KOPLAMPEN AAN BIJ INGESCHAKELDERUITENWISSERS (ALLEEN BESCHIKBAAR IN
COMBINATIE MET AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106
UITSCHAKELVERTRAGING VAN DE KOPLAMPEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .107
DIMMER INSTRUMENTENPANEEL . . . . . . . . .107
MISTLAMPEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .108
Achtermistlampen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .108
RICHTINGAANWIJZERS . . . . . . . . . . . . . . . . .108
LANE CHANGE ASSIST . . . . . . . . . . . . . . . . . .108
DIMLICHT/GROOTLICHTSCHAKELAAR . . . .108
LICHTSIGNAAL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .109
INTERIEURVERLICHTING . . . . . . . . . . . . . . .109
Hoogteverstelling koplampen . . . . . . . . . . . . .109
ACCUSPAARFUNCTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . .110
RUITENWISSERS EN -SPROEIERS . . . . . . . . . .110
INTERVALSTAND . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111
RUITENSPROEIERS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111
MIST-FUNCTIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .111
KOPLAMPEN AAN BIJ INGESCHAKELDERUITENWISSERS (ALLEEN BESCHIKBAAR IN
COMBINATIE MET AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
VERSTELBARE STUURKOLOM . . . . . . . . . . . . .112
CRUISECONTROL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
INSCHAKELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .113
DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN . . . . .113
59
KOPLAMPEN AAN BIJ
INGESCHAKELDE
RUITENWISSERS (ALLEEN
BESCHIKBAAR IN
COMBINATIE MET
AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN)Als deze functie is ingeschakeld, gaan
de koplampen ongeveer 10 seconden
branden nadat de ruitenwissers zijn in-
geschakeld, wanneer de multifunctio-
nele hendel (aan de linkerzijde van de
stuurkolom) in de stand AUTO staat.
Wanneer de koplampen via deze func-
tie zijn ingeschakeld, gaan ze uit wan-
neer u de ruitenwissers uitschakelt.De functie Koplampen aan bij inge-
schakelde ruitenwissers kan worden
in- en uitgeschakeld via het elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC). Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Persoonlijke instellin-
gen (door de klant te programmeren
functies)" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.VERSTELBARE
STUURKOLOM
Met deze functie kunt u de stuurkolom
in de hoogte verstellen. U kunt de
stuurkolom ook in de lengte verstellen.
De hendel voor de lengte- en hoogte-
verstelling bevindt zich onder het stuur
aan het einde van de stuurkolom.Druk de hendel naar beneden om de
stuurkolom te ontgrendelen. Om de
stuurkolom in de hoogte te verstellen
beweegt u het stuur omhoog of om-
laag naar de gewenste positie. Om de
stuurkolom in de lengte te verstellen
trekt u het stuur naar buiten of duwt u
het naar binnen naar de gewenste po-
sitie. Trek de hendel omhoog totdat
deze volledig aangrijpt om de stuur-
kolom te vergrendelen.
WAARSCHUWING!
Verstel het stuur niet tijdens het
rijden. Verstellen van de stuurko-
lom tijdens het rijden of rijden als
de stuurkolom niet is vergrendeld,
kan ertoe leiden dat de bestuurder
de macht over het stuur verliest. Als
u deze waarschuwing niet opvolgt,
kan dit ernstig en zelfs dodelijk let-
sel tot gevolg hebben.
CRUISECONTROL
Indien ingeschakeld neemt de cruise-
control bij snelheden boven 40 km/u
de werking van het gaspedaal over.
De knoppen voor de cruisecontrol be-
vinden zich aan de rechterzijde van
het stuur.
Hendel voor lengte- en hoogteverstelling
Cruisecontrol-schakelaars
1 — ON/OFF 2 — RES +
4 — CANCEL 3 — SET -
112
OPMERKING: Om de correcte
werking te waarborgen, is de
cruisecontrol zodanig uitgevoerd
dat het systeem wordt uitgescha-
keld als u gelijktijdig meerdere
functies van de cruisecontrol be-
dient. Als dit gebeurt, kan het sys-
teem opnieuw in werking worden
gesteld door op de knop ON/OFF
van de cruisecontrol te drukken en
de gewenste snelheid opnieuw in
te stellen.
INSCHAKELEN
Druk op de knop ON/OFF. Het indi-
catielampje van de cruisecontrol gaat
branden in de instrumentengroep.
Druk nogmaals op de knop ON/OFF
om het systeem uit te schakelen. Het
indicatielampje van de cruisecontrol
gaat uit. Het systeem moet worden
uitgeschakeld wanneer het niet wordt
gebruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de cruisecon-
trol ingeschakeld te laten wanneer
u deze niet gebruikt. U kunt het
systeem dan per ongeluk instellen
en sneller rijden dan u wilt. U kunt
anders de controle over het stuur
verliezen en een ongeval veroorza-
ken. Laat het systeem altijd uitge-
schakeld als u het niet gebruikt.
DE GEWENSTE SNELHEID
INSTELLEN
Schakel de cruisecontrol in. Wanneer
de auto de gewenste snelheid heeft
bereikt, drukt u kort op de knop SET
(-). Laat het gaspedaal los. De auto
zal nu automatisch de gekozen snel-
heid handhaven.
OPMERKING: U mag pas op de
knop SET drukken als de auto met
een gelijkmatige snelheid op een
vlakke weg rijdt. UITSCHAKELEN
Als u het rempedaal licht indrukt, op
de knop CANCEL (annuleren) drukt
of normale remdruk uitoefent tijdens
het afremmen, wordt de cruisecontrol
uitgeschakeld zonder dat de inge-
stelde snelheid uit het geheugen wordt
gewist. Wanneer u op de knop ON/
OFF drukt of de contactschakelaar in
de stand OFF zet, wordt de ingestelde
snelheid uit het geheugen gewist.
SNELHEID HERVATTEN
Als u een eerder ingestelde snelheid
opnieuw wilt aanhouden, drukt u kort
op de knop RES (+). Dit is alleen
mogelijk als u met een snelheid boven
32 km/u rijdt.
INGESTELDE SNELHEID
AANPASSEN
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld,
kunt u de snelheid verhogen door op
de knop RES (+) te drukken. Als u de
knop ingedrukt houdt, wordt de inge-
stelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snel-
heid wordt dan ingesteld.
113
Als u eenmaal op de knop RES (+)
drukt, wordt de ingestelde snelheid
verhoogd met 2 km/u. Telkens wan-
neer u opnieuw kort op de knop
drukt, wordt de snelheid met 2 km/u
verhoogd.
Als u de snelheid wilt verlagen terwijl
de cruisecontrol is ingesteld, drukt u
op de knop SET (-). Als u de knop
SET (-) ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verlaagd
totdat u de knop loslaat. Laat de knop
los zodra de gewenste snelheid is be-
reikt. De nieuwe snelheid zal vervol-
gens worden ingesteld.
Als u eenmaal op de knop SET (-)
drukt, wordt de ingestelde snelheid
verhoogd met 2 km/u. Met ieder vol-
gend tikje op de toets verlaagt u de
snelheid met 2 km/u.
ACCELEREREN OM IN TE
HALEN
Trap het gaspedaal in op dezelfde
wijze als u normaal gesproken zou
doen. Wanneer u het pedaal loslaat,
keert de auto terug naar de ingestelde
rijsnelheid.Gebruik van de cruisecontrol op
hellingen
De versnellingsbak schakelt op hellin-
gen mogelijk terug om de ingestelde
snelheid van de auto te handhaven.
OPMERKING: De cruisecontrol
houdt de snelheid op hellingen en
bij afdalingen constant. Een kleine
snelheidsverandering op lichte
hellingen is normaal.
Op steile berghellingen kan de snel-
heid veel hoger of lager worden, waar-
door het in die gevallen beter is om
zonder cruisecontrol te rijden.
WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn
in situaties waar het systeem geen
constante snelheid kan aanhouden.
Uw auto kan gezien de omstandig-
heden te snel gaan, waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen
en mogelijk een ongeval veroor-
zaakt. Gebruik de cruisecontrol
nooit in druk verkeer of op boch-
tige, beijzelde, besneeuwde of an-
derszins gladde wegen.ELEKTRISCHE
AANSLUITCONTACTEN
In de auto zijn twee aansluitcontacten
van 12 volt (13 ampère) aanwezig.
Beide aansluitcontacten worden be-
veiligd door een zekering.
Het aansluitcontact bij het instru-
mentenpaneel, dat zich onder de be-
dieningselementen van de klimaatre-
geling bevindt, levert alleen
voedingsspanning wanneer de con-
tactschakelaar in de stand ON is ge-
zet. Dit aansluitcontact werkt ook als
sigarettenaansteker.
OPMERKING: Om het verwar-
mingselement te sparen, mag de
aansteker niet ingedrukt in de ver-
warmingstand worden gehouden.
Aansluitcontact instrumentenpaneel
114
dagteller om dit bericht tijdelijk uit te
schakelen. Om de indicator voor olie-
verversing (na periodiek onderhoud)
te resetten, volgt u de volgende stap-
pen:1. Zet de contactschakelaar in de
stand ON/RUN (maar start de mo-
tor niet).
2. Trap binnen 10 seconden drie
keer langzaam het gaspedaal volle-
dig in.
3. Zet de contactschakelaar in de
stand LOCK.
OPMERKING: Als het indicatie-
bericht wordt weergegeven wan-
neer u de motor start, is de indica-
tor voor olieverversing niet
gereset. Herhaal deze procedure
indien nodig. 4. Voor auto's met elektronisch
voertuiginformatiecentrum
(EVIC): raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)" voor meer infor-
matie hierover. 15. Controlelampje cruisecontrol
Dit lampje geeft aan dat de
cruisecontrol is ingeschakeld.
16. Resetknop kilometerteller/
dagteller
Dagkilometerteller
Druk deze knop kort in om te schake-
len van kilometerteller naar "Trip A".
Druk de knop een tweede maal kort in
om te schakelen naar "Trip B". Druk
de knop een derde maal kort in om
terug te gaan naar de kilometerteller.
Om de dagteller te resetten, laat u
eerst de dagteller weergeven die moet
worden gereset, "Trip A" of "Trip B".
Druk vervolgens de knop ongeveer 2
seconden in tot het 0 km wordt weer-
gegeven op het scherm. De kilometer-
teller moet in de dagtellermodus staan
om de dagteller te kunnen resetten.
17. Controlelampje elektronisch
gaspedaal (ETC)
Dit lampje wijst u op een
probleem met het elektroni-
sche gaspedaal (ETC). Als er een probleem wordt gedetecteerd,
gaat het lampje branden wanneer de
motor draait. Hoewel u, wanneer dit
lampje blijft branden, meestal nog
met de auto kunt rijden en niet ge-
sleept hoeft te worden, dient u toch zo
spoedig mogelijk uw erkende dealer te
bezoeken voor service.
Als het lampje bij draaiende motor
knippert, levert de motor mogelijk
minder vermogen, draait hij met een
verhoogd/onregelmatig stationair
toerental, moet meer kracht op het
rempedaal worden uitgeoefend en
moet uw auto mogelijk worden ge-
sleept. Raadpleeg dan onmiddellijk
uw dealer.
Het lampje gaat branden wanneer het
contact voor de eerste keer wordt in-
geschakeld en blijft ongeveer 15 se-
conden branden voor de gloeilamp-
controle. Dat is normaal. Als het
lampje niet gaat branden tijdens het
starten, moet u het systeem laten con-
troleren door een erkende dealer.
127
OPMERKING: De koppelomvor-
merkoppeling grijpt pas aan wan-
neer de transmissievloeistof en de
motorkoelvloeistof warm zijn
(normaal gesproken na 2 - 5 km
rijden). Omdat het motortoerental
hoger is wanneer de koppelomvor-
merkoppeling niet aangrijpt, kan
het lijken alsof de transmissie in
koude toestand niet naar over-
drive schakelt. Dat is normaal. Ge-
bruik van het AutoStick® schakel-
systeem wanneer de
versnellingsbak voldoende is op-
gewarmd, geeft aan dat de versnel-
lingsbak in en uit de overdrive kan
schakelen.
AUTOSTICK®
AutoStick® is een interactieve func-
tie, die handmatig schakelen mogelijk
maakt waardoor u meer controle over
de auto krijgt. Met AutoStick® kunt u
maximaal remmen op de motor, onge-
wenst op- of terugschakelen voorko-
men en de prestaties van de auto ver-
beteren. Met dit systeem heeft u ook
meer controle over de auto bij het
inhalen, bij het rijden in de stad, bijglad wegdek, in de bergen, het trek-
ken van een aanhangwagen en vele
andere situaties.
BEDIENING
Wanneer het schakelhendel in de
stand AutoStick® staat (onder de
stand DRIVE), kan hij heen en weer
worden bewogen. De bestuurder kan
zo handmatig de gewenste versnelling
kiezen. Door de schakelhendel naar
links (-) te bewegen, wordt terugge-
schakeld en naar rechts (+) wordt op-
geschakeld. De huidige versnelling
wordt weergegeven in de instrumen-
tengroep.
OPMERKING: In de stand
AutoStick® schakelt de versnel-
lingsbak op of terug wanneer de
bestuurder de schakelhendel naar
rechts (+) of naar links (-) beweegt,
tenzij dit leidt tot stotteren of een
te hoog toerental van de motor. De
versnellingsbak blijft in de geko-
zen versnelling totdat naar een ho-
gere of lagere versnelling wordt ge-
schakeld, met uitzondering van de
onderstaande situaties.
De versnellingsbak schakelt auto-
matisch terug naar de eerste ver-
snelling wanneer de auto tot stil-
stand komt. Na stilstand moet de
bestuurder handmatig opschakelen
(+) tijdens het optrekken.
U kunt in elke versnelling behalve de hoogste vanuit stilstand wegrij-
den. Als u kort op (+) drukt (bij
stilstand) kunt u wegrijden in de
tweede versnelling. Wegrijden in de
tweede versnelling is zinvol als het
wegdek glad is door sneeuw of ijs.
Indien nodig schakelt de transmis- sie automatisch op om te hoge mo-
tortoerentallen te voorkomen.
Als door terugschakelen het maxi- mum motortoerental wordt over-
schreden, vindt het terugschakelen
pas plaats wanneer dit veilig voor
de motor mogelijk is.
Maak geen gebruik van de cruise- control als AutoStick® is
ingeschakeld.
Het schakelen van de transmissie valt meer op als AutoStick® is
ingeschakeld.
162
Elektrische bediende spiegels. . . . .73
Elektrische kofferdekselontgrendeling . . . . .22
Elektrische portiervergrendeling . . .20
Elektrische spiegels, buiten . . . . . . . . . . . . . . . . . .73
Elektronische snelheidsregeling (cruisecontrol) . . . . . . . . . . . .112
Elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESP) . . . . . . . . . . . . . . . . . .171
Elektronisch voertuiginformatiecen- trum (EVIC) . . . . . . . . . . . . .132
Ethanol . . . . . . . . . . . . . . . . . .182
Filters, airco . . . . . . . . . . . . . .149, 212
automatische
versnellingsbak . . . . . . . . . . .223
luchtfilter . . . . . . . . . . . . . . .210
motorolie . . . . . . . . . . .210, 236
oliefilter afvoeren . . . . . . . . .210
Functies van het instrumentenpaneel . . . . . . . . .121
Gebruiksaanwijzing (instructieboekje) . . . . . . . . . . . .6
Geheugen (stoel met geheugenfunctie) . . . . . . . . . .102
Geluidsinstallatie (radio) . . . . . . .140
Geluidsinstallaties . . . . . . . . . . .140 Gevaar,
rijden door stromend, opkomend,
of ondiep stilstaand water . . . .164
Gevarenknipperlichten . . . . . . . .190
Geïntegreerde voedingsmodule (zekeringen) . . . . . . . . . . . . . .228
Gordelsystemen . . . . . . . .24, 37, 40
Gordelsystemen (sedan) . . . . . .36, 37
Gordelverankering, kinderzitje . . . .48
Grip . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .163
Grootlichtschakelaar/ dimlichtschakelaar . . . . . . . . .108
Handrem . . . . . . . . . . . . . . . . .165
Handsfree telefoon (Uconnect™) . .74
Hoofdcilinder (remmen) . . . . . . .220
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . .102
Indicatielampje, Elektronisch Stabiliteitsprogramma
(ESP) . . . . . . . . . . . . . . . . .172
tractiecontrole . . . . . . . . . . .172
Indicatielampje Olie verversen . . . . . . . . . . . .126, 134
Indicatielampje Olie verversen, resetten . . . . . . . . . . . . .126, 134
Informatiecentrum, voertuig . . . . .132
Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4
Inrijden van nieuwe auto, aanbevelingen . . . . . . . . . . . . .52 Inrijperiode nieuw voertuig
. . . . . .52
Instapruimte, verlicht . . . . . . . . . .17
Instapverlichting . . . . . . . . . . . . .17
Instelbare stuurkolom . . . . . . . . .112
Instellingen, persoonlijk . . . . . . . .138
Instructieboekje (gebruiksaanwijzing) . . . . . . . . . .6
Instrumentengroep . . . . . . .122, 123
Instrumentenpaneel en bedieningsinstrumenten . . . . . .121
Instrumentenpaneel, reinigen . . . .225
Interieurverlichting . . . . . . . . . . .109
Interieur, verzorging en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . .225
Intervalstand ruitenwissers (intervalschakeling van de
ruitenwissers) . . . . . . . . . . . . .111
Kaart-/leeslampen . . . . . . . . . . .109
Kalibreren, kompas . . . . . . . . . .135
Kantelbare rugleuning passagiersstoel (Easy Entry System) . . . . . . . .102
Keuze van koelvloeistof (antivries) . . . . . . . . . . .217, 236
Kilometerteller . . . . . . . . . . . . . .126
Kilometerteller, dagteller . . . . . . . . . . . .126, 127
Kinderstoeltje . . . .43, 46, 47, 49, 50
Kinderstoeltje, gordelverankering . . . . . . . .48, 49
250
Kinderzitje. . . . . . . . . . . . . .43, 46
Kinderzitjes . . . . . . . . . . . . . . . . .43
Klimaatregeling . . . . . . . . . . . . .141
Klok instellen . . . . . . . . . . . . . .140
Knie-airbag . . . . . . . . . . . . . . . . .34
Knipperlichten . . . . . . . . . . . . . .190
Knipperlichten, richtingaanwijzer . . .55, 108, 234waarschuwingsknipperlichten
. .190
Koelmiddel . . . . . . . . . . . . . . . .212
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . .216
Koelsysteem, aftappen, spoelen, bijvullen . . .217
(antivries) kloelvloeistof
bijvullen . . . . . . . . . . . . . . .218
belangrijke punten . . . . . . . .219
controle . . . . . . . . . . . . . . . .219
dop . . . . . . . . . . . . . . . . . . .218
inhoud koelvloeistofreservoir . .235
keuze van de koelvloeistof
(antivries) . . . . . . .217, 235, 236
koelvloeistofpeil . . . . . . .217, 219
oude koelvloeistof afvoeren . . .218
radiateurdop . . . . . . . . . . . .218
Koelvloeistof (antivries) bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . .218
Koelvloeistofdop (radiateurdop) . .218
Kofferdeksel . . . . . . . . . . . . . . . .22 Kofferdeksel, elektrische
ontgrendeling . . . . . . . . . . . . . .22
Kompas . . . . . . . . . . . . . . . . . .135
Kompasafwijking . . . . . . . . . . . .135
Kompas, afwijkingen . . . . . . . . .135
Kompas kalibreren . . . . . . . . . . .135
Koolstofmonoxide, waarschuwing . .53
Koplampen . . . . . . . . . . . .106, 232
Koplampen, automatisch . . . . . . . . . . . . .106
grootlicht . . . . . . . . . . . . . . .131
grootlichtschakelaar/
dimlichtschakelaar . . . . . . . .108
inschakelen met
ruitenwissers . . . . . . . . .106, 112
lichtsignaal . . . . . . . . . . . . .109
lichtverklikker . . . . . . . . . . .106
reinigen . . . . . . . . . . . . . . . .225
schakelaar . . . . . . . . . .105, 106
uitschakelvertraging . . . . . . .107
verstellen . . . . . . . . . . . . . . .109
vertraging . . . . . . . . . . . . . .107
vervangen . . . . . . . . . . . . . .232
Lakonderhoud . . . . . . . . . . . . . .223
Lampen . . . . . . . . . . . . . . .55, 232
Lampen, vervangen . . . . . . . . . . . . . .232
Lampen, verlichting . . . . . . .55, 232 Lampen vervangen
. . . . . . . . . . .232
Lampje cruisecontrol . . . . . . . . .127
Lampjes Indicatielampje grootlicht . . . .131
Lane Change Assist . . . . . . . . . .108
LATCH-systeem (Onderste bevesti- gingspunten en -banden voor
kinderzitjes) . . . . . . . . . . . .48, 49
Lekken, vloeistof . . . . . . . . . . . . .55
Levensduur van banden . . . . . . .176
Lichtsignaal . . . . . . . . . . . . . . .109
Lights (Verlichting) . . . . . . . .55, 105
Loodvrije benzine . . . . . . . . . . . .182
Luchtfilter, motor (luchtreinigingsfilter motor) . . .210
Make-upspiegeltjes . . . . . . . . . . . .74
Meters, brandstof . . . . . . . . . . . . . . .123
kilometerteller . . . . . . . . . . .126
koelvloeistoftemperatuur . . . .123
toerenteller . . . . . . . . . . . . . .125
Methanol . . . . . . . . . . . . . . . . .182
Methanolbrandstof . . . . . . . . . . .182
Mini-boordcomputer . . . . . . . . . .134
Mistlampen . . . . . . . .108, 128, 233
Mistlampen, onderhoud . . . . . . . .233
Mobiele telefoon . . . . . . . . . .74, 141
251