Page 153 of 268

AANWIJZINGEN VOOR
BEDIENING
OPMERKING: Zie de tabel aan
het eind van dit hoofdstuk voor de
juiste instellingen voor de ver-
schillende weersomstandigheden.
Rijden in de zomer
Het motorkoelsysteem in auto's met
airconditioning moet worden be-
schermd met een koelvloeistof met
antivries van uitstekende kwaliteit om
een goede bescherming te bieden te-
gen roestvorming en oververhitting
van de motor. Een oplossing van 50%
ethyleenlycol (antivries) en 50% wa-
ter wordt aanbevolen. Raadpleeg de
paragraaf "Onderhoudsprocedures"
in het hoofdstuk "Onderhoud van uw
auto" voor de aanbevolen koelvloei-
stof.
Rijden in de winter
Het gebruik van de recirculatiestand
in de wintermaanden wordt afgera-
den, omdat daardoor de ruiten kun-
nen beslaan.Stalling
Wanneer u de auto twee weken hebt
gestald of niet hebt gebruikt (bijv. in
de vakantie), laat het aircosysteem
daarna dan gedurende vijf minuten
met een hoog aanjagertoerental bij
stationair draaiende motor in de bui-
tenlucht werken. Zo wordt het sys-
teem voldoende gesmeerd en wordt de
kans op schade aan de aircocompres-
sor tot een minimum beperkt wanneer
u het systeem weer start.
Ontwasemen
U kunt de voorruit snel ontwasemen
door de ontdooistand te kiezen. Met
de ontdooistand/vloerstand kunt u de
voorruit helder houden en daarnaast
zorgen voor voldoende verwarming.
Verhoog dan het aanjagertoerental als
de zijruiten beslaan. Vooral bij zacht
maar regenachtig of vochtig weer is de
kans groot dat de autoruiten aan de
binnenzijde beslaan.
OPMERKING: Zet het systeem
niet langdurig in de recirculatie-
stand wanneer de airco is uitge-
schakeld, omdat anders de ruiten
kunnen beslaan.Ontwasemingsroosters voor de
zijramen
Aan beide zijden in het instrumenten-
paneel zijn ontwasemingsroosters
voor de zijramen aangebracht. Deze
niet verstelbare roosters laten lucht
naar de zijruiten stromen wanneer de
stand Vloer, Gemengd of Ontdooien is
ingeschakeld. De lucht wordt naar het
deel van de ruiten geleid waardoor u
in de buitenspiegels kijkt.
147
Page 154 of 268
Instelsuggesties voor diverse weersomstandigheden148
Page 155 of 268
Luchtinlaat aan buitenzijde
Zorg dat de luchtinlaat, direct vóór de
voorruit, niet wordt verstopt door
achtergebleven bladeren e.d. Wan-
neer bladeren achterblijven in de
luchtinlaat wordt de luchtstroming
belemmerd en als ze in de luchtkamer
terechtkomen kunnen de waterafvoe-
ren verstopt raken. Zorg in de winter-
maanden dat de luchtinlaat niet
wordt afgedekt door ijs of sneeuw.
Aircoluchtfilter
Het aircofilter voorkomt dat de
meeste stof en pollen de cabine binnen
kunnen dringen. Het filter reinigt de
binnenstromende buitenlucht en de
gerecirculeerde lucht in het passa-
gierscompartiment. Raadpleeg “On-
derhoudsprocedures” in “Onderhoud
van uw auto” voor het onderhouden
van het aircofilter of raadpleeg uw
erkende dealer voor onderhoud.
Raadpleeg “Onderhoudsschema”
voor de onderhoudsintervallen van
het filter.149
Page 156 of 268
Page 157 of 268

5
STARTEN EN RIJDEN
STARTPROCEDURES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .154 AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK . . . . . .154
NORMAAL STARTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .154
ALS DE MOTOR NIET START . . . . . . . . . . . . .155
NA HET STARTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .155
AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK . . . . . . . .155
SLEUTELBLOKKERING . . . . . . . . . . . . . . . . .157
BLOKKEERSYSTEEM REM/TRANSMISSIE . .157
ZESTRAPS AUTOMATISCHE TRANSMISSIE . .157
VERSNELLINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .158
AUTOSTICK® . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .162
BEDIENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .162
RIJDEN OP GLAD WEGDEK . . . . . . . . . . . . . . . .163
OPTREKKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .163
GRIP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .163
DOOR WATER RIJDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .164
STROMEND/OPKOMEND WATER . . . . . . . . . .164
ONDIEP STILSTAAND WATER. . . . . . . . . . . . .164
HANDREM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .165
ABS-SYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .166
151
Page 158 of 268

STUURBEKRACHTIGING . . . . . . . . . . . . . . . . . .168 CONTROLE VLOEISTOFSTUURBEKRACHTIGING . . . . . . . . . . . . . . . .169
ELEKTRONISCHE REMREGELING . . . . . . . . . . .169
ABS-SYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .169
Tractieregelsysteem (ASR) . . . . . . . . . . . . . . . .170
REMASSISTENT (BAS) . . . . . . . . . . . . . . . . . .170
ELEKTRONISCHSTABILITEITSREGELSYSTEEM (ESP) . . . . . .171
CONTROLE-/STORINGSLAMPJE ESP EN CONTROLELAMPJE ESP UIT . . . . . . . . . . . . .172
BANDEN — ALGEMENE INFORMATIE . . . . . . . .173
BANDENSPANNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .173
BANDENSPANNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .174
RADIAALBANDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .175
DOORSLIPPEN VAN DE WIELEN . . . . . . . . . .175
BANDENSLIJTAGE-INDICATOREN . . . . . . . . .176
LEVENSDUUR VAN BANDEN . . . . . . . . . . . . .176
VERVANGENDE BANDEN . . . . . . . . . . . . . . . .176
SNEEUWKETTINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .178
ROULEREN VAN BANDEN . . . . . . . . . . . . . . . . .178
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM . . . .179
PREMIUMSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .180
BRANDSTOFVEREISTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . .182
METHANOL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .182
ETHANOL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .183
SCHONE BENZINE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .183
152
Page 159 of 268
MMT IN BENZINE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .184
BRANDSTOFADDITIEVEN . . . . . . . . . . . . . . .184
BRANDSTOF TANKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .185
BRANDSTOFVULDOP . . . . . . . . . . . . . . . . . . .185
Melding brandstofvuldop los . . . . . . . . . . . . . .186
TREKKEN VAN EEN AANHANGER . . . . . . . . . . .186
DE AUTO SLEPEN ACHTER EEN CAMPER . . . . .187
Slepen van deze auto achter een andere auto . .187
SLEPEN ACHTER EEN CAMPER –ALLE MODELLEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .187
153
Page 160 of 268

STARTPROCEDURES
Doe het volgende voordat u uw auto
start: stel uw stoel in, stel de binnen-
en buitenspiegels in, doe uw veilig-
heidsgordel om en verzoek eventuele
passagiers ook hun veiligheidsgordel
om te doen.WAARSCHUWING!
Verwijder altijd uw sleutelhouderbij het uitstappen en sluit de auto
af.
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten. Het
achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de schakelhendel mo-
gen komen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet in of bij de auto achter en laat de con-
tactschakelaar niet in de stand
ACC of ON/RUN staan. Een kind
zou de knoppen van de elektri-
sche raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of
de auto in beweging kunnen zet-
ten.
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
De schakelhendel moet in de stand
PARK of NEUTRAL staan voordat u
de motor kunt starten. Trap het rem-
pedaal in voordat u een rijstand in-
schakelt.
OPMERKING: De contactschake-
laar moet in de stand ON staan en
het rempedaal moet worden inge-
trapt voordat u uit de stand PARK
schakelt. NORMAAL STARTEN
OPMERKING: Bij normaal star-
ten van een koude of warme motor
hoeft u het gaspedaal niet te bedie-
nen.
Draai de contactschakelaar in de
stand "START" en laat deze los zodra
de startmotor inschakelt. De startmo-
tor blijft draaien en slaat automatisch
af als de motor begint te draaien. Als
de motor niet aanslaat, slaat de start-
motor automatisch binnen 10 secon-
den af. Als dit gebeurt, draai dan de
contactschakelaar in de vergrendel-
stand (LOCK), wacht 10 tot 15 se-
conden en herhaal dan de procedure
"Normaal starten".
154