbak
. .222 koelsysteem
. . . . . . . . . . . . .217
motorolie . . . . . . . . . . . . . . .209
remmen . . . . . . . . . . . . . . . .220
stuurbekrachtiging . . . . . . . .169
Vloeistof voor ruitenwisser bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . .214
Voedingsuitgang (voor randapparatuur) . . . . . . .114
Voertuig wijzigingen/veranderingen . .8
Voorruitontdooier . . . . . . . . .54, 145
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . .208
Vuldoppen, brandstof . . . . . . . . . . . . . . .185
motorolie . . . . . . . . . . . . . . .207
radiateur (koelvloeistofdruk) . .218
stuurbekrachtiging . . . . . . . .169
Vulopening brandstof . . . . .123, 185
Waarschuwingen en aandachtspunten . . . . . . . . . . . .8
Waarschuwingslampje . . . . . . . . .123
Waarschuwingslampje, bandenspannings-
controle . . . . . . . . . . . .129, 179
laag brandstofniveau . . . . . . .123
motortemperatuur . . . . . . . . .124
rembekrachtiging . . . . . . . . .172
remmen . . . . . . . . . . . . . . . .125 veiligheidsgordels
. . . . . . . . .124
Waarschuwingslampje oliedruk . . .124
Waarschuwingslampjes (beschrijving instrumentenpaneel) . . . . . . . .123
Waarschuwingslampje, veiligheidsgordel . . . . . . . . . . . .33
Waarschuwingssignaal contactsleutel . . . . . . . . . . . . . .13
Waarschuwingssignaal lichten aan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106
Waarschuwing uitlaatgassen . . . . . .53
Waarschuwing veiligheidsgordel . . .33
Wassen van de auto . . . . . . . . . .224
Water, rijden door . . . . . . . . . . . . . .164
Wielen en velgen . . . . . . . . . . . .224
Wijzigingen/modificaties, voertuig . . .8
Windgeruis . . . . . . . . . . . . . . . . .22
Windschot . . . . . . . . . . . . . . . . . .67
Windschot, neerklapbaar . . . . . . . . . . . . .67
Zekeringen . . . . . . . . . . . . . . . .228
Zij-airbag . . . . . . . . . . . . . . . . . .39
Zwangere vrouwen en veiligheidsgordels . . . . . . . . . .34
255