Page 161 of 268

ALS DE MOTOR NIET
STARTWAARSCHUWING!
Giet nooit brandstof of anderebrandbare vloeistoffen in de
luchtinlaat van het gasklephuis
om de auto te starten. Hierdoor
kunnen steekvlammen ontstaan
die ernstig letsel kunnen veroor-
zaken.
Probeer niet de auto te starten door middel van aanduwen of sle-
pen. Onverbrande brandstof kan
de katalysator binnendringen, na
het starten ontbranden en zo de
katalysator en de auto beschadi-
gen. Wanneer de accu van de auto
leeg is, kunt u startkabels gebrui-
ken en de auto starten met een
hulpaccu of de accu van een an-
dere auto. Deze manier van star-
ten kan gevaarlijk zijn als dit niet
op de juiste manier wordt gedaan.
Raadpleeg voor meer informatie
"Starten met startkabels" in
"Noodgevallen". Als de motor niet is aangeslagen nadat
u de "Normale startprocedure" hebt
gevolgd, kan de motor "verzopen"
zijn. Om de overtollige brandstof af te
voeren, houdt u het gaspedaal hele-
maal ingedrukt op de vloer. Daarna
draait u de contactschakelaar in de
stand "START" en laat u deze los
zodra de startmotor aanslaat. De
startmotor slaat automatisch binnen
10 seconden af. Als dit gebeurt, laat
dan het gaspedaal los, draai de con-
tactschakelaar in de vergrendelstand
(LOCK), wacht 10 tot 15 seconden en
herhaal dan de procedure "Normaal
starten".
LET OP!
Om schade aan de startmotor te
voorkomen, wacht u 10 tot 15 se-
conden voordat u het nogmaals
probeert.
NA HET STARTEN
Het stationaire toerental neemt auto-
matisch af naarmate de motor war-
mer wordt. AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd
raken indien de volgende voor-
zorgsmaatregelen niet in acht geno-
men worden:
Schakel alleen naar PARK als de
auto volledig stilstaat.
Schakel alleen naar of uit RE- VERSE, als de auto volledig stil-
staat en de motor stationair
draait.
Schakel niet tussen PARK, RE- VERSE, NEUTRAL of DRIVE
bij een hoger motortoerental dan
stationair.
Druk, voordat u een rijstand in- schakelt, het rempedaal stevig in.
OPMERKING: Wanneer u uit
PARK schakelt, MOET u het rem-
pedaal ingetrapt houden.
155
Page 162 of 268

WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk de schakelhen-del uit de stand PARK of NEU-
TRAL te zetten wanneer het mo-
tortoerental hoger is dan
stationair. Als u het rempedaal
niet stevig ingetrapt houdt, kan
de auto snel naar voren of achte-
ren schieten. U loopt in dat geval
het risico de controle over de auto
te verliezen en een aanrijding te
veroorzaken. Schakel uitsluitend
naar een versnelling als de motor
normaal stationair draait terwijl
u het rempedaal stevig intrapt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Mensen in en bij de auto kunnen bij
een ongewenste beweging van de
auto lichamelijk letsel oplopen. Net
als bij alle andere voertuigen, mag
u een auto nooit verlaten als de
motor draait. Zet voordat u de auto
verlaat altijd de schakelhendel in
de stand PARK, trek de handrem
aan, zet de motor af en neem de
sleutel uit het contact. Wanneer de
contactschakelaar in de stand OFF
staat, wordt de schakelhendel in de
stand PARK vergrendeld, waardoor
de auto niet ongewenst in beweging
kan komen. Laat kinderen nooit
alleen in een auto achter en zorg dat
kinderen geen toegang hebben tot
een niet afgesloten auto. Het ach-
terlaten van kinderen zonder toe-
zicht in een auto is om verschil-
lende redenen gevaarlijk. Kinderen
of derden lopen dan het risico op
ernstig of zelfs dodelijk letsel.
Waarschuw kinderen dat ze niet
aan de handrem, het rempedaal of
de schakelhendel mogen komen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto en
laat Keyless Enter-N-Go niet in
de stand ACC of ON/RUN staan.
Een kind zou de knoppen van de
elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedie-
nen of de auto in beweging kun-
nen zetten.
Schakelhendel
156
Page 163 of 268

SLEUTELBLOKKERING
Omdat deze auto is uitgerust met een
sleutelblokkering, moet de keuzehen-
del in de stand PARK worden gezet
voordat de contactschakelaar naar de
stand LOCK/OFF kan worden ge-
draaid. De sleutelhouder kan alleen
worden verwijderd wanneer de con-
tactschakelaar in de stand LOCK/
OFF staat. Wanneer de sleutelhouder
eenmaal is verwijderd, is de schakel-
hendel vergrendeld in de stand PARK.
OPMERKING: Wanneer er een
storing optreedt, zal het systeem de
sleutel in het contactslot blokke-
ren, om u zo te waarschuwen dat
deze beveiliging niet meer werkt. U
kunt de motor starten en afzetten,
maar u kunt de sleutel niet uit het
contactslot nemen zolang u de
auto niet voor onderhoud heeft
aangeboden.
BLOKKEERSYSTEEM
REM/TRANSMISSIE
Deze auto is voorzien van rem-/
schakelblokkering (BTSI) die ervoor
zorgt dat de schakelhendel in de standPARK blijft tenzij het rempedaal
wordt ingetrapt. Om de schakelhen-
del uit de stand PARK te kunnen be-
wegen, moet de contactschakelaar in
de stand ON/RUN worden gezet (met
draaiende motor of niet) en moet het
rempedaal zijn ingetrapt.
ZESTRAPS
AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE
De indicator voor de standen van de
schakelhendel (in de instrumenten-
groep) geeft de schakelgroep aan. U
moet het rempedaal ingetrapt houden
om de schakelhendel uit de stand
PARK te kunnen bewegen (raadpleeg
de paragraaf "Schakelblokkeersys-
teem" in dit hoofdstuk voor meer in-
formatie hierover). Om te gaan rijden
dient u de schakelhendel vanuit de
stand PARK of NEUTRAL in de stand
DRIVE te zetten.
De elektronisch geregelde versnel-
lingsbak zorgt voor een nauwkeurig
schakelpatroon. Het elektronisch sys-
teem van de versnellingsbak is zelf-
kalibrerend. Hierdoor kunnen de eer-
ste schakelingen bij een nieuwe autoin het begin wat abrupt zijn. Dat is
echter normaal. Het nauwkeurige
schakelpatroon ontwikkelt zich bin-
nen enkele honderden kilometers rij-
den.
U mag uitsluitend van DRIVE naar
PARK of REVERSE schakelen nadat
u het gaspedaal hebt losgelaten en de
auto tot stilstand is gekomen. Houd
altijd uw voet op het rempedaal als u
naar deze standen schakelt.
De schakelhendel heeft de standen
PARK, REVERSE, NEUTRAL,
DRIVE en AutoStick®. U kunt hand-
matig schakelen met behulp van het
AutoStick®schakelsysteem (raad-
pleeg "AutoStick®" in "Starten en rij-
den" voor meer informatie). Door de
schakelhendel naar links of rechts
(-/+) te bewegen terwijl deze in de
stand AutoStick® staat (onder de
stand DRIVE) kunt u handmatig de
versnelling selecteren en wordt de hui-
dige versnelling in de instrumenten-
groep weergegeven als 6, 5, 4, 3, 2, 1.
157
Page 164 of 268

VERSNELLINGEN
Laat de motor NOOIT met hoge toe-
rentallen draaien wanneer u vanuit de
standen PARK of NEUTRAL naar een
andere versnelling schakelt.
OPMERKING: Na het selecteren
van een versnelling moet u even
wachten tot de gekozen versnelling
is geactiveerd voordat u gas geeft.
Dit is met name belangrijk wan-
neer de motor koud is.
PARK
Deze stand vormt een aanvulling op
de parkeerrem en blokkeert de ver-
snellingsbak. In deze stand kunt u de
motor starten. Gebruik de stand
PARK nooit wanneer de auto in bewe-
ging is. Trek de handrem aan wanneer
u de auto in deze stand achterlaat.
Wanneer u op een vlakke ondergrond
parkeert, kunt u de schakelhendel
eerst in PARK zetten en vervolgens de
handrem aantrekken.Als u op een helling parkeert, moet u
eerst de handrem aantrekken voordat
u de schakelhendel in de stand PARK
zet. Anders kan het door de belasting
van het schakelblokkeersysteem veel
moeite kosten om de schakelhendel
uit de stand PARK te bewegen. Als
extra voorzorgsmaatregel kunt u op
een afdaling de voorwielen naar de
stoeprand toe draaien en op een hel-
ling van de stoeprand af.
WAARSCHUWING!
Gebruik de stand PARK nooit als
vervanging voor de handrem.
Trek de parkeerrem altijd volle-
dig aan als u de auto parkeert, om
te voorkomen dat de auto gaat
rollen en mogelijk letsel of schade
veroorzaakt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Uw auto kan zich in beweging zetten en u en anderen verwon-
den wanneer hij niet volledig in
de stand PARK staat. Controleer
dit door te proberen de versnel-
lingspook naar achteren te bewe-
gen (rempedaal los) nadat u hem
in de stand PARK hebt gezet.
Zorg ervoor dat de schakelhendel
in de stand PARK staat voordat u
de auto verlaat.
Het is gevaarlijk om de schakel- hendel uit de stand PARK of
NEUTRAL te zetten wanneer het
motortoerental hoger is dan stati-
onair. Als u het rempedaal niet
stevig ingetrapt houdt, kan de
auto snel naar voren of achteren
schieten. U loopt in dat geval het
risico de controle over de auto te
verliezen en een aanrijding te ver-
oorzaken. Schakel pas naar een
versnelling wanneer de motor
normaal stationair draait en u
met uw voet krachtig het rempe-
daal ingetrapt houdt.
(Vervolgd)
158
Page 165 of 268

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto kan lichamelijk letsel tot ge-
volg hebben van mensen in en bij
de auto. Net als bij alle andere
voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zet
voordat u de auto verlaat altijd de
schakelhendel in de stand PARK,
trek de handrem aan en neem de
contactschakelaar uit het con-
tactslot. Wanneer de sleutel is ver-
wijderd, wordt de schakelhendel
in de stand PARK vergrendeld
waardoor de auto niet ongewenst
in beweging kan komen.
Verwijder altijd uw sleutelhouder bij het uitstappen en sluit de auto
af.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten. Het
achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de schakelhendel mo-
gen komen.
Laat de sleutelhouder niet in of bij de auto achter en laat de con-
tactschakelaar niet in de stand
ACC of ON/RUN staan. Een kind
zou de knoppen van de elektri-
sche raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of
de auto in beweging kunnen zet-
ten.
LET OP!
Voordat u de schakelhendel uit destand PARK beweegt, moet u de
contactschakelaar van de stand
LOCK/OFF in de stand ON/RUN
zetten en tevens het rempedaal
ingetrapt houden. Anders kan de
schakelhendel beschadigd raken.
Laat de motor NOOIT met hoge toerentallen draaien als u vanuit
de standen PARK of NEUTRAL
naar een andere versnelling scha-
kelt. Anders kan schade aan de
aandrijflijn ontstaan.
U kunt aan de hand van de volgende
indicatoren controleren of u de scha-
kelhendel in de stand PARK hebt ge-
zet:
Wanneer u naar de stand PARK schakelt, beweeg de versnellings-
pook dan krachtig helemaal naar
voren en naar links totdat de pook
stopt en volledig op zijn plaats zit.
Controleer de versnellingsindicator en kijk of de stand PARK wordt
aangegeven.
159
Page 166 of 268

Controleer of de schakelhendel nietuit de stand PARK kan worden be-
wogen wanneer u het rempedaal
niet bedient.
REVERSE
Deze stand is bedoeld om achteruit te
rijden. Schakel alleen naar REVERSE
als de auto volledig stilstaat.
NEUTRALGebruik deze stand wanneer de auto
langere tijd stilstaat met draaiende mo-
tor. In deze stand kunt u de motor star-
ten. Trek de handrem aan en schakel
naar PARK wanneer u wilt uitstappen.WAARSCHUWING!
Laat de auto niet uitrollen in de
stand NEUTRAL en schakel nooit
het contact uit om in vrijloop een
helling af te dalen. Dit zijn onveilige
handelingen waarbij u minder snel
kunt reageren op veranderingen
van het verkeer of wegomstandig-
heden. U zou de macht over het
stuur kunnen verliezen en een aan-
rijding kunnen veroorzaken.
LET OP!
De auto laten slepen, laten uitrollen
en om andere redenen rijden terwijl
de versnellingsbak in de neutraal-
stand staat, kan ernstige schade
aan de versnellingsbak tot gevolg
hebben. Raadpleeg voor meer in-
formatie "Slepen achter een cam-
per" onder "Starten en bedienen"
en "Een defect voertuig slepen" on-
der "Wat te doen in noodgevallen".
DRIVEDeze stand is bedoeld voor het rijden in
de stad en op de grote weg. In deze stand
schakelt de versnellingsbak het soepelst
en rijdt u het zuinigst. De transmissie
schakelt automatisch op via de eerste
underdrive-versnelling, tweede, derde
en vierde versnelling, vijfde prise-
direct-versnelling en de zesde
overdrive-versnelling. De stand DRIVE
zorgt voor optimale rijeigenschappen
onder alle normale omstandigheden.Als er echter veel geschakeld wordt
(zoals wanneer de auto zwaar beladen
is, in heuvelachtig terrein of bij rijden
met sterke tegenwind), gebruikt u AutoStick® (raadpleeg "AutoStick®"
in dit hoofdstuk voor meer informatie)
om een lagere versnelling te selecteren.
Onder deze omstandigheden presteert
de auto beter in een lagere versnelling
en wordt de levensduur van de versnel-
lingsbak verlengd omdat het schakelen
wordt beperkt en minder hitte wordt
gegenereerd.
Bij lage temperaturen kan de werking
van de transmissie veranderen afhan-
kelijk van de temperatuur van de mo-
tor en de transmissie alsmede van de
rijsnelheid. Dit zorgt ervoor dat de
motor en de versnellingsbak sneller
opwarmen zodat maximale efficiëntie
wordt bereikt. Het aangrijpen van de
koppelomvormerkoppeling wordt te-
gengehouden totdat de transmissie-
vloeistof op bedrijfstemperatuur is
(raadpleeg “Opmerking” onder
“Koppelomvormerkoppeling” in dit
hoofdstuk). Bij extreem lage tempera-
turen (27°C of lager) kan de werking
kortstondig tot alleen de 3e versnel-
ling beperkt blijven. De normale wer-
king wordt hersteld zodra de versnel-
lingsbaktemperatuur voldoende is
gestegen.
160
Page 167 of 268

Noodloopmodus van de
versnellingsbak
De werking van de versnellingsbak
wordt elektronisch gecontroleerd op
abnormale situaties. Als een situatie
wordt gedetecteerd die schade aan de
versnellingsbak kan veroorzaken,
wordt de noodloopmodus van de ver-
snellingsbak geactiveerd. In deze mo-
dus blijft de transmissie in de 3e ver-
snelling, ongeacht welke
vooruitversnelling is gekozen. PARK,
REVERSE en NEUTRAL blijven wel
werken. Het is mogelijk dat het sto-
ringslampje brandt. In de noodloop-
modus kan de auto voor reparatie
naar een erkende dealer worden gere-
den zonder dat de versnellingsbak be-
schadigd raakt.
In het geval van een kortstondig pro-
bleem kan de versnellingsbak, door
de volgende stappen uit te voeren,
worden gereset om weer alle vooruit-
versnellingen te kunnen gebruiken:
1. Stop de auto.
2. Schakel naar PARK.
3. Zet de motor af.4. Wacht ongeveer 10 seconden.
5. Start de motor opnieuw.
6. Schakel naar de gewenste versnel-
ling. Als het probleem niet langer
wordt gedetecteerd, werkt de versnel-
lingsbak weer op de normale manier.
OPMERKING: Ook al kan de ver-
snellingsbak worden gereset, we
raden u toch aan zo spoedig moge-
lijk een bezoek te brengen aan uw
erkende dealer. Uw erkende dea-
ler kan met speciale diagnoseap-
paratuur vaststellen of het pro-
bleem zich nogmaals kan
voordoen.
Als geen reset van de versnellingsbak
mogelijk is, is service door de erkende
dealer noodzakelijk.
Werking van de overdrive
De automatische transmissie is voor-
zien van een elektronisch geregelde
overdrive (6e versnelling). De ver-
snellingsbak schakelt automatisch
naar de overdrive-versnelling als aan
de volgende voorwaarden wordt vol-
daan:
de schakelhendel staat in de stand
DRIVE,
de transmissievloeistof is heeft de juiste temperatuur bereikt,
de koelvloeistof heeft de juiste tem- peratuur bereikt,
de rijsnelheid is voldoende hoog en
de bestuurder trapt het gaspedaal niet diep in.
Koppelomvormerkoppeling
De automatische transmissie in deze
auto beschikt over een functie die het
brandstofverbruik helpt beperken. Bij
gekalibreerde toerentallen grijpt au-
tomatisch een koppeling in de kop-
pelomvormer aan. Dit kan een iets
ander gevoel of respons geven tijdens
normale werking in de hogere ver-
snellingen. Wanneer de rijsnelheid af-
neemt of soms tijdens het accelereren,
ontkoppelt de koppeling automatisch.
161
Page 168 of 268

OPMERKING: De koppelomvor-
merkoppeling grijpt pas aan wan-
neer de transmissievloeistof en de
motorkoelvloeistof warm zijn
(normaal gesproken na 2 - 5 km
rijden). Omdat het motortoerental
hoger is wanneer de koppelomvor-
merkoppeling niet aangrijpt, kan
het lijken alsof de transmissie in
koude toestand niet naar over-
drive schakelt. Dat is normaal. Ge-
bruik van het AutoStick® schakel-
systeem wanneer de
versnellingsbak voldoende is op-
gewarmd, geeft aan dat de versnel-
lingsbak in en uit de overdrive kan
schakelen.
AUTOSTICK®
AutoStick® is een interactieve func-
tie, die handmatig schakelen mogelijk
maakt waardoor u meer controle over
de auto krijgt. Met AutoStick® kunt u
maximaal remmen op de motor, onge-
wenst op- of terugschakelen voorko-
men en de prestaties van de auto ver-
beteren. Met dit systeem heeft u ook
meer controle over de auto bij het
inhalen, bij het rijden in de stad, bijglad wegdek, in de bergen, het trek-
ken van een aanhangwagen en vele
andere situaties.
BEDIENING
Wanneer het schakelhendel in de
stand AutoStick® staat (onder de
stand DRIVE), kan hij heen en weer
worden bewogen. De bestuurder kan
zo handmatig de gewenste versnelling
kiezen. Door de schakelhendel naar
links (-) te bewegen, wordt terugge-
schakeld en naar rechts (+) wordt op-
geschakeld. De huidige versnelling
wordt weergegeven in de instrumen-
tengroep.
OPMERKING: In de stand
AutoStick® schakelt de versnel-
lingsbak op of terug wanneer de
bestuurder de schakelhendel naar
rechts (+) of naar links (-) beweegt,
tenzij dit leidt tot stotteren of een
te hoog toerental van de motor. De
versnellingsbak blijft in de geko-
zen versnelling totdat naar een ho-
gere of lagere versnelling wordt ge-
schakeld, met uitzondering van de
onderstaande situaties.
De versnellingsbak schakelt auto-
matisch terug naar de eerste ver-
snelling wanneer de auto tot stil-
stand komt. Na stilstand moet de
bestuurder handmatig opschakelen
(+) tijdens het optrekken.
U kunt in elke versnelling behalve de hoogste vanuit stilstand wegrij-
den. Als u kort op (+) drukt (bij
stilstand) kunt u wegrijden in de
tweede versnelling. Wegrijden in de
tweede versnelling is zinvol als het
wegdek glad is door sneeuw of ijs.
Indien nodig schakelt de transmis- sie automatisch op om te hoge mo-
tortoerentallen te voorkomen.
Als door terugschakelen het maxi- mum motortoerental wordt over-
schreden, vindt het terugschakelen
pas plaats wanneer dit veilig voor
de motor mogelijk is.
Maak geen gebruik van de cruise- control als AutoStick® is
ingeschakeld.
Het schakelen van de transmissie valt meer op als AutoStick® is
ingeschakeld.
162